24 619
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de bevordering van de kwaliteit en de studeerbaarheid van het onderwijs

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 april 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I onderdeel E komt te luiden:

E

In artikel 9.16, eerste lid, worden onder verlettering van de onderdelen h tot en met j tot j tot en met l, twee nieuwe onderdelen h en i ingevoegd, luidende:

h. het vaststellen van de regeling, bedoeld in artikel 7.51, vierde lid,

i. het vaststellen van het studentenstatuut, bedoeld in artikel 7.59,.

B

Artikel I onderdeel F komt te luiden:

F

Artikel 10.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel e vervalt het woord «en».

2. Aan het slot van onderdeel f wordt de punt vervangen door een komma, waarna wordt toegevoegd: en.

3. Toegevoegd wordt een onderdeel g, luidende:

g. de regeling, bedoeld in artikel 7.51, vierde lid.

C

Artikel II vervalt.

D

Artikel III wordt vernummerd tot artikel II en komt te luiden:

ARTIKEL II

1. Artikel 2.7a van de Wet op het hoger onderzoek en wetenschappelijk onderzoek vervalt.

2. In de inhoudsopgave van de in het eerste lid genoemde wet vervalt artikel 2.7a tezamen met het opschrift daarvan.

E

Na artikel II wordt een artikel III ingevoegd, luidende:

ARTIKEL III

Voor de toepassing van artikel 7.51 van de Wet op het hoger onderzoek en wetenschappelijk onderzoek wordt met een student als bedoeld in het eerste lid onderdeel c van genoemd artikel gelijkgesteld een student als bedoeld in artikel VI van de wet van 28 maart 1996 (Stb. 226), zoals dit artikel is gewijzigd bij de wet van 28 maart 1996 (Stb. 227).

F

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

1. Deze wet treedt met uitzondering van de artikel I onderdelen B en C, artikel II en artikel III in werking met ingang van 1 september 1996. Artikel I onderdelen B en C en artikel III treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

2. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven op of na 1 september 1996, treedt deze wet met uitzondering van artikel I onderdeel B en artikel II in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. Artikel I onderdeel B treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juli 1996. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Toelichting

Onderdeel A

Verwezen wordt naar de nota naar aanleiding van het verslag waarin op deze materie is ingegaan.

Onderdelen B en C

Deze wijzigingen vloeien voort uit de verheffing tot wet van wetsvoorstel 23 944 (bestuursorganisatie van en medezeggenschap in hogescholen) en de inwerkingtreding van die wet.

Onderdeel D

Deze wijziging is uitsluitend van technische aard.

Onderdeel E

Deze wijziging strekt er toe dat artikel 7.51 van de WHW ook van toepassing zal zijn op de studenten die reeds voor 1991 met hun studie zijn aangevangen, en op dit moment aanspraak konden doen gelden op een afstudeerfondsregeling. Zonder de voorgestelde wijziging zou hierover misverstand kunnen bestaan door het recentelijk afschaffen van de inschrijvingsduurmeting door de wet van 28 maart 1996 (Stb. 226). Het artikel waarnaar wordt verwezen, begrenst nauwkeurig de studiefinancieringsaanspraken van deze studenten.

Onderdeel F

Met betrekking tot artikel IV, tweede lid, wordt opgemerkt dat de terugwerkende kracht ten aanzien van artikel 2.7a van de WHW wenselijk is in verband met de verlening van een basis voor de toekenning van de aanvullende rijksbijdrage.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven