nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van
het openbaar bestuur (Wet op de Raad voor het openbaar bestuur).
De memorie van toelichting, die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Lech
19 februari 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college
van advies in te stellen op het terrein van het openbaar bestuur en dat het
in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke
bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
1. Er is een Raad voor het openbaar bestuur.
2. De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden.
Artikel 2
De Raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal
te adviseren over de inrichting en het functioneren van het openbaar bestuur
met het oog op het vergroten van zijn doeltreffendheid en doelmatigheid
en met bijzondere aandacht voor de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Artikel 4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Raad voor het openbaar bestuur.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken,