nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2000
Deze brief heeft tot doel een onduidelijkheid weg te nemen bij de toepassing
van de risicobenadering overeenkomstig de door ondergetekenden aan uw Voorzitter
toegezonden Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (TK 1995–1996,
24 611), verder te noemen de Nota RNVGS. Directe aanleiding voor deze
brief vormt de uitspraak van de Afdeling bestuurs- rechtspraak van de Raad
van State inzake de Kortsluitroute (E01.97.0319), als onderdeel van de Betuweroute.
Gebleken is dat de toepassing van de Nota RNVGS in de praktijk, zoals bij
de besluitvorming omtrent nieuwe infrastructuur of bij de besluitvorming over
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van een bestaande transportas,
niet altijd probleemloos verloopt.
In de Nota RNVGS, die eertijds tot stand is gekomen in nauw overleg met
een groot aantal betrokken organisaties en belanghebbenden, is vastgelegd
dat de risicobenadering bij de besluitvorming voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen zal worden toegepast. Voorts zijn daarbij de aan te houden normen
voor het zogenaamde individuele risico en het groepsrisico opgenomen. Voor
de toetsing aan de norm voor het individueel risico is de kwetsbaarheid van
de omgeving relevant. Deze wordt bepaald door de (potentiële) aanwezigheid
van kwetsbare bestemmingen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kwetsbare
en minder kwetsbare bestemmingen. De norm voor het individueel risico voor
minder kwetsbare bestemmingen is minder stringent.
Bij het opstellen van de Nota RNVGS is ervoor gekozen om bij de definiëring
van kwetsbare bestemmingen te verwijzen naar reeds bestaand beleid voor stationaire
situaties (inrichtingen) (paragraaf 5.1.2). Doel hierbij was om eventuele
veranderingen van de lijsten van kwetsbare bestemmingen die in het beleid
voor inrichtingen worden gehanteerd, waar mogelijk te laten doorwerken in
het risicobeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Aldus is een consistentie in beleid gewaarborgd. De Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State heeft in bovengenoemde uitspraak een kantoorgebouw bestemd
voor minder dan 50 personen, vanuit de nota RNVGS geïnterpreteerd als
een kwetsbare bestemming. Dit vloeit vermoedelijk voort uit het feit dat kantoorgebouwen
elders (paragraaf 2) als een illustratief voorbeeld van een kwetsbare
bestemming zijn vermeld, zonder dat op die plaats in de tekst onderscheid
is gemaakt tussen kantoren voor 50 of minder personen en grotere kantoren
met meer dan 50 personen.
Ten aanzien van de vraag in welke gevallen een bestemming als een kantoorgebouw
als minder kwetsbaar moet worden beschouwd, kan het volgende worden opmerkt.
In de nota wordt voor de betekenis van het begrip kwetsbare bestemmingen
verwezen naar het beleid voor stationaire installaties (5.1.2, laatste zinsnede
van de Nota RNVGS). Dit beleid is onder meer neergelegd in de regelgeving
voor activiteiten met LPG op grond van de Wet milieubeheer, zoals het Besluit
LPG-tankstations milieubeheer, en in de door de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ondertekende circulaires voor het transport
van aardgas («zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen»),
26 november 1984, kenmerk DGMH/B nr. 0104004 en brandbare vloeistoffen («bekendmaking
van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare
vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie»), VROM00621/491 (ISBN
8475/136). Steeds worden daarin bestemmingen als kantoorgebouwen bestemd voor
meer dan vijftig personen als kwetsbaar beschouwd. (Overigens wordt een redenatie
met dezelfde conclusie ook gevolgd bij restaurants en hotels) Indien deze
zijn bestemd voor vijftig of minder personen, dan moeten zij als minder kwetsbaar
worden beschouwd. Zo is het begrip kwetsbaar in de Nota RNVGS ook bedoeld
te gelden. De capaciteit van de vaste gebruikers (zoals werknemers) van (kantoor)bestemming
is daarbij bepalend. Met incidentele aanwezigheid in een (kantoor)gebouw,
zoals van bezoekers, wordt geen rekening gehouden.
Overigens zijn wij voornemens de nota risiconormering vervoer gevaarlijke
stoffen te verwerken in beleidsregels. Daarmee kan de status van de risicobenadering
en de toepassing van de risicobenadering in de bestuurlijk-juridische praktijk
verder worden verbeterd en waar mogelijk worden versterkt.
Van de totstandkoming van de beleidsregels zal de Kamer te zijner tijd
door ondergetekenden worden geïnformeerd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk