24 604
Wijziging van de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer (herstel van enige onvolkomenheden)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 13 november 1995 en het nader rapport d.d. 6 februari 1996, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 21 september 1995, no. 95.006969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer (herstel van enige onvolkomenheden).

Blijkens de mededeling van de Directeur van uw kabinet van 21 september 1995, nr. 95.006969, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 november 1995, nr. W08.95.0497, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan zijn opmerkingen aandacht zal zijn geschonken.

1. In de toelichting op artikel I, onderdelen D, E en G, wordt vermeld dat reeds onder de werking van de Interimwet bodemsanering de minister de bevoegdheid had om achteraf te toetsen of de beschikbaar gestelde bijdragen doelmatig waren besteed. Voorts wordt vermeld dat de doelmatigheidstoetsing zal worden voortgezet op de marginale wijze waarop deze tot nu toe is uitgevoerd, zonder dat nieuwe verdergaande elementen worden toegevoegd. De Raad van State beveelt aan deze passage te concretiseren door aan te geven op welke wijze tot nu toe de doelmatigheidstoetsing heeft plaatsgevonden.

1. De memorie van toelichting is aangepast in de door de Raad aanbevolen zin.

2. Ingevolge artikel I, onderdeel J, komt in artikel 91 voor de bestaande tekst de aanduiding «1.» te vervallen. Blijkens de memorie van toelichting hangt dit samen met het feit dat ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet van 30 november 1994 tot aanvulling van de Boeken 3, 6 en 8 van het Burgerlijk Wetboek met regels betreffende de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem (Stb. 1994, 846) artikel 91, tweede lid, op 1 februari 1995 is vervallen.

De Raad wijst erop dat inmiddels een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig is, waarin aan artikel 91 een derde lid wordt toegevoegd (Kamerstukken II 1994/95, 24 234, nr. 1). Laatstgenoemd wetsvoorstel dient op grond van het vorenstaande te worden aangepast, in die zin dat het derde lid (nieuw) wordt vernummerd tot tweede lid. Artikel I, onderdeel J, van het onderhavige wetsvoorstel zal na de inwerkingtreding van wetsvoorstel 24 234 overbodig zijn. De Raad adviseert dit artikelonderdeel te schrappen.

2. Ook aan dit advies van de Raad is gevolg gegeven.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel H te actualiseren in verband met de inwerkingtreding van de Provinciewet per 1 januari 1995.

Voorts is een verbetering van redactionele aard aangebracht in artikel I, onderdeel E, onder 1.

Tenslotte is de toelichting bij artikel I, onderdeel I, geactualiseerd met het oog op de inwerkingtreding van de wet van 10 juli 1995 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing van de verplichtingen om advies te vragen over algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid, waaronder regelgeving, en het stellen van een dwingende termijn aan advisering (afschaffing adviesverplichtigen) (Stb. 355).

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Miliebeheer,

M. de Boer

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 13 november 1995, no. W08.95.0497, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel L, «In artikel 96» wijzigen in: In artikel 96, tweede lid.

– In de toelichting op onderdeel H de vindplaats van de Kaderwet bestuur in verandering laten vervallen (aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

– In de toelichting op onderdeel J «artikel I, onderdeel K» wijzigen in: artikel I, onderdeel J.

Naar boven