24 627
Instelling van een vast college van advies op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening (Wet op de Raad voor de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Het voorliggende wetsvoorstel beoogt de instellling van een adviescollege «nieuwe stijl» op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening. Het wetsvoorstel is onderdeel van de wetgeving die de vorm geeft aan de inrichting van het nieuwe adviesstelsel per 1 januari 1997. Op grond van de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel zullen de bestaande adviescolleges, behoudens twee uitzonderingen, op die datum worden opgeheven dan wel van hun adviestaken worden ontheven (zie Kamerstukken II 1994/95, 24 232, nrs. 1–3). Met ingang van genoemde datum worden – ingevolge de voornemens van de regering – de wetten ter inrichting van het nieuwe adviesstelsel van kracht. De thans in voorbereiding zijnde Kaderwet adviescolleges is een van de wetten ter inrichting van het nieuwe stelsel. Die wet zal algemene regels bevatten met betrekking tot de inrichting, bevoegdheid, instelling, samenstelling en werkwijze van de nieuwe adviescolleges alsmede het werkprogramma, de standpuntbepaling over de adviezen en enkele andere daarmee samenhangende onderwerpen. Het onderhavige wetsvoorstel betreffende de Raad voor de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening kan aldus beperkt blijven tot de instelling, naam, taak en omvang van de nieuwe raad.

Beleidsterrein

In de eerste voortgangsrapportage (Kamerstukken II 1993/94, 23 725, nr. 1) over de herziening van het adviesstelsel worden de grote beleidsvelden geschetst waarvoor naar verwachting externe advisering door een permanent adviesorgaan in de regel niet kan worden gemist. Als een zelfstandig te benoemen beleidsveld wordt het beleidsterrein volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening, voorlopig als werkaanduiding, genoemd. Deze aanduiding is in mijn brief van 12 juni 1995 (Kamerstukken II 1994/95, 24 218, nr. 1, blz. 4) vervolgens toegespitst op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening. Hier vallen overigens ook gebieden onder, die raakvlakken hebben met de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening, het zogenaamde facetbeleid.

Taakomschrijving

Zoals ook aangegeven in mijn eerdergenoemde brief van 12 juni 1995 behoort de volksgezondheid in zijn volle breedte en in alle aspecten tot het domein van de Raad: preventie, gezondheidsbescherming en zorg alsmede de instrumenten zoals verzekeringen, planning, financiering en opleidingen. Tot het domein van de Raad behoort voorts de zorggerelateerde dienstverlening. Hiermee wordt gedoeld op dienstverlenende activiteiten waarbij het zorgelement een belangrijke rol speelt.

Ook het facetbeleid speelt een rol. Het facetbeleid betreft het raakvlak tussen de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening en andere beleidsterreinen waarbinnen zich de determinanten van gezondheid bevinden. Hierbij valt te denken aan de wisselwerking tussen gezondheidstoestand en zorgvoorzieningen enerzijds en andere omstandigheden anderzijds, zoals voeding, arbeid of werkloosheid, veiligheid en onderwijs. Overigens zal dan steeds per adviesverzoek worden bezien of het verzoek alleen zal worden gericht tot de Raad voor de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening of dat het verzoek mede aan een ander adviescollege zal worden gedaan. In dat laatste geval ligt het voor de hand de betrokken adviescolleges te verzoeken gezamenlijk advies uit te brengen. In de voorgestelde Kaderwet adviescolleges is voor een zodanige situatie een regeling getroffen.

De Raad zal zich richten op strategische beleidsadvisering op hoofdlijnen in een vroege fase van de beleidscyclus op het hiervoor geschetste terrein. Hoofdlijn van beleid betekent in ieder geval dat het desbetreffende onderwerp betrekking moet hebben op de middellange termijn – dit sluit niet uit dat zulks ook implicaties kan hebben voor de lange termijn – en relevant moet zijn voor de politiek. De eis van politieke relevantie van het advies impliceert dat de minister in het adviesverzoek kan aangeven waarvoor het advies wordt gebruikt, wat eventueel de bandbreedte is waarbinnen het uit te brengen advies zich bij voorkeur heeft te begeven en in welke context het adviesverzoek te plaatsen valt.

Samenstelling

Het is de bedoeling dat de Raad breed georiënteerd is en bestaat uit negen onafhankelijke deskundige leden. De keuze voor het aantal raadsleden (acht plus de voorzitter) is gemaakt op basis van een globale analyse van de adviesbehoefte en de wens om het aantal leden beperkt te houden. Voor de negen raadsleden wordt uitgegaan van een tijdsbeslag van in principe één dag per week.

De gewenste onafhankelijkheid van de leden van de Raad verdraagt zich niet met een recht van voordracht van (koepel)organisaties noch met een expliciet vereiste rond het tot uiting laten komen van maatschappelijke en politieke opvattingen. De leden worden benoemd op basis van een profielschets. De profielen te zamen bestrijken het totale beleidsterrein van de Raad.

Financiële gevolgen en ondersteuning

De uitgaven die worden gedaan in verband met de taakuitoefening door de Raad, die geen rechtspersoonlijkheid bezit, betreffen de normale begrotingsuitvoering en komen ten laste van de begroting van het (beherende) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voor het jaar 1997 is f 4,8 miljoen gulden beschikbaar.

Het secretariaat van de Raad zal, gegeven de breedte van het domein van de Raad en het beperkte aantal leden ervan, inhoudelijke ondersteuning moeten kunnen geven, welke ondersteuning dus van meer dan louter technisch-administratieve aard zal zijn. Hoewel de adviesbehoefte voor 1997 en volgende jaren nu nog niet aan te geven valt, mag er, op basis van de adviesverzoeken aan de voorlopige raad voor 1995/1996, van uit worden gegaan dat het daarbij om ± 20 adviesverzoeken gaat. Het beperkte aantal leden van de Raad en hun beperkte beschikbaarheid alsmede de te verwachten omvang van het werkprogramma leiden tot een formatieve omvang van naar schatting 30 volledige arbeidsplaatsen. In het budget is daar rekening mee gehouden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

E. Borst-Eilers

Naar boven