Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24594 nr. 1;180 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24594 nr. 1;180 |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 25 januari 1996
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 30 januari 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 29 februari 1996.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 14 februari 1995 te Rabat tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Marokko houdende de regeling van de financiële gevolgen voortvloeiend uit de overdracht aan de Marokkaanse Staat van landbouwgronden of gronden die voor de landbouw waren gestemd en die hebben toebehoord aan Nederlande staatsburgers (Trb. 1995, 87).1
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
Bij Koninklijk Besluit (Dahir), houdende wet no. 1-73-213 van 26 moharrem 1393, overeenkomend met 2 maart 1973, zijn in Marokko landbouwgronden die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn buiten de bebouwde gebieden en die toebehoren aan buitenlandse natuurlijke of rechtspersonen aan de Marokkaanse Staat vervallen. De feitelijke naasting heeft, na publikatie daarvan in het Marokkaanse Bulletin officieel, in de maanden daaropvolgend plaatsgevonden.
Artikel 8 van genoemd Koninklijk Besluit bepaalt dat voor de onteigening van de landbouwgronden door de Marokkaanse regering een schadevergoeding onder nader te bepalen voorwaarden zal worden betaald. Naast personen van andere nationaliteit heeft een aantal Nederlandse personen en rechtspersonen door de onteigening schade geleden. De Nederlandse regering is namens hen opgetreden ter verkrijging van schadeloosstelling voor de verloren gegane bezittingen bij de Marokkaanse regering. Het onderzoek terzake door de Marokkaanse autoriteiten, dat enige jaren (tot 1984) vergde, leidde ertoe, dat een negental van de ingediende claims gegrond werd geacht. Een viertal claims werd niet gehonoreerd, aangezien twee Frans bezit en twee niet-genationaliseerd bezit betroffen. Andere claims zijn noch bij de Marokkaanse noch bij de Nederlandse autoriteiten aangebracht.
De Marokkaanse regering heeft, na eerder met andere landen, waaronder Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, waarmee aanzienlijk grotere belangen waren gemoeid, formele schadevergoedingsverdragen te hebben gesloten, de wens geuit ook met ons land een en ander bij verdrag te regelen. Het onderhavige verdrag tussen beide staten, waarover de onderhandelingen in 1992 aanvingen, voorziet hierin.
Artikel 1 van het verdrag bepaalt, dat de regering van het Koninkrijk Marokko aan de regering van het Koninkrijk der Nederlanden een schadevergoeding betaalt voor de destijds in Nederlandse handen verkerende agrarische goederen, rechten en belangen die vallen onder de bepalingen van het in het algemene deel van deze toelichting genoemde Marokkaanse Koninklijk Besluit. Het onderscheid tussen rechten en belangen is in dit verband niet relevant, aangezien in de door Nederlanders ingediende claims geen vergoeding van schade uit verloren gegane belangen werd gevorderd.
Artikel 2 geeft aan, dat in het verdrag als Nederlands worden beschouwd de agrarische goederen, rechten en belangen die op het tijdstip van de overdracht direct dan wel indirect hebben toebehoord aan natuurlijke of rechtspersonen van Nederlandse nationaliteit. In een negental gevallen werd de ingediende claim van Nederlandse natuurlijke- en rechtspersonen door de Marokkaanse regering als gegrond beschouwd.
In artikel 3 wordt het bedrag van de schadevergoeding bepaald op 249 657,– Dirham (tegenwaarde: een kleine f 50 000,–). Dit komt overeen met de som van de door de Marokkaanse autoriteiten berekende schadeloosstellingsbedragen op basis van bovengenoemd artikel 8 van de Marokkaanse wet. Het Nederlandse belang is, in verhouding tot dat van andere landen, zeer gering. De totale oppervlakte geconfisceerde gronden beloopt 170 hectare, 83 are en 12 centiare. Per hectare wordt Dh. 750,– aan vergoeding betaald, zodat de vergoeding voor de gronden ongeveer Dh. 128 000,– bedraagt. Daarnaast wordt in een tweetal gevallen een vergoeding betaald voor het verlies van materiaal, voorraden en vee ter waarde van Dh. 121 537,–. Het totale bedrag zal binnen een maand na inwerkingtreding van het verdrag worden voldaan.
Artikel 4 van het verdrag geeft aan, dat de Nederlandse regering is belast met de verdeling van de op basis van bovengenoemd artikel 8 van de Marokkaanse wet vastgestelde schadevergoeding. Ter vergemakkelijking daarvan zal een en ander plaatsvinden op basis van door de Marokkaanse regering ter beschikking gestelde documenten.
Artikel 5 bedingt, dat geen van de betrokken regeringen na ondertekening van het verdrag mogelijke vorderingen van staatsburgers noch bij de andere regering, noch bij een arbitrale of gerechtelijke instantie in zal dienen of zal ondersteunen.
In artikel 6 wordt geregeld, dat de Nederlandse regering de in de artikelen 1 en 2 van het verdrag aangegeven (het negental door de Marokkaanse autoriteiten gegrond verklaarde) vorderingen na betaling van de totale forfaitaire schadevergoeding als definitief en integraal geregeld beschouwt en de Marokkaanse Staat van alle verdere verplichtingen jegens de Nederlandse Staat en haar belanghebbende onderdanen ontslaat. Nu de Marokkaanse autoriteiten de schade van alle onteigende landbouwgronden vergoeden, kan de zaak als afgedaan worden beschouwd. Eventuele nieuwe claims kunnen door de Marokkaanse regering of rechter worden afgewezen met een beroep op het verdrag. Indien dergelijke claims alsnog bij de Nederlandse regering of rechter zouden worden ingediend, kan de regering aantonen waarom die claims niet geldend gemaakt kunnen worden. Zoals hierboven reeds is opgemerkt, is de kans, dat een dergelijke situatie zich zou voordoen, nihil te achten, daar de onteigende gronden bekend zijn en de rechthebbenden op basis van dit verdrag voldaan zullen worden.
Het opnemen van clausules, waarbij de onteigenende staat niet alleen jegens de andere verdragspartij, maar tevens jegens belanghebbende natuurlijke of rechtspersonen van die verdragspartij wordt ontslagen van alle verdere schadevergoedingsverplichtingen en die verdragspartij zich verbindt daarop betrekking hebbende vorderingen niet meer in te dienen of te ondersteunen, is niet ongebruikelijk in verdragen waarbij schadevergoedingsclaims ten behoeve van onderdanen, voortvloeiende uit bijvoorbeeld onteigening zoals in casu, worden geregeld.
In het onderhavige verdrag is de Nederlandse regering opgetreden met medeweten en in het belang van de Nederlandse natuurlijke of rechtspersonen wier landbouwgronden destijds door Marokko werden onteigend. De in artikel 6 van het verdrag opgenomen «waiver» kan ook niet worden beschouwd als onteigening in de zin van artikel 14 van de Grondwet. Er is immers geen sprake van een overgang van de eigendom van individuele vorderingsrechten van de een naar een ander, terwijl er voorts (ook daardoor) geen sprake is van het aanwenden door die ander van het verkregen recht ten algemenen nutte.
Ook volkenrechtelijk bezien is de «waiver» aanvaardbaar en, zoals reeds opgemerkt, niet ongebruikelijk in verdragen ter regeling van schadevergoedingsclaims. Er is immers geen sprake van een te niet gaan van een recht om niet. De «waiver» vormt onderdeel van een financiële regeling waarbij op redelijke wijze is rekening gehouden met de belangen van betrokkenen en welke bovendien geacht kan worden in het algemeen belang te zijn, dat bij een bevredigende globale afdoening van de onderhavige kwestie tussen Marokko en ons land is gediend.
Aangezien de door de Marokkaanse autoriteiten gegrond geachte schadevergoedingsclaims alleen betrekking hebben op uit Nederland afkomstige natuurlijke en rechtspersonen, zal dit verdrag, voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24594-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.