24 614
Wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 9 mei 1996

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen door de regering tijdig beantwoord zullen zijn, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Algemeen

In de memorie van toelichting wordt in een aparte paragraaf (2) aandacht besteed aan de terminologie. De voor de onderhavige wet belangrijkste termen worden genoemd. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de definiëring van enkele van de kernbegrippen echter nogal wat te wensen overlaat. Zo blijft een duidelijke begripsbepaling van de woorden «levensovertuiging» en «levensbeschouwing» achterwege. Deze leden vinden dit een ongewenste lacune, die vele vragen oproept. Wat valt nu bijvoorbeeld wel of niet onder «levensbeschouwelijk vormingsonderwijs»?

De memorie van toelichting meldt verder (paragraaf 3) dat de wetgeving in een aantal gevallen geen aanpassing behoeft. Sommige bepalingen blijven ongewijzigd omdat ze betrekking hebben op gevallen die specifiek zijn voor het belijden van de godsdienst. Het betreft dan «veelal» bepalingen die betrekking hebben op het kerkelijk huwelijk. De leden van de PvdA-fractie willen graag van de regering weten of er ook andere gevallen zijn waarin bepalingen ongewijzigd worden gelaten, en zo ja om welke gevallen dit gaat.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Zij hebben zich erover verbaasd dat dit voorstel tot aanpassing van de wetgeving aan een zo belangrijke wijziging van de Grondwet 13 jaar op zich heeft laten wachten. Kan de regering deze posterioriteit toelichten?

De regering wijst erop dat het wetsvoorstel de rechtspraktijk formaliseert waarbij reeds thans rekening wordt gehouden met iemands levensovertuiging ook als de wet slechts spreekt van godsdienst. De leden van de CDA-fractie vragen of deze praktijk, die zij op zichzelf toejuichen, zich verdraagt met artikel 140 van de Grondwet, volgens hetwelk bestaande wetten die in strijd zijn met een verandering in de Grondwet, gehandhaafd blijven, totdat daarvoor overeenkomstig de Grondwet een voorziening is getroffen.

De leden van de CDA-fractie zijn minder gelukkig met de uitwerking die de regering voorstelt aan artikel 6 van de Grondwet te geven. Artikel 6 beschermt ieders recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden. De aanpassing van de wetgeving dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de tekst van de Grondwet. Dat betekent dat bij voorkeur de term «levensovertuiging» dient te worden gebruikt en niet «levensbeschouwing» of een daarvan afgeleid woord. «Levensbeschouwing» kan zowel slaan op een godsdienst als op een levensovertuiging. Zo kan men spreken van de calvinistische of van de humanistische levensbeschouwing (zie de Grote Van Dale).

Dat «levensbeschouwelijk» niet alleen betrekking heeft op levensovertuiging blijkt uit de term «levensbeschouwelijke waarden» in de onderwijswetgeving, die ook godsdienstige waarden betreft. In de artikelen XI tot en met XV van het wetsvoorstel stelt de regering voor «levensbeschouwelijk» uitsluitend te laten slaan op levensovertuiging. Daarmee beperkt zij de huidige ruime betekenis.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de term «levensbeschouwelijk vormingsonderwijs», omdat deze term, zoals de regering terecht stelt, is ingeburgerd.

Om de wetgeving zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de grondwettelijke terminologie zouden de leden van de CDA-fractie gaarne het oordeel van de regering vernemen over de volgende wijzigingen:

– In artikel III wordt «politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen» vervangen door: (actuele) onderwerpen van (economie,) politiek, godsdienst of levensovertuiging.

– In de artikelen IV, onderdelen 2 en 4, VI en VII wordt «godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging» vervangen door: godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid.

– In artikel VIII wordt «godsdienstige, levensbeschouwelijke of staatkundige overtuiging» vervangen door: godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid.

– In de artikelen X, onderdeel 7, XI, XII, XIII en XIV wordt «met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden» vervangen door: waarden van godsdienst of levensovertuiging en maatschappelijke waarden.

– In artikel XV wordt «voorkomende godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke stromingen» vervangen door: stromingen van godsdienst of levensovertuiging of maatschappelijke stromingen.

– In artikel XIX wordt «kerkelijke diensten dan wel godsdienstige of levensbeschouwelijke plechtigheden» vervangen door: kerkelijke diensten dan wel plechtigheden van godsdienst of levensovertuiging.

– In artikel XXIII worden de woorden «een godsdienst te belijden of levensovertuiging te bezitten» vervangen door: een godsdienst of levensovertuiging te belijden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat strekt tot wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht.

Deze leden memoreren dat sinds 1983 de Grondwet naast de vrijheid van godsdienst ook expliciet de vrijheid van levensovertuiging als een grondrecht erkent. Dat is de reden dat de wetgeving in overeenstemming moet worden gebracht met artikel 6, eerste lid, van de Grondwet. De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom zo lang is gewacht met het indienen van het onderhavige wetsvoorstel. Inmiddels is namelijk dertien jaar verstreken sinds de Grondwetsherziening van 1983 inwerking is getreden. Wat is de reden dat het onderhavige wetsvoorstel onlangs is ingediend en niet eerder?

In hoofdstuk V, artikel XXII, wordt voorgesteld de Winkelsluitingswet 1976 aan te passen. De leden van de VVD-fractie wijzen erop, dat binnenkort (naar alle waarschijnlijkheid per 1 juni 1996) de Winkeltijdenwet inwerking zal treden. De Winkelsluitingswet 1976 zal dan vervallen. De leden van de VVD-fractie vragen of het noodzakelijk is een wijziging van de Winkelsluitingswet 1976 in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen. Te meer daar in de memorie van toelichting is gesteld dat geen aanpassing zal worden voorgesteld als een bepaling door de totstandkoming van een nieuwe wet zal worden ingetrokken. Of zal alsnog een nota van wijziging worden ingediend? De leden van de VVD-fractie krijgen daarop gaarne een reactie van de regering.

2. Artikelen

Artikel I

Het woordje «de» voor «levensovertuiging» dient volgens de leden van de CDA-fractie te vervallen.

Artikel XVI

De leden van de CDA-fractie vragen of de omschrijving van «een genootschap op geestelijke grondslag of een zelfstandig onderdeel daarvan» wel spoort met artikel 2: 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat wel zelfstandige onderdelen van kerkgenootschappen kent, maar niet die van het ruimere «genootschappen op geestelijke grondslag».

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+) en Van Oven (PvdA).

Naar boven