24 606
Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een bejaardenoord, in de aanspraken op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en tijdelijke regeling van de subsidiëring van bejaardenoorden door de Ziekenfondsraad (Overgangswet bejaardenoorden)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 februari 1996 en het nader rapport d.d. 9 februari 1996, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 30 november 1995, no. 95.008337, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een bejaardenoord, in de aanspraken op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en tijdelijke regeling van de subsidiëring van bejaardenoorden door de Ziekenfondsraad (Overgangswet bejaardenoorden).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 november 1995, nr. 95.008337, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 februari 1996, nr. W13.95.0642, bied ik U hierbij aan.

1. Blijkens paragraaf 7 van de memorie van toelichting sluit het wetsvoorstel voor bejaardenoorden de mogelijkheid niet uit naast de geïndiceerde ook diens partner (die zelf niet over een indicatie tot opname beschikt) op te nemen. Deze betaalt de kosten van het verblijf (huisvesting, voeding, service etc.) aan het bejaardenoord. De bijdrage van partners die reeds voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel in het bejaardenoord verbleven, zal worden vastgesteld op basis van de eigen bijdrageregeling voor geïndiceerden.

De Raad van State acht het van grote betekenis dat partners desgewenst zolang mogelijk samenblijven. Hij is van oordeel dat de nieuwe regeling alleen kan worden aanvaard, indien zij dit samenblijven niet meer belemmert dan de thans geldende, voor reeds in het bejaardenoord verblijvenden te continueren, regeling. Betrokkenen zullen in voorkomend geval aanspraak moeten kunnen maken op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet.

De Raad adviseert hieromtrent in de toelichting duidelijkheid te verschaffen.

1. De Raad van State acht het van grote betekenis dat partners desgewenst zolang mogelijk samenblijven. Hij is van oordeel dat de nieuwe regeling alleen kan worden aanvaard, indien zij dit samenblijven niet meer belemmert dan de thans geldende, voor reeds in het bejaardenoord verblijvenden te continueren, regeling. Betrokkenen zullen naar de mening van de Raad in voorkomend geval aanspraak moeten kunnen maken op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet. De Raad adviseert hieromtrent in de toelichting duidelijkheid te verschaffen.

De opmerkingen van de Raad zijn mede aanleiding geweest om het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te passen. De opvatting van de Raad dat betrokkenen in voorkomend geval aanspraak moeten kunnen maken op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet is vooralsnog niet gevolgd. In artikel 7 van het wetsvoorstel is thans bepaald, dat subsidie eveneens verleend wordt ten behoeve van partners van personen die op duurzaam verblijf en verzorging in een bejaardenoord zijn aangewezen. De hoogte van de bijdragen voor een echtpaar of een daarmee vergelijkbaar samenlevingsverband zal zodanig worden geregeld, dat opname in een bejaardenoord van een niet-geïndiceerde partner in een bejaardenoord geen financiële belemmering is. Uiterlijk op 1 januari 2001 wordt voorgesteld de zorg, verleend in bejaardenoorden, een aanspraak op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten te laten zijn. Ook vanaf dat tijdstip zal de opname van een partner in een bejaardenoord financieel gezien mogelijk moeten blijven. De wijze waarop dit kan gebeuren wordt nog bezien.

2. Blijkens de toelichting op artikel 23 van het wetsvoorstel ligt het in de bedoeling dienstverlening als bedoeld in de artikelen 2b en 2c van de Wet op de bejaardenoorden onder te brengen in een zorgvernieuwingsfonds en subsidiabel te stellen via een subsidieregeling van de Ziekenfondsraad.

De Raad wijst erop dat op grond van artikel 4.2.1.3 van het wetsvoorstel derde tranche Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II, 23 700) de vorenbedoelde regeling een wettelijke grondslag zal behoeven. Het college adviseert aan dit aspect aandacht te besteden in een aanvulling van de toelichting.

2. Naar aanleiding van de toelichting op artikel 23 van het wetsvoorstel, wijst de Raad er terecht op dat op grond van artikel 4.2.1.3. van het wetsvoorstel derde tranche Algemene wet bestuursrecht de bedoelde subsidieregeling van de Ziekenfondsraad een wettelijke basis behoeft. Aan het advies van de Raad om aan dit aspect aandacht te besteden in een aanvulling op de toelichting is gevolg gegeven.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekening van de Raad om in artikel 45 (nieuw artikel 50) de verwijzingen naar artikel 39, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, onderdelen i en j, te herzien is niet overgenomen. Kennelijk is door de Raad over het hoofd gezien dat in artikel 28 van het wetsvoorstel artikel 39 van de Wet financiering volksverzekeringen reeds gewijzigd was. De overige redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt.

4. De aan de Raad van State voorgelegde tekst van het wetsvoorstel bevatte bepalingen tot wijziging van bij de Staten-Generaal ingediende wetsvoorstellen. Een aantal hiervan is inmiddels tot wet verheven en in het Staatsblad geplaatst. In verband hiermee is de tekst van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangepast. De Wet van 21 december 1995 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten (Stb. 1995, 696), bracht eveneens een aanpassing van de tekst van het wetsvoorstel met zich mee. Bovendien is de memorie van toelichting op enkele punten geactualiseerd.

De aanvankelijk voorgestelde tekst van het wetsvoorstel bracht met zich mee, dat eerst vanaf het tijdstip dat de zorg, verleend in bejaardenoorden, een aanspraak op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zou zijn, op grond van artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten rechtspersonen konden worden aangewezen om administratieve werkzaamheden te verrichten. Ook voor de periode dat de Ziekenfondsraad bejaardenoorden subsidieert is er behoefte aan een bepaling als artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Daarom is van de gelegenheid gebruik gemaakt daarin in het wetsvoorstel te voorzien.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 6 februari 1996, no. W13.95.0642, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel 29, onderdeel B «Artikel 5, derde lid, tweede volzin» wijzigen in: Artikel 5, derde lid.

– In artikel 35, onderdeel B «In artikel 2, derde lid» wijzigen in: In artikel 2, tweede lid. Voorts «artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de bejaardenoorden» vervangen door: «artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de bejaardenoorden». Ten slotte «artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de bejaardenoorden» wijzigen in: artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de bejaardenoorden.

– In artikel 45 de verwijzingen naar artikel 39, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, onderdelen i en j, herzien.

– In de memorie van toelichting steeds «het kabinet» vervangen door: de regering.

– De aanduidingen AFBZ, Wbo en IPO de eerste maal voluit schrijven met de afkorting daarachter tussen haakjes.

Naar boven