24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2010

1. Inleiding

Hierbij zend ik u mijn reactie op de nota «Goed bejegenen» van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)1.

De RSJ is bezorgd over de ontwikkelingen op het terrein van het gevangeniswezen (inclusief voorlopige hechtenis en vreemdelingenbewaring), de tbs en de «justitiële jeugd». De Raad stelt dat de kwaliteit van zorg en aandacht voor de ingeslotenen de laatste jaren achteruit is gegaan. Volgens de Raad volgen de wijzigingen in de inrichting van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming elkaar in hoog tempo op en zijn ze vaak ingegeven door de wens tot bezuiniging. Dit leidt er volgens de RSJ doorgaans toe dat de inspanningen voor ingeslotenen worden teruggedrongen en regimes worden beperkt.2

Wat betreft goede bejegening bij de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen ben ik het met de RSJ eens: die is van groot belang. Het gaat immers om personen die aan de zorg van de overheid zijn toevertrouwd. Dat schept verplichtingen.

Echter de bezorgdheid van de RSJ over de ontwikkelingen op het terrein van het gevangeniswezen, de tbs en jeugd deel ik niet. De afgelopen jaren hebben de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en ik juist maatregelen ingevoerd om de zorg en aandacht voor ingeslotenen te verbeteren.

Recentelijk heeft uw Kamer de verantwoordingsbrief over het project Veiligheid begint bij Voorkomen ontvangen. Met dit project is kabinetsbreed een stevige impuls gegeven aan het terugdringen van de criminaliteit in Nederland. Door een persoonsgerichte aanpak wordt de maatschappelijke overlast die criminaliteit veroorzaakt aangepakt, onder meer door het tegengaan van recidive. Door de introductie van de persoonsgerichte aanpak in de afgelopen jaren is de aandacht voor ingeslotenen juist vergroot.

2. Beginselen goed bejegenen

De Raad vat onder het begrip bejegenen: alles wat de inrichting de ingeslotene te bieden heeft. Daarvoor heeft de Raad, naast het grondbeginsel: bejegening moet goed zijn, acht beginselen geformuleerd:

  • 1) fatsoenlijke omgang: kwaliteit van de dagelijkse bejegening

  • 2) perspectief, resocialisatie en nazorg

  • 3) legitieme of wettelijke tenuitvoerlegging

  • 4) een zinvol regime

  • 5) veiligheid in detentie

  • 6) individualisering

  • 7) minimale beperkingen

  • 8) rechtsburgerschap

Voor de goede bejegening van jeugdigen en tbs-gestelden zijn aparte beginselen geformuleerd. De beginselen die de RSJ heeft geformuleerd kunnen als hulpmiddel dienen in de uitvoeringspraktijk, maar zijn tevens bruikbaar bij de beleidsontwikkeling op het terrein van jeugd, tbs of gevangeniswezen.

Het belang dat gehecht wordt aan een goede bejegening komt niet alleen tot uitdrukking in de beginselenwetten, maar ook in het in gang gezette beleid. In de beginselenwetten is het beginsel van minimale beperkingen opgenomen. Dit betekent dat met de handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel de tenuitvoerlegging zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij.

Bejegening staat echter niet op zich. Bejegening is één kant van de medaille. Het bejegenen van ingeslotenen dient hand in hand te gaan met de aandacht voor veiligheid en beheersbaarheid in een inrichting/instelling. Veiligheid en beheersbaarheid vormen de randvoorwaarden voor een goede bejegening in de praktijk.

Het valt mij op dat de beginselen minder rekening houden met ingeslotenen die lastig gedrag vertonen. Uit de praktijk blijkt echter dat een groeiende groep jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen te kampen heeft met ingewikkelde problematiek en vaak afkomstig is uit moeilijke gezinnen. Ook in het gevangeniswezen is het aantal gedetineerden met psychische problematiek de laatste jaren toegenomen. Dit vraagt om een andere werkwijze van de medewerkers. Uiteraard ontslaat dat hen niet van hun plicht om goed te bejegenen.

3. Voorbeelden uit de praktijk van goed bejegenen

Goede bejegening wordt vanuit het beleid op diverse wijzen gestimuleerd. Hieronder schets ik een aantal voorbeelden van goede bejegening in de praktijk.

