Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2013
In reactie op het verzoek van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van 3 juni
2013 om aanvullende informatie ten behoeve van het debat over het Masterplan DJI,
bericht ik u als volgt.
Het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) stelt jaarlijks de meerjarige
ramingen op voor de behoefte aan sanctiecapaciteit in de strafrechtsketen ten behoeve
van de begrotingsvoorbereiding van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit
gebeurt aan de hand van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ).
Voor de ontwerpbegroting 2014 worden de meest recente PMJ-ramingen van het WODC gebruikt.
Deze beslaan de periode 2013–2018. PMJ-ramingen voor de periode 2014–2019 zullen worden
opgesteld ten behoeve van de ontwerpbegroting 2015. De PMJ-ramingen worden elk jaar
vastgesteld en bekend gemaakt in de ontwerpbegroting voor Veiligheid en Justitie,
op de derde dinsdag van september en worden nadien door het WODC gepubliceerd. Op
dit moment is de begrotingsvoorbereiding voor 2014 in volle gang en is er derhalve
nog geen sprake van gevalideerde integrale overzichten.
Voor het Masterplan DJI is gebruik gemaakt van de ramingen die ook de basis vormen
voor de ontwerpbegroting 2014, ofwel de meest recente (concept-) ramingen. Het is
echter geen automatisme dat de PMJ-ramingen van het WODC voor de gehele strafrechtsketen
één op één worden vertaald in de meerjarige capaciteitsplanning. Deze ramingen kennen
naar hun aard namelijk een mate van onzekerheid die toeneemt naarmate de tijdshorizon
verder weg ligt. De ervaring leert dat de actuele capaciteitsbehoefte af kan wijken
van wat in eerdere jaren door het WODC is geraamd. Het is ook om deze reden dat de
meerjarige ramingen elk jaar worden herijkt.
Deze onzekerheid is naar zijn aard vooral aan de orde bij het prognosticeren van de
gevolgen van nieuw beleid en nieuwe wetgeving, mede omdat die gevolgen sterk afhankelijk
zijn van het handelen van verschillende actoren in en rondom de strafrechtsketen.
Een goed voorbeeld hiervan vormt de inwerkingtreding van de Wet wederzijdse erkenning
en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS, 01/11/2012)
ter implementatie van drie kaderbesluiten van de Europese Unie (2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ,
2009/299/JBZ). Kort samengevat kan met deze wet een strafrechtelijk vonnis waarbij
een vrijheidsbenemende (of vrijheidsbeperkende) sanctie is opgelegd in een lidstaat,
naar een andere lidstaat worden gezonden waar de veroordeelde onderdaan is van die
andere lidstaat en/of daar de vaste woon- of verblijfplaats heeft. Als een lidstaat
een dergelijk vonnis ontvangt, dan moet deze lidstaat de opgelegde sanctie erkennen
en uitvoeren, volgens het recht van de lidstaat waar de uitvoering plaatsvindt.
Dit kan er in beginsel toe leiden dat de behoefte aan sanctiecapaciteit in het gevangeniswezen
significant toeneemt. De mate waarin dat ook daadwerkelijk zal gebeuren, is echter
afhankelijk van de wijze waarop de andere EU-lidstaten hieraan invulling gaan geven.
Dit kan vanzelfsprekend weer verschillen tussen de lidstaten. Het is daarom van belang
de feitelijke gevolgen hiervan in de praktijk nauwlettend te monitoren en jaarlijks
te herijken, zodat de capaciteitsplanning kan worden gebaseerd op een reële verwachting
van de capaciteitsbehoefte.
Om deze redenen is de capaciteitsplanning voor het gevangeniswezen zoals dat de basis
vormt voor het Masterplan DJI gebaseerd op de -meest recente- PMJ-raming voor het
nieuwe begrotingsjaar 2014.
Tot slot wijs ik u er wellicht ten overvloede op dat het Masterplan DJI geen vermindering
betekent van het totale volume aan sanctiecapaciteit bij het gevangeniswezen, maar een verschuiving van eenpersoonscelcapaciteit
naar meerpersoonscelcapaciteit, en van intramurale sanctiecapaciteit naar extramurale
sanctiecapaciteit (elektronische detentie).
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven