24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 471 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2012

Op 23 september 2011 bracht Defence for Children haar rapport «Een paar nachtjes in de cel» uit1. Op 28 oktober jl. heb ik op verzoek van uw Kamer een eerste reactie naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar aanleiding hiervan heb ik op uw verzoek de Commissies verzocht een schriftelijke reactie te geven op de aanbevelingen uit het rapport. Hierbij zend ik u een overzicht van de reacties van de Commissies van Toezicht op het rapport en voldoe ik aan de vraag van de vaste Kamercommissie Veiligheid en Justitie van 11 november 20112.

De commissies van toezicht op de politiecellencomplexen onderschrijven het belang van speciale aandacht voor en een goede behandeling van minderjarigen en zijn Defence for Children erkentelijk voor de aanbevelingen die kunnen bijdragen aan een verbetering van de behandeling van minderjarigen in politiecellen. De commissies zijn in hun reacties voornamelijk ingegaan op de hoofdstukken en aanbevelingen die voor hen relevant zijn; in het bijzonder de klachtbehandeling en het toezicht op de huisvesting, veiligheid, verzorging en bejegening van ingeslotenen in de politiecellencomplexen.

Algemeen beeld reacties Commissies

De commissies achten extra aandacht voor de omgang met minderjarigen in politiecellen van groot belang en geven tevens aan dat er reeds de nodige aandacht wordt besteed aan speciale voorzieningen voor minderjarigen die in politiecellen moeten verblijven. Zo beschikken een aantal van de politiecellencomplexen reeds over speciale kindvriendelijke cellen en bij afwezigheid daarvan worden kinderen zoveel mogelijk ingesloten in cellen die daar het meest geschikt voor zijn, zoals cellen met een tv of spelcomputer. Daarnaast heeft een deel van de cellencomplexen de beschikking over aanvullende faciliteiten voor minderjarigen zoals speciale jongerenlectuur. Verder worden kinderen vaker gelucht dan volwassenen. De commissies erkennen dat er helaas niet in alle gevallen speciale cellen voor minderjarigen aanwezig zijn maar tekent daarbij aan dat minderjarigen nooit gezamenlijk met ouderen worden ingesloten en gescheiden worden vervoerd. Minderjarigen worden in aparte voertuigen, dan wel door middel van aparte compartimenten in de voertuigen, vervoerd. De commissies zijn van mening dat er over het algemeen een kindvriendelijk beleid wordt gevoerd in Nederland maar dat er op een aantal punten nog verbeteringen zijn aan te brengen in de faciliteiten en in de omgang met minderjarige ingeslotenen. Zij ondersteunen dan ook mijn reactie in de op 28 oktober jl. aan uw Kamer toegezonden brief (kamerstuk 24 587, nr. 444).

De commissies signaleren dat een algemeen toetsingskader met betrekking tot de rechtspositie van minderjarigen ontbreekt en zij onderschrijven het belang van het ontwikkelen van een dergelijk toetsingskader. Ook het ontwikkelen van een centrale registratie van gegevens over minderjarigen in politiecellen achten de commissies wenselijk.

Verder zijn de Commissies van mening dat rechtsbijstand voor minderjarige ingeslotenen in politiecellencomplexen over het algemeen goed op orde is en ze zijn over het algemeen tevreden over de snelheid en de wijze van informatiedeling met ouders en verzorgers dan wel met advocaten of overige partijen zoals de Raad voor de kinderbescherming. Minderjarigen worden in praktijk goed geïnformeerd over hun aanhouding en rechten en ouders worden zoveel mogelijk en tijdig geïnformeerd. Een deel van de commissies stelt echter dat de ambtsinstructie met betrekking tot de rechtsbijstand verduidelijkt kan worden.

Met betrekking tot de aanbeveling voor het creëren van aparte opleidingen voor de omgang met minderjarige ingeslotenen geven de commissie aan dat ondanks het ontbreken van een dergelijke opleiding de commissies niet hebben geconstateerd dat de kennis hieromtrent onvoldoende zou zijn en dat de mogelijke afwezigheid van deze kennis afbreuk zou doen aan een goede zorg en bejegening van minderjarige ingeslotenen. Een deel van de commissies pleit echter wel voor het opnemen van een lid in de commissie die een specifieke deskundigheid heeft op het gebied van de omgang met minderjarigen en ondersteunt hiermee de aanbeveling van Defence for Children.

Voor wat betreft de verblijfsduur van minderjarigen in politiecellen adviseert een deel van de commissie om de feitelijke verblijfsduur in te korten. Hoewel ik met de commissies van mening ben dat de verblijfsduur van minderjarigen in politiecellen niet langer moet duren dan strikt noodzakelijk, moet hierbij niet uit het oog worden verloren dat het hierbij regelmatig gaat om minderjarigen die worden verdacht van het plegen van ernstige delicten. Het opsporingsbelang moet dan ook nadrukkelijk worden meegewogen bij het bepalen van de feitelijke verblijfsduur van minderjarigen in politiecellen.

Samenvattend kan worden gesteld dat de commissies erkennen dat voorzieningen en de bejegening van minderjarige ingeslotenen op bepaalde punten voor verbetering vatbaar zijn maar dat het algemene beeld is dat de huisvesting, veiligheid, verzorging en bejegening van minderjarige ingeslotenen in politiecellencomplexen over het algemeen goed op orde is. Er wordt in de regelingen weliswaar geen speciale aandacht voor minderjarigen gevraagd, maar de algemene regelingen dekken over het algemeen ook de bijzondere behoeften van minderjarige ingeslotenen.

Implementatie aanbevelingen Commissies

De commissies achten de aanbevelingen van Defence for Children waardevol en zullen bij hun controles meer aandacht besteden aan de specifieke omstandigheden van minderjarigen in politiecellen. Zij geven aan voornemens te zijn om minderjarigen in politiecellen vaker te gaan bezoeken. De centrale registratie van gegevens van minderjarigen kan de commissies daarbij helpen om hun controles gerichter uit te voeren.

Daarnaast zijn de commissies voornemens om in hun jaarverslagen structureel specifiek aandacht te besteden aan de omgang met minderjarigen. Verder geeft een aantal van de commissies gevolg aan de aanbeveling van Defence for Children om iemand die gespecialiseerd is in de omgang met minderjarigen op te nemen in de commissie zodat de expertise op het gebied van jeugd beter wordt geborgd.

In het kader van de vorming van de Nationale Politie wordt door de commissies nagedacht over de vorm, positie en werkwijze van de commissies. De commissies van toezicht politiecellen zullen hierbij nauwer gaan samenwerken en landelijke criteria gaan opstellen voor onder andere de kwaliteit van de inspecties, rapportages en verslaglegging. Ook het ontwikkelen van een gemeenschappelijk toetsingskader voor onder andere de bejegening van minderjarigen staat hierbij op de agenda.

Implementatie aanbevelingen politie en Veiligheid en Justitie

In mijn eerder gezonden brief aan uw Kamer (28 oktober jl., kamerstuk 24 587, nr. 444) heb ik reeds vermeld dat bij de vorming van de Nationale Politie aandacht zal worden besteed aan het verbeteren van de centrale registratie van gegevens en de huidige ICT-problematiek zal worden aangepakt. Hierdoor is een betere samenkomst van informatie mogelijk en kunnen de commissies anticiperen op minderjarigen bij de controles die zij uitvoeren. Tevens zal de vorming van de Nationale Politie leiden tot een samenvoeging van een aantal commissies waardoor het eenvoudiger wordt om een integraal beleid te voeren ten aanzien van de bejegening van minderjarigen ingesloten door de politie en het toezicht hierop door de commissies van toezicht. De Raad van Korpschefs heeft aangegeven het arrestantenbeleid ten aanzien van minderjarigen opnieuw tegen het licht te houden en een landelijk protocol op te stellen ten aanzien van minderjarigen. Hiermee wordt meer uniformiteit aangebracht in voorzieningen en regelgeving in de korpsen. Bij de ontwikkeling van dit protocol wordt gebruik gemaakt van de expertise van Defence for Children.

Net als de commissies ben ik van mening dat een minderjarige zo kort mogelijk in een cel dient te verblijven. In het te ontwikkelen landelijk protocol zal worden opgenomen dat, binnen de huidige regelgeving, een minderjarige niet langer dan strikt noodzakelijk dient te verblijven in een politiecellencomplex.

In aanvulling op de wens van de commissies om de ambtsinstructie met betrekking tot de rechtspositie van minderjarigen te verduidelijken, kan ik u mededelen dat ik bij de eerstvolgende aanpassing deze verduidelijking zal betrekken, zodat eventuele onduidelijkheden hieromtrent worden weggenomen.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

In deze brief wordt een algemeen beeld geschetst van de commissies. Deze algehele reactie is gedestilleerd uit alle afzonderlijke reacties van de commissies.

Naar boven