24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 510 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2013

In reactie op het verzoek van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van 3 juni 2013 om aanvullende informatie ten behoeve van het debat over het Masterplan DJI, bericht ik u als volgt.

Het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) stelt jaarlijks de meerjarige ramingen op voor de behoefte aan sanctiecapaciteit in de strafrechtsketen ten behoeve van de begrotingsvoorbereiding van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit gebeurt aan de hand van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ).

Voor de ontwerpbegroting 2014 worden de meest recente PMJ-ramingen van het WODC gebruikt. Deze beslaan de periode 2013–2018. PMJ-ramingen voor de periode 2014–2019 zullen worden opgesteld ten behoeve van de ontwerpbegroting 2015. De PMJ-ramingen worden elk jaar vastgesteld en bekend gemaakt in de ontwerpbegroting voor Veiligheid en Justitie, op de derde dinsdag van september en worden nadien door het WODC gepubliceerd. Op dit moment is de begrotingsvoorbereiding voor 2014 in volle gang en is er derhalve nog geen sprake van gevalideerde integrale overzichten.

Voor het Masterplan DJI is gebruik gemaakt van de ramingen die ook de basis vormen voor de ontwerpbegroting 2014, ofwel de meest recente (concept-) ramingen. Het is echter geen automatisme dat de PMJ-ramingen van het WODC voor de gehele strafrechtsketen één op één worden vertaald in de meerjarige capaciteitsplanning. Deze ramingen kennen naar hun aard namelijk een mate van onzekerheid die toeneemt naarmate de tijdshorizon verder weg ligt. De ervaring leert dat de actuele capaciteitsbehoefte af kan wijken van wat in eerdere jaren door het WODC is geraamd. Het is ook om deze reden dat de meerjarige ramingen elk jaar worden herijkt.

Deze onzekerheid is naar zijn aard vooral aan de orde bij het prognosticeren van de gevolgen van nieuw beleid en nieuwe wetgeving, mede omdat die gevolgen sterk afhankelijk zijn van het handelen van verschillende actoren in en rondom de strafrechtsketen. Een goed voorbeeld hiervan vormt de inwerkingtreding van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS, 01/11/2012) ter implementatie van drie kaderbesluiten van de Europese Unie (2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ, 2009/299/JBZ). Kort samengevat kan met deze wet een strafrechtelijk vonnis waarbij een vrijheidsbenemende (of vrijheidsbeperkende) sanctie is opgelegd in een lidstaat, naar een andere lidstaat worden gezonden waar de veroordeelde onderdaan is van die andere lidstaat en/of daar de vaste woon- of verblijfplaats heeft. Als een lidstaat een dergelijk vonnis ontvangt, dan moet deze lidstaat de opgelegde sanctie erkennen en uitvoeren, volgens het recht van de lidstaat waar de uitvoering plaatsvindt.

Dit kan er in beginsel toe leiden dat de behoefte aan sanctiecapaciteit in het gevangeniswezen significant toeneemt. De mate waarin dat ook daadwerkelijk zal gebeuren, is echter afhankelijk van de wijze waarop de andere EU-lidstaten hieraan invulling gaan geven. Dit kan vanzelfsprekend weer verschillen tussen de lidstaten. Het is daarom van belang de feitelijke gevolgen hiervan in de praktijk nauwlettend te monitoren en jaarlijks te herijken, zodat de capaciteitsplanning kan worden gebaseerd op een reële verwachting van de capaciteitsbehoefte.

Om deze redenen is de capaciteitsplanning voor het gevangeniswezen zoals dat de basis vormt voor het Masterplan DJI gebaseerd op de -meest recente- PMJ-raming voor het nieuwe begrotingsjaar 2014.

Tot slot wijs ik u er wellicht ten overvloede op dat het Masterplan DJI geen vermindering betekent van het totale volume aan sanctiecapaciteit bij het gevangeniswezen, maar een verschuiving van eenpersoonscelcapaciteit naar meerpersoonscelcapaciteit, en van intramurale sanctiecapaciteit naar extramurale sanctiecapaciteit (elektronische detentie).

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven