24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 487 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2013

Hierbij bied ik u het WODC eindrapport «Zeg maar Henk tegen de chef», Ervaringen met het Belgische detentieregime in PI Tilburg» aan1.

Sinds februari 2010 verblijven er Belgische gedetineerden in de Nederlandse penitentiaire inrichting (PI) Tilburg. De tenuitvoerlegging van de Belgische vonnissen geschiedt naar Belgisch recht door Nederlands personeel onder een gemengde Belgisch/Nederlandse directie onder de eindverantwoordelijkheid van België. Het project liep aanvankelijk tot december 2012, maar is ondertussen verlengd tot december 2013. Op initiatief van de Belgische regering vindt thans overleg plaats over een mogelijke nieuwe verlenging van de terbeschikkingstelling van de PI Tilburg aan België.

Het WODC-onderzoek heeft zich gericht op het inzicht verschaffen in de (mogelijke oorzaken van) ervaringen met de tenuitvoerlegging van het Belgische detentieregime in een Nederlandse gevangenis. Om een goede vergelijking te kunnen maken hebben de onderzoekers de PI Norgerhaven te Veenhuizen, een op hoofdlijnen vergelijkbare inrichting, als referentie genomen.

Onderzoekresultaten

De onderzoekers benadrukken het grote belang van de interactie tussen gedetineerden en het personeel in de PI Tilburg voor de sfeer en het gevoel van veiligheid. Het personeel blijkt in staat een humaan en relatief veilig regime te waarborgen. Deze bejegening wordt door de gedetineerden gewaardeerd. De meeste gedetineerden in de PI Tilburg voelen zich eerlijk behandeld. Dit komt voort uit de professionaliteit van de medewerkers en de saamhorigheid in de inrichting, aldus de onderzoekers. De waardering is minder bij de Franstalige gedetineerden, want de positieve effecten van de humane bejegening staan onder druk indien gedetineerden en personeel elkaars taal niet spreken. Door het dagprogramma en de strakke organisatie is het gevangenisleven sterk gestructureerd en voorspelbaar en wordt de orde gerealiseerd, aldus de onderzoekers. De onderzoekers hebben de indruk dat het ontbreken van bepaalde veiligheidsmaatregelen in de PI Tilburg (vanwege de grenzen van Belgische regelgeving), zoals urinecontrole, niet leidt tot meer contrabande dan in de PI Norgerhaven.

De Belgische wijze van voorbereiding van de voorwaardelijke invrijheidstelling wijkt af van de Nederlandse, aldus de onderzoekers. In België worden hoge eisen gesteld aan de voorwaarden voor invrijheidstelling en aan de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerden. Zij zijn grotendeels zelf verantwoordelijk voor het regelen van huisvesting en werk en het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer. Volgens de onderzoekers is dit stressverhogend voor de gedetineerden.

Bezoek van dierbaren weegt zwaar voor gedetineerden en de afstand tot de PI Tilburg is daarbij een belangrijk probleem. Ten slotte concluderen de onderzoekers dat de Belgische gedetineerden ontevreden zijn over het door de PI Tilburg verstrekte voedsel.

Beleidsreactie

De situatie zoals die zich voordoet in de PI Tilburg biedt een unieke mogelijkheid om de ervaringen van personeel en gedetineerden te onderzoeken in een internationaal vergelijkende context. De samenwerking tussen beide landen is internationaal gezien ook zeer bijzonder. Ik ben verheugd dat de ervaringen van personeel en gedetineerden over het algemeen positief zijn.

Op verschillende plaatsen in het rapport wordt benadrukt hoezeer de bejegening wordt gewaardeerd door de meeste gedetineerden. Gedetineerden ervaren het personeel meestal als open en toegankelijk, communicatief, humaan en respectvol. Tot op zekere hoogte is er sprake van vertrouwen, wat bijzonder is in de context van een detentiesituatie. Gedetineerden laten zich ook positief uit over de professionaliteit, de sociale instelling en de opleiding van het Nederlandse personeel. Deze bejegening draagt in belangrijke mate bij aan (het gevoel van) veiligheid van zowel gedetineerden als personeel. Deze positieve constatering vindt zijn basis in een lange traditie van het penitentiair inrichtingswerk in Nederland en bevestigt het belang van betrokken en loyaal personeel. De invoering van de persoonsgerichte aanpak leunt voor een groot deel op de professionele wijze waarop het personeel van DJI in staat is gedetineerden te motiveren te werken aan een betere toekomst en het nemen van eigen verantwoordelijkheid daarbij.

Het Belgische systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling is anders georganiseerd dan het Nederlandse. De onderzoekers stellen ondermeer dat België meer dan Nederland de nadruk legt op de eigen verantwoordelijkheid bij bijvoorbeeld het regelen van huisvesting en werk. Dit aspect spreekt mij aan. Een succesvolle terugkeer vraagt namelijk allereerst de inzet van de gedetineerde zelf. Daar staat of valt een succesvolle aanpak mee. De rol van gemeenten en andere organisaties in het kader van de nazorg blijft daarbij van grote waarde, maar de eigen verantwoordelijkheid van de (ex-)gedetineerde is van doorslaggevende betekenis.

De onderzoekers hebben de gedetineerden en het personeel onder andere gesproken over drugs en andere contrabande. Ik wil vooropstellen dat de aanwezigheid van drugs in penitentiaire inrichtingen onacceptabel is. Daarom wordt in penitentiaire inrichtingen volgens het landelijke drugsontmoedigings-beleid gewerkt. Dit beleid is vastgesteld om gebruik, invoer en handel van drugs te bestrijden en bevat maatregelen ter preventie, controle en sanctionering. In de

PI Tilburg kan echter vanwege Belgische regelgeving niet het volledige drugsontmoedigingsbeleid van DJI worden ingezet, zoals urinecontroles. Volgens het rapport klagen personeelsleden van de PI Tilburg hierover. De onderzoekers hebben echter de indruk dat het ontbreken van enkele veiligheidsmaatregelen in de PI Tilburg niet heeft geleid tot meer contrabande dan in de PI Norgerhaven. Volgens de onderzoekers roept dit vragen op over de noodzakelijkheid van die veiligheidsmaatregelen en de mate waarin ze gebruikt worden in andere Nederlandse inrichtingen. Ik kan deze conclusie van de onderzoekers niet onderschrijven en hecht meer waarde aan de mening van het personeel in dezen. Ik houd dan ook onverkort vast aan het huidige drugsontmoedigingsbeleid. Naast het onderwerp drugs hebben de onderzoekers de respondenten ook gesproken over veel andere aspecten van het dagelijks leven in de gevangenis, bijvoorbeeld onderlinge agressie. Veelal hebben de onderzoekers de beweringen niet kunnen toetsen op waarheidsgehalte of kunnen onderbouwen met kwantitatieve gegevens. Ik heb de beweringen bij de directie van de inrichting neergelegd en deze stelt zich niet te herkennen in de beweringen. Bij elk bij de directie gemeld incident wordt zorgvuldig behandeld. Indien dergelijke zaken door gedetineerden of personeel naar voren worden gebracht, dan bestaat een klachtenprotocol en worden zonodig terstond maatregelen getroffen.

De gedetineerden in PI Tilburg waren beduidend minder tevreden over de bezoekmogelijkheden dan gedetineerden in Belgische gevangenissen. De over het algemeen grotere geografische afstand is hiervoor een logische verklaring.

Het dagprogramma in de PI Tilburg wordt gewaardeerd door de gedetineerden, omdat zij hierdoor tijd kunnen doorbrengen buiten hun cel. Bovendien brengt de regelmaat van het dagprogramma structuur aan in de dag. Arbeid maakt onderdeel uit van het dagprogramma. De penitentiaire arbeid in de Nederlandse inrichtingen heeft een andere invulling dan in België. Zo bestaat het werk in de Belgische inrichtingen vaker uit huishoudelijk werk en verschilt de beloningsstructuur. Het Nederlandse systeem kent weliswaar een hogere deelname dan het Belgische, maar de gedetineerden in PI Tilburg waren volgens de onderzoekers niet gemotiveerder. In mijn brief2 van april 2012 over de Modernisering Penitentiaire Arbeid ben ik al ingegaan op soortgelijke elementen. Zo wil ik middels een meer stimulerende loonregeling onderbenutting van het arbeidspotentieel van gedetineerden voorkomen. Waar mogelijk wil ik meer uren arbeid aanbieden en extra beloningsvormen koppelen aan prestaties en verantwoordelijkheden.

Het wel of niet in de smaak vallen van voedsel blijft in detentie een belangrijk onderdeel van de dagelijkse realiteit. De inrichting dient te voorzien in een uitgebalanceerde voeding die voldoet aan de eisen van de voedselveiligheid. Ik verwijs verder naar mijn brief3 naar aanleiding van het Inspectierapport Themaonderzoek Voeding Ingeslotenen van 1 december 2011.

Tot slot

Het rapport laat zien dat de ervaringen van personeel en gedetineerden met het Belgische regime in een Nederlandse inrichting over het algemeen positief zijn. De tijdelijke onderbrenging van Belgische gedetineerden in een in bedrijf zijnde Nederlandse gevangenis heeft daarnaast voor Nederland het voordeel dat sluitingen van de locatie in Tilburg en andere locaties uitgesteld konden worden, terwijl de capaciteitsnood in België deels kon worden opgelost in afwachting van nieuwbouw in België.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 24 587, nr. 464

X Noot
3

Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 24 587, nr. 445

Naar boven