24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 2 juni 1999

Woensdag 9 juni a.s. zal door de vaste commissie voor Justitie een algemeen overleg worden gehouden over de situatie in de strafrechtketen en de knelpunten die zich daarin met name over de capaciteitsproblematiek voordoen.

De volgende onderwerpen zullen volgens de aankondiging in ieder geval aan de orde worden gesteld:

– gebrek aan zittingscapaciteit in strafzaken bij rechtbanken en gerechtshoven;

– brief van 6 april 1999 inzake verhoging bevoegdheid politierechter;

– brief van 14 april 1999 inzake capaciteit strafrechtsketen;

– brief van 1 februari 1999 inzake beleid rechter-plaatsvervanger.

Doel brief:

Het doel van deze brief is om u informatie te verschaffen over de huidige stand van zaken ter voorbereiding van het genoemde algemeen overleg van 9 juni a.s.

In de brief zullen de volgende onderwerpen worden behandeld:

1. Inleiding;

2. Opleiding, werving en selectie van rechters;

3. Werkgroep capaciteitstekort strafrechtketen;

4. Maximumstraf politierechter;

5. Rechter-plaatsvervanger;

6. Conclusie.

1. Inleiding

Na mijn aantreden werd reeds snel duidelijk dat er met name bij vijf gerechten een ernstig probleem in de sfeer van de strafrechtketen was onstaan. De achterstand in de afdoening van onder meer oude zaken was zo groot, dat er gevaar bestond dat een aantal zaken moest worden geseponeerd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Ik heb destijds een aantal maatregelen getroffen om deze problemen op te lossen en in overleg met het openbaar ministerie besloten dat sepots moeten worden voorkomen.

Vervolgens is er direct gewerkt aan maatregelen om de nood op de korte termijn te lenigen. Ik heb er toen ook op aangedrongen dat de ergste achterstanden desnoods met de extra inzet van plaatsvervangers zou worden afgedaan. Voor mij weegt het voorkomen van gedwongen sepot erg zwaar.

Dit heeft in zoverre geleid tot een verandering in het beleid over de rechters-plaatsvervangers dat de rechtsprekende macht op de korte termijn gebruik moet blijven maken van de inzet van plaatsvervangers om de stroom van strafzaken af te kunnen doen.

Toch ben ik van mening dat op de lange termijn de rechtsprekende macht niet structureel afhankelijk moet zijn van de inzet van plaatsvervangers. Reden waarom de plannen ter versterking van de rechterlijke organisatie, zoals die zijn opgenomen in de Contourennota, ook aan de capaciteitsproblemen tegemoet willen komen. Het is de bedoeling om binnen een aantal jaren de organisatie van de rechtsprekende macht zodanig te versterken, dat opstoppingen in de strafsector kunnen worden voorkomen en eveneens de inzet van rechters-plaatsvervangers kan worden beperkt.

Duidelijk is geworden dat korte termijn maatregelen slechts beperkte resultaten kunnen opleveren. Deze zullen alleen in ernstige noodsituaties soelaas bieden. Meer dient van lange termijn maatregelen te worden verwacht. Ik wijs hier met name in algemene zin op het project Versterking Rechterlijke Organisatie en in het bijzonder naar een ander wervings-, selectie- en opleidingenbeleid. Daarover heeft u separaat een brief van mij ontvangen.

2. Opleiding, werving en selectie.

Het gebrek aan zittingscapaciteit wordt voor een belangrijk gedeelte veroorzaakt door een gebrek aan rechters. Zowel bestaande als nieuwe vacatures worden te weinig opgevuld.

Inmiddels is een rapport over deze problematiek opgesteld. In mijn brief over het opleidingenbeleid wordt u uitvoering over deze problematiek op de hoogte gesteld. In de genoemde brief worden twee pakketten aan maatregelen voorgesteld. Het eerste pakket is vooral gericht op het intensiveren van de bestaande werving en selectie, zodat meer mensen worden geïnteresseerd voor het rechtersvak en er sneller mensen kunnen instromen.

Het tweede pakket aan maatregelen is er op gericht de opleidingen te versterken. Door deze maatregelen kunnen meer mensen in opleiding worden genomen en zal uitval gedurende het opleidingstraject tot een minimum worden beperkt.

Voor meer informatie verwijs ik u naar mijn brief over het opleidingsbeleid.

3. Werkgroep capaciteitstekort strafrechtketen

Naar aanleiding van de problemen in de strafrechtketen die zich in oktober 1998 hebben voorgedaan, is een werkgroep capaciteitstekort ingesteld. In deze werkgroep waren ook vertegenwoordigers van de rechtsprekende macht en het openbaar ministerie opgenomen. Deze werkgroep heeft na een inventarisatie van de problemen onder meer de volgende oplossingen voorgesteld:

Korte termijn:

– instellen van «pool» van rechters-plaatsvervangers';

– maken op het niveau van de gerechten van afspraken tussen het openbaar ministerie en de rechtsprekende macht over het afhandelen van de achterstand;

Middellange termijn:

– aanpassing wervings-, selectie- en opleidingsbeleid;

– invoering van het geïntegreerd capaciteitsmodel strafzaken;

– effecten toekennen Bolkestein-gelden;

Lange termijn:

– aanpassing wervings-, selectie- en opleidingsbeleid;

– effecten versterking van de rechterlijke organisatie

De werkgroep komt regelmatig bijeen om de effecten van de maatregelen te evalueren en nieuwe knelpunten te bespreken. Door dit min of meer structurele karakter wordt getracht te voorkomen dat in de toekomst zich onverwachte situaties zullen voordoen.

Ten aanzien van het opstellen van een «pool» van rechters-plaatsvervangers kan worden vermeld dat een lijst van ongeveer twintig personen is opgesteld, die vervolgens aan de betreffende gerechten is aangeboden. Er is door deze slechts een beperkt gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Als redenen daarvoor werden onder meer aangevoerd: gebrek aan onder- steuning, danwel onvoldoende zittingsruimte. Ook bleek er toch een voor- keur te bestaan voor het wegwerken van de achterstanden door extra inzet van plaatsvervangers die aan het eigen gerecht waren verbonden.

Voorts wordt de gang van zaken in de strafrechtketen in toenemende mate gestructureerd doordat tussen het openbaar ministerie en de rechtsprekende macht afspraken worden gemaakt over het aantal te verwerken zaken. Deze afspraken worden in convenanten neergelegd. Deze overlegvorm leidt er toe dat problemen met de afhandeling van strafzaken in een relatief vroeg stadium kunnen worden gesignaleerd. Vervolgens kan naar oplossingen worden gezocht. Ook kunnen structurele problemen tussen de vraag van het openbaar ministerie naar zittingscapaciteit en het aanbod daarvan, nu zichtbaar worden gemaakt.

Tenslotte begint de inzet van de Bolkestein-gelden vruchten af te werpen. Door het wegwerken van knelpunten in de strafrechtketen bij verschillende gerechten, konden problemen worden voorkomen. Dit neemt echter niet weg dat de groei van het aantal strafzaken, ik wijs hier met nadruk ook op de megazaken, voor nieuwe knelpunten hebben gezorgd.

4. Maximumstraf politierechter

In mijn brief van 6 april aan de Tweede Kamer heb ik het standpunt ingenomen dat de competentie van de politierechter niet moet worden verhoogd. Een reden daarvoor is onder meer dat moet worden voor- komen dat relatief zware zaken door een alleensprekende rechter worden afgedaan. Het belang van collegiale rechtspraak in andere dan bewijsrechtelijk eenvoudige zaken of bij het opleggen van een gevangenisstraf van langer dan zes maanden, is zodanig dat daaraan moet worden vastge- houden.

Dit standpunt wordt ook ingenomen door NVvR, de Orde van Advocaten en het Parket-Generaal. Er is dus ook geen draagvlak voor dit initiatief-wetsvoorstel.

Voorts kunnen vraagtekens worden gezet bij de te verwachten capaciteitswinst die van verhoging van de competentiegrens zou uitgaan. Indien de politierechter zwaardere zaken moet gaan afdoen, neemt het aantal door hem te behandelen zaken af, omdat de zwaarte van de zaken zal toenemen. Bovendien kan hij, indien de zaken te ingewikkeld zijn, deze uiteraard alsnog verwijzen naar de meervoudige kamer. Per saldo is er dan zelfs capaciteit verloren gegaan. Indien het gewicht van de zaken toeneemt, dan neemt eveneens de kans toe dat vaker dan voorheen zal worden verwezen.

Tenslotte kan worden beargumenteerd dat in de zwaardere politierechterzaken vaker hoger beroep zal worden ingesteld vergeleken met de situatie dat deze zaken door de meervoudige kamer zouden zijn afgedaan. De neiging om het oordeel van een alleensprekende rechter aan een hoger college voor te leggen kan groot zijn, zeker in het geval dat meer dan zes maanden gevangenisstraf wordt opgelegd.

Kortom, de collegialiteit van de rechtspraak is te belangrijk en de te verwachten verlichting van de capaciteitsdruk te gering om de competentie van de politierechter te verhogen.

5 Rechter-plaatsvervanger

Er heeft in en buiten het parlement een uitgebreide discussie plaatsgevonden over het rechter-plaatsvervangerschap. Aanvankelijk lag het accent op het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling, later verschoof de aandacht naar het feit dat de rechtsprekende macht momenteel afhankelijk is van de inzet van rechters-plaatsvervangers. Dit gegeven heeft er toe geleid dat in de claim die naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Leemhuis werd opgesteld, een substantieel bedrag was opgenomen ter vervanging van de rechters-plaatsvervangers door vaste rechters.

Deze claim is slechts gedeeltelijk gehonoreerd. Consequentie daarvan was onder meer dat de vervanging van de plaatsvervangers minder prioriteit heeft gekregen. Er wordt echter wel naar gestreefd om op de lange termijn de structurele afhankelijkheid van de rechtsprekende macht van de inzet van rechters-plaatsvervangers te verminderen. Dit vindt plaats door een fors aantal rechters aan het huidige bestand toe te voegen.

Ook hieruit blijkt dat op de lange termijn de capaciteitsproblemen alleen door een wervings-, selectie- en opleidingsbeleid kunnen worden opgevangen.

Mijn beleid wordt in de brief van 1 februari 1999 uiteengezet.

6. Conclusie

De capaciteitsproblematiek in de strafsector heeft een hardnekkig karakter. Er zijn inmiddels vele maatregelen genomen om de belangrijkste knelpunten op te lossen. Zoals ik reeds in de inleiding heb benadrukt, leiden de korte termijn-maatregelen niet altijd tot een structureel resultaat.

Meer succes kan worden verwacht van de lange-termijn maatregelen. De belangrijkste daarvan zijn:

1. Verandering en verbetering van de rechterlijke organisatie door het uitvoeren van de plannen die in de Contourennota zijn opgenomen.

2. Het uitvoeren van de plannen die zijn geformuleerd in het rapport capaciteitstekort strafrechtketen. Met name de invoering van een ander financieringssysteem van de strafsector is van belang.

3. Veranderingen in het wervings-, selectie- en opleidingssysteem. Veel gerechten worden geconfronteerd met vacatures die slechts moeizaam worden opgevuld. Een snellere werving van rechters, gevolgd door een op de persoon toegesneden opleiding, kan daar op termijn verbetering in aanbrengen.

Het plan om de competentie van de politierechter te verhogen van zes naar twaalf maanden lijkt op korte termijn soelaas te bieden, maar dit heeft niet mijn steun. Het is de vraag of verhoging van de competentie van de politierechter daadwerkelijk een bijdrage zal leveren aan een grotere verwerkingscapaciteit van de rechtbank. Tegelijkertijd wordt het belang van collegiale rechtspraak te weinig recht gedaan.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven