nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 augustus 2002
Tijdens de regeling van werkzaamheden van uw Kamer op 19 juni 2002 stelden
de leden Rietkerk respectievelijk Dittrich vragen over kennelijke onregelmatigheden
bij de afgifte van verblijfsvergunningen en betrokkenheid van gevangenispersoneel
onder andere bij het smokkelen van drugs en alcohol. Het stenogram van dit
deel van de vergadering werd naar mij doorgeleid (Handelingen der Kamer, II,
vergaderjaar 2001–2002, nr. 84, blz. 5018–5019). In antwoord op
de vragen deel ik u, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en voor Vreemdelingenzaken en Integratie, het volgende mede.
In de periode 1999 en 2000 zijn door de Rijksrecherche binnen de drie
sectoren van de Dienst Justitiële Inrichtingen in totaal 110 feitenonderzoeken
en strafrechtelijke onderzoeken verricht. In 31 gevallen betrof het onderzoek
naar mogelijk corrupte gedragingen, die samenhingen met de invoer van contrabande
in de vorm van drank, verdovende middelen en mobiele telefoons. In genoemde
periode heeft één rijksrecherche-onderzoek plaatsgevonden naar
vermeende handel in paspoorten door een medewerker van een inrichting. Het
ging hier echter niet om handel van paspoorten die plaatsvond binnen de inrichting.
Dit onderzoek heeft niet geleid tot een strafvervolging.
De Algemene Rekenkamer heeft op 3 april 2000 aan de voorzitter van de
Tweede Kamer het rapport «Integriteitsbeleid bij gevangenissen»
aangeboden. In het rapport worden alle in de periode van 1997 tot 1999 geconstateerde
integriteitsinbreuken vermeld. Hieronder valt ook mogelijke betrokkenheid
van gevangenispersoneel bij het in de inrichting brengen van alcohol, drugs
en mobiele telefoons.
In mijn brief aan uw Kamer van 7 augustus 2000 (TK 27 080 nr. 3,
vergaderjaar 1999–2000) heb ik bericht alle aanbevelingen uit het rapport
van de Algemene Rekenkamer te zullen overnemen.
De uitvoering van de aanbevelingen heeft ondermeer op de volgende wijze
plaatsgevonden:
– er is een gedragscode DJI ontwikkeld die elke medewerker op het
huisadres heeft ontvangen;
– er zijn richtlijnen verschenen ten behoeve van de aanstelling
van nieuwe medewerkers (antecedentenonderzoeken);
– er zijn richtlijnen ontwikkeld met betrekking tot nevenwerkzaamheden
en het aannemen van collectieve geschenken;
– er is bekendheid gegeven aan het voor het ministerie van Justitie
geldende «klokkenluidersbeleid»;
– er is door leidinggevenden een verplichte opleiding gevolgd, over
onder andere het aan de orde stellen van het onderwerp «integriteit»
in teambesprekingen en tijdens functioneringsgesprekken;
– er heeft in de DJI-organisaties benoeming plaatsgevonden van contactpersonen
integriteit of er zijn locale integriteitscommissies ingesteld;
– de verdere ontwikkeling van het integriteitsbeleid voor het jaar
2002 is binnen DJI tot speerpunt verheven.
Ingaande 1 januari 2002 is besloten tot het instellen van een Bureau Integriteit
en Veiligheid (BI&V) Dit bureau is belast met het zelfstandig uitvoeren
van ondersteunende en coördinerende taken ter zake van het volgende:
– antecedenten- en veiligheidsonderzoeken;
– feiten- en disciplinaire onderzoeken;
– initiëren van aanvragen van strafrechtelijke onderzoeken;
– opstellen van onderzoeksrapporten naar aanleiding van integriteitsinbreuken;
– registreren van integriteitsinbreuken voor het geheel van de DJI
in een daartoe ontwikkelde databank;
– verrichten van taken in de preventieve sfeer.
In het kader van het uitvoeren van feiten- en disciplinaire onderzoeken
is door BI&V ook – zij het in beperkte mate – onderzoek gedaan
naar de clandestiene invoer van drugs, alcohol en mobiele telefoons door personeelsleden.
Het BI&V draagt geen kennis van (mogelijke) zwarte handel in paspoorten
door personeelsleden van DJI.
In de effectiviteitsmeting van de Algemene Rekenkamer die mij op 19 februari
2002 ter kennis is gebracht staat vermeld, dat de minister van Justitie met
de in gang gezette ontwikkelingen en de getroffen maatregelen tegemoet is
gekomen aan de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer formuleerde.
In het kader van het programma bekorting doorlooptijden machtiging tot
voorlopig verblijf (mvv) wordt momenteel gewerkt aan het bekorten van de doorlooptijden
van mvv-aanvragen met het oog op behandeling van deze aanvragen binnen een
termijn van drie maanden. Een aantal maatregelen is reeds uitgevoerd, zoals
bijstelling van de mvv-procedure per 1 juli 2002 door middel van Tussentijds
Bericht Vreemdelingencirculaire 2002/22, gepubliceerd in de Staatscourant
van 28 juni 2002, en door gebruikmaking van elektronisch berichtenverkeer
tussen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Nederlandse diplomatieke
vertegenwoordigingen in het buitenland. In de tweede helft van dit jaar zullen
aanvullende initiatieven worden ontplooid ter bekorting van de doorlooptijd,
onder meer op basis van de uitkomsten van de in september van dit jaar verwachte
evaluatie van drie mvv-pilots, die momenteel plaatsvinden in de politieregio's
Hollands Midden, Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond. In deze pilots
is een belangrijk deel van de taken van de vreemdelingendiensten in het kader
van beoordeling van mvv-aanvragen overgedragen aan de IND.
Over vermeende onregelmatigheden door ambtenaren van de vreemdelingendienst
kan ik u het volgende meedelen. De vreemdelingendiensten van de vijfentwintig
regionale politiekorpsen zijn bekend met de risico's van onregelmatigheden
bij de afgifte van vergunningen. Mede daarom zijn er eind 2001 op landelijk
niveau tussen de diensten afspraken gemaakt om deze risico's te verminderen.
Onder andere is in werkprocessen vastgelegd dat de intake en afgifte van een
vergunning niet door eenzelfde ambtenaar wordt uitgevoerd. Overigens werkten
veel vreemdelingendiensten al op deze manier. Door het uitvoeren van deze
werkprocessen vanaf begin 2002, is de kans op onregelmatigheden afgenomen.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner