24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 367
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2009

Het gevangeniswezen staat voor een veilige en menswaardige detentie en levert daarmee een bijdrage aan de veiligheid van de maatschappij en de reïntegratie van (ex-)gedetineerden. Orde en veiligheid krijgen binnen detentie de hoogste prioriteit, maar tegelijkertijd wordt de detentie zo goed mogelijk benut om een succesvolle terugkeer in de samenleving mogelijk te maken. Het gaat om de juiste balans. Zoals ik in mijn brief van 9 december 20081 heb toegelicht, vormt de persoonsgerichte aanpak op basis van de levensloopbenadering de kern van het Programma Modernisering van het gevangeniswezen (MGW). De persoonsgerichte aanpak bestaat uit:

• een zorgvuldige screening, observatie en selectie van gedetineerden bij binnenkomst;

• regionale plaatsing in zes doelgroepen, waarbinnen maatwerk wordt geleverd;

• het aanbieden van een dagprogramma dat maximaal is ingericht op het bevorderen van een succesvolle terugkeer in de maatschappij;

• het aanbieden van (gedrags)interventies die zoveel mogelijk zijn afgestemd op de individuele criminogene factoren en tekorten op het gebied van scholing/onderwijs, werk en inkomen, schuldhulpverlening, huisvesting en zorg;

• de voorwaardelijke invrijheidsstelling van gedetineerden met een straf langer dan 1 jaar.

De richting waarin het gevangeniswezen zich dient te ontwikkelen is hiermee aangegeven, maar dient stevig te rusten op een solide draagvlak bij de medewerkers, zo schreef ik in mijn eerder vermelde brief van 9 december 2008.

Ik ben verheugd te kunnen melden dat in 2009 belangrijke stappen zijn gezet op dit gebied, zoals ik nader zal toelichten in paragraaf 1. Ook inhoudelijk is de nodige voortgang geboekt, zij het op onderdelen minder voortvarend dan ik had gehoopt. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de belangrijkste ontwikkelingen. De bijgevoegde tweede Voortgangsrapportage MGW beschrijft de voortgang meer in detail en per project.2

Zoals ik heb toegezegd tijdens het algemeen overleg d.d. 10 september 2009 (Kamerstuk 24 587, nr. 364) en het voortgezet algemeen overleg d.d. 23 september 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 5, blz. 309–312) over het Masterplan gevangeniswezen 2009–2014 en het programma MGW, ga ik in deze brief met name in op het onderwijsplan, arbeidstoeleiding, beveiliging op maat en het verslavingsbeleid. Tevens sta ik stil bij het onderzoek van de SP «Het gevangenispersoneel aan het woord». Over de overige toezeggingen die ik tijdens beide debatten heb gedaan, wordt uw Kamer separaat geïnformeerd.

1. Draagvlak voor MGW

Het inzetten van een participatief vernieuwingstraject is een belangrijke impuls geweest voor de ontwikkeling van het draagvlak voor MGW. Er is gekozen voor een stapsgewijze ontwikkeling van de plannen. Medewerkers zijn betrokken bij de veranderingen en praten mee over de vernieuwingen in het gevangeniswezen. Alle medewerkers zijn vanaf de start op de hoogte gebracht van de hoofdlijnen van de modernisering van het gevangeniswezen.

Met medewerkers uit alle functiegroepen is vorig jaar en begin dit jaar aan de visie van het gevangeniswezen en het strategisch kader gewerkt. Hierdoor is in de uitvoering een breed draagvlak gecreëerd.

De Groepsondernemingsraad gevangeniswezen heeft in september 2009 haar goedkeuring gegeven aan de door het Programma ontwikkelde visie en het strategisch kader. De visie en het strategisch kader, waarin de verschillende projecten van MGW staan beschreven, bepalen de nieuwe koers en ambities van het gevangeniswezen voor de komende jaren.

Met de groepsondernemingsraad Gevangeniswezen is een convenant afgesloten waarin de werkwijze voor de komende tijd is vastgelegd. Er is gekozen voor een ontwikkelbenadering. Stapsgewijs wordt het proces van MGW met de groepsondernemingsraad Gevangeniswezen doorlopen. De implementatiefase is inmiddels van start gegaan.

2. Beveiliging op maat

Naar aanleiding van het debat over het Masterplan en de daarin aangekondigde sluiting van een aantal minder beveiligde inrichtingen, heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over het onderzoek naar beveiliging op maat (het toepassen van een minder beveiligd regime in een gesloten penitentiaire inrichting).

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe vrijheden. Gelet op de overcapaciteit in het gevangeniswezen ligt het accent tot 2014 op het reduceren van capaciteit en het wijzigen van bestemmingen ten behoeve van het regionaal plaatsen. Aanpassing van de fysieke infrastructuur, zoals gesloten capaciteit afbreken en minder beveiligde capaciteit in de regio nieuw bouwen, acht ik niet wenselijk. In de komende periode beziet het Gevangeniswezen daarom de mogelijkheden om in de huidige penitentiaire inrichtingen meer interne bewegingsvrijheid aan gedetineerden toe te staan. Aandachtspunten zijn: hoe kan de eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden gestimuleerd worden, hoe kunnen gedetineerden zich op een veilige en verantwoorde wijze door de inrichtingen verplaatsen en hoe kunnen meer interne vrijheden bijdragen aan de verdere invulling van persoonsgerichte detentie. Alle uitgangspunten zullen in de praktijk middels pilots worden getoetst. Ik verwacht dat ik uw Kamer in de derde voortgangsrapportage MGW kan informeren over de eerste resultaten van het onderzoek.

3. Het dagprogramma

Zoals hierboven reeds aangeduid is het dagprogramma zoveel mogelijk gericht op het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerden om te werken aan een succesvolle terugkeer in de samenleving. Het dagprogramma biedt een basisactiviteitenprogramma voor alle gedetineerden én meer op de persoon gerichte onderdelen.

In de eerste voortgangsrapportage MGW heb ik gemeld dat door middel van pilots een systeem ontwikkeld zou worden voor een meer individuele planning van dagactiviteiten. Ik heb nu gekozen voor een stapsgewijze, meer integrale benadering, omdat de dagprogramma’s die nu in de PI’s worden aangeboden – op onderdelen – blijken te verschillen. De eerste stap is daarom het op één lijn brengen van de dagprogramma’s in alle penitentiaire inrichtingen. Op dit moment wordt hard gewerkt aan de verbetering van de inroostering van het personeel en de uitvoering van taken in het primaire proces. Uiterlijk 1 maart 2010 dient dit gerealiseerd te zijn. Door een efficiëntere werkwijze komt er in het dagprogramma meer ruimte voor het mentoraat, teambesprekingen en rapportages. De tweede stap is uitbreiding van het dagprogramma. Vanaf begin volgend jaar worden in de vestigingen de voorbereidingen getroffen voor het nieuwe dagprogramma. Per 1 september 2010 dienen alle vestigingen het avondprogramma en weekendactiviteiten te hebben ingevoerd.

3.1 Onderwijs in detentie

Veel gedetineerden hebben te maken met onderwijsachterstanden. Aangezien dit een criminogene factor kan zijn, is het gericht aanbieden van onderwijs van belang om de recidive terug te dringen. Onderwijs dient daarom een integraal onderdeel te vormen van de detentieperiode van de gedetineerde. Dit betekent dat onderwijs niet losstaat van de dagelijkse gang van zaken in de inrichting.

De afgelopen periode is gewerkt aan het opstellen van het beleidsplan onderwijs in detentie. Het beleidsplan bevat de uitgangspunten, doelstellingen en eindtermen die gaan gelden voor onderwijs in detentie. Het streven is een betere koppeling te leggen tussen arbeid in detentie en het aanbieden van vakopleidingen. Samenwerking is gezocht met ketenpartners, zoals ROC’s en UWV Werkbedrijf, en met andere projecten van MGW, zoals Werkt!, sluitende aanpak nazorg en het programma Terugdringen Recidive. Bij het opstellen van het beleidsplan onderwijs is gekozen voor een pragmatische aanpak. Dit betekent dat opleidingen en trainingen worden aangeboden waaraan een gedetineerde na detentie daadwerkelijk iets heeft. In de praktijk wordt met name gewerkt aan de basisvaardigheden en taalverwerving. Maar een gedetineerde wordt bijvoorbeeld ook geleerd om met een bepaalde machine te werken of een deel van een productieproces uit te voeren. De nadruk ligt, gelet op de vaak korte straffen die gedetineerden ondergaan, niet op het volgen van een volledige vakopleiding. Bij voorkeur ontvangt de gedetineerde wel een schriftelijk bewijs van hetgeen hij geleerd heeft.

Uit een interne inventarisatie blijkt dat het huidige aanbod van onderwijs in de penitentiaire inrichtingen grote verschillen laat zien. Dit gaat veranderen: in elke penitentiaire inrichting dient een standaard aanbod van onderwijs te zijn. Tijdens detentie zijn vier vormen van onderwijs te onderscheiden:

1. Basiseducatie: alfabetiseringsonderwijs, rekenen, Nederlandse taal, Engels en computervaardigheden.

2. Beroepsgerichte opleidingen gericht op arbeidstoeleiding, bijvoorbeeld de opleidingen Arbeidsmarktgekwalificeerde assistent (AKA) en Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers (VCA).

3. Zelfstudie en afstandsonderwijs

4. Vormingsactiviteiten.

Onderwijs in detentie wordt aangeboden met de volgende doelen:

Activering en motivering

Door gedetineerden kennis aan te reiken kunnen zij gemotiveerd raken om hun basisvaardigheden te verbeteren. Hiervoor worden in eerste instantie vormingsactiviteiten ingezet.

Vergroten van de zelfredzaamheid

Door het aanbieden van onderwijs kan de zelfredzaamheid van gedetineerden worden vergroot. Voor het regelen van alledaagse zaken, zoals het omgaan met geld en het contact onderhouden met (overheids)instanties is het een voorwaarde dat iemand in voldoende mate geletterd is en kan rekenen.

Behalen van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt

Onderwijs ten behoeve van het behalen van een startkwalificatie is van groot belang voor de toetreding tot de arbeidsmarkt. Op dit gebied wordt nauw samengewerkt tussen het UWV-Werkbedrijf en de Dienst Justitiële Inrichtingen (zie verder paragraaf 3.2).

Niet iedere gedetineerde komt in aanmerking voor onderwijs. Bij het aanbod van onderwijs aan gedetineerden moet altijd een afweging worden gemaakt tussen de investering in tijd en geld en de verwachte resultaten. De verwachte resultaten hangen samen met de verblijfsduur en de aan- of afwezigheid van problematiek, zoals ernstige psychiatrische- en of verslavingsproblematiek, die het leren kunnen belemmeren. Dit betekent dat gedetineerden met een verblijfsduur korter dan één maand niet actief onderwijs aangeboden krijgen. Gedetineerden, die echt niet gemotiveerd zijn of gemotiveerd kunnen worden, komen evenmin in aanmerking voor onderwijs.

In mijn brief van 11 mei 20091 heb ik toegezegd uw Kamer meer inzicht te geven in het aantal onderwijzers in dienst van het gevangeniswezen en hun functieomschrijving.

Eind 2008 was er bij het gevangeniswezen 65,1 FTE aan onderwijzers in dienst naast 13,6 FTE afdelingshoofden educatie en vorming. Afdelingshoofden met educatie en vorming in hun pakket sturen vaak ook bibliotheek en/of sport aan. Dat kunnen leraren zijn, maar dat hoeft niet. In eerdere berichtgeving aan uw Kamer is een hoger aantal onderwijzers genoemd. Bij dat aantal was ook het aantal docenten Kunstzinnige Vorming meegenomen.

Momenteel bestaat er geen eenduidige functiebeschrijving van onderwijzer. In de personeelssystemen zijn verschillende benamingen voor ongeveer dezelfde functie te vinden. Binnen DJI wordt momenteel gewerkt aan een generiek functiegebouw. Hiermee wordt aangesloten op het Functiegebouw Rijk. De implementatie staat gepland voor 2011. Na 2011 wordt één functiebeschrijving en functiebenaming voor onderwijzers gehanteerd.

3.2 Arbeidstoeleiding

De inzet van het Samenwerkingsmodel Justitie-gemeenten is dat er eind 2010 (regionale) afspraken zijn tussen gemeenten, penitentiaire inrichtingen en maatschappelijke partners over de samenwerking op het gebied van nazorg. Deze afspraken hebben betrekking op vijf leefgebieden, waarvan inkomen en werk er één is, naast identiteitspapieren, huisvesting, schulden en zorg.

Eén van de uitgangspunten van het Samenwerkingsmodel Nazorg is dat alle ex-gedetineerde burgers direct na detentie moeten kunnen beschikken over de voor hen noodzakelijke bestaansmiddelen. Zomogelijk door middel van inkomsten uit arbeid, anders in de vorm van een uitkering. Aangezien dagbesteding als een belangrijke factor wordt beschouwd in het voorkomen van recidive is tevens opgenomen dat alle ex-gedetineerde burgers na hun detentie moeten beschikken over een vorm van (betaalde) arbeid, scholing en/of dagbesteding.

Om dit te bereiken is een actieve samenwerking tussen gemeenten, PI’s en maatschappelijke partners zoals het UWV-WERKbedrijf, van groot belang. Aan het begin van de detentie wordt een gedetineerde direct gescreend en wordt onderzocht wat de (on)mogelijkheden zijn op het gebied van arbeidstoeleiding, scholing en/of dagbesteding. Door een gemeente of door het UWV-WERKbedrijf reeds gestarte trajecten worden tijdens detentie zoveel mogelijk gecontinueerd. Waar mogelijk wordt in de PI al begonnen met arbeidstoeleiding; ook na detentie dient het traject een passend vervolg te krijgen. Op die manier kan een ex-gedetineerde burger beter voorbereid de samenleving in.

In maart 2008 is op de locatie Lelystad van de PI Flevoland een pilot van start gegaan. In deze pilot werken de PI, de gemeente, UWV-WERKbedrijf en het Regionaal Opleidingscentrum (ROC) samen om met gedetineerden een traject van arbeidsbemiddeling te starten. De gemeente is betrokken om te zorgen voor de nodige randvoorwaarden, zoals passende huisvesting. De medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