3.1. Jeugd

In de wetswijziging van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen is expliciet opgenomen dat er naast het reguliere bezoek gelegenheid moet zijn voor bezoek van de ouders. Dit om de speciale positie van ouders te benadrukken en ruimte te bieden om hen bij de behandeling van hun kind te betrekken.

Een ander voorbeeld is de nazorg aan jeugdigen. De RSJ stelt dat jeugdigen die de justitiële jeugdinrichting hebben verlaten altijd nazorg moet worden aangeboden c.q. dient te worden opgelegd door middel van voorwaarden. Het project nazorg van het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit voorziet daarin. Het heeft ervoor gezorgd dat in enkele jaren tijd een dekkend stelsel van netwerk- en trajectberaden is ontstaan. Alle jongeren die een justitiële jeugdinrichting binnenkomen, worden in een netwerkberaad besproken.

De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan kwaliteitsverbetering van het personeel in de justitiële jeugdinrichtingen. Uw Kamer heeft hierover reeds tweemaal een voortgangsrapportage ontvangen. De RSJ heeft terecht in de beginselen opgenomen dat groepsleiding en behandelstaf voor het werken vanuit een pedagogisch kader een adequate opleiding en scholing dienen te volgen. Een groot deel van het personeel volgt inmiddels een HBO-opleiding. Verder zijn onlangs alle personeelsleden geschoold in de basismethodiek YOUTURN en wordt personeel geschoold in de toepassing van (voorlopig) erkende interventies.

3.2. TBS

Een goede bejegening is vanzelfsprekend ook van belang bij tbs-gestelden. Het verblijf in een forensisch psychiatrisch centrum wordt benut voor zinvolle behandeling, gericht op resocialisatie. De vrijheden van een tbs-gestelde mogen dan ook niet onnodig worden ingeperkt.

Een goed voorbeeld waarin de beginselen van goede bejegening tot uitdrukking komen, is het nieuwe beleidskader longstay forensische zorg. Dit kader versterkt de rechtspositie van tbs-gestelden bij plaatsing in de longstay. Iedere drie jaar wordt die plaatsing onafhankelijk getoetst en er is bezwaar mogelijk. Het nieuwe beleidskader biedt ook meer differentiatie in zorg- en beveiligingsniveaus, om meer op de persoon gerichte voorzieningen te kunnen bieden.

3.3. Gevangeniswezen

Recentelijk is in het kader van het programma Modernisering Gevangeniswezen een visie op motiverende bejegening vastgesteld. Uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde. Dit betekent dat een gedetineerde zelf in staat wordt gesteld vorm te geven aan zijn reïntegratie in de samenleving. Hij wordt gemotiveerd om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen detentietraject.

Bij bejegenen binnen het gevangeniswezen staan de volgende aspecten centraal: respect, menswaardigheid, vertrouwen, ondersteuning en interactie/relatie. Deze aspecten vind ik ook terug in de beginselen van de RSJ.

Eind 2009 is een begin gemaakt met de implementatie van motiverende bejegening door op zes testlocaties te starten met het opleidingstraject voor medewerkers. Dit jaar komen de overige locaties aan bod. Het opleidingstraject besteedt aandacht aan motiverende gespreksvoering, mentoraatschap en rapportagevaardigheden. Na het opleidingstraject wordt in de vestigingen ingezet op borging van het geleerde in de cursus door onder andere: de inzet van coaches motiverende bejegening, het ontwikkelen van een referentiekader motiverende bejegening per team en door het een onderdeel te laten zijn van individuele ontwikkelplannen van medewerkers. Hiermee wordt een blijvend stimulerend detentieklimaat gecreëerd.

Motiverende bejegening is daarnaast ingebed in een aantal onderdelen van het programma Modernisering Gevangeniswezen zoals het opstellen van een individueel detentie- en reïntegratieplan, het consequent bespreken van gedetineerden in het multidisciplinair overleg en het geven van een goede invulling aan het mentoraat.

4. Tot slot

De nota goed bejegenen is geen definitief stuk. De RSJ geeft aan dat het hier een «eerste druk» betreft en dat het stuk nog niet af is en waarschijnlijk nooit af zal zijn. Het feit dat het denken over goede bejegening door blijft gaan en dat de uitgangspunten steeds weer moeten worden geactualiseerd, houdt het thema levend. Ik acht dit een goede zaak en wissel ook graag met uw Kamer van gedachten over de beginselen van goed bejegenen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Jaarverslag 2009 Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Aandacht voor goede bejegening.

Naar boven