A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 14 december
1995 en het nader rapport d.d. 7 februari 1996, aangeboden aan de Koningin
door de Minister van Binnenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 1995, no. 95.007250, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, bij de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting
tot wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning
van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 oktober 1995,
no. 95.007250, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State, zijn advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 14 december 1995, no. W04.95.0534, bied ik U hierbij
aan.
1. Het wetsvoorstel strekt er volgens de toelichting toe de wetgeving
in technisch opzicht aan te passen aan artikel 6, eerste lid, van de Grondwet
door invoering van de term levensovertuiging naast godsdienstige gezindheid.
Het is de Raad van State opgevallen dat in de artikelen XI, XII, XIII
XIV en XV naast de reeds bestaande termen «levensbeschouwelijke en maatschappelijke
waarden» onderscheidenlijk «stromingen» de termen godsdienstige
waarden respectievelijk stromingen worden ingevoerd.
De Raad wijst erop dat dit strikt genomen geen sequeel is van artikel
6, eerste lid, van de Grondwet. In de toelichting dient hierop te worden ingegaan.
1. Het wetsvoorstel heeft tot doel de wetgeving in overeenstemming te
brengen met artikel 6, eerste lid, van de Grondwet. Dit betekent onder meer
dat waar in de wetgeving slechts melding wordt gemaakt van één
der in die bepaling genoemde vrijheden – godsdienst óf levensovertuiging –,
beide dienen te worden genoemd. In lijn met dit uitgangspunt wordt in de artikelen
XI tot en met XV van het wetsvoorstel voorgesteld de zinsnede «levensbeschouwelijke
en maatschappelijke waarden en stromingen» uit te breiden met «godsdienstige
waarden en stromingen». Anders dan de Raad meent, is hier wel degelijk
sprake van een sequeel van artikel 6, eerste lid, van de Grondwet. Ter verduidelijking
van het een en ander is de memorie van toelichting op dit punt aangepast.
2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de
bij het advies behorende bijlage.
2. De redactionele kanttekeningen van de Raad ten aanzien van de artikelen
II en V zijn overgenomen.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
W. Scholten
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 14 december 1995,
no. W04.95.0534, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging
geeft.
– In artikel II, onder 1, «op de godsdienstige gezindheid
of levensovertuiging van de minderjarige» vervangen door: op de godsdienstige
gezindheid of de levensovertuiging van de minderjarige.
– In artikel V «nationale, etnische groep dan wel een groep
behorend tot een bepaald ras» vervangen door: nationale of etnische
groep, een groep behorend tot een bepaald ras, dan wel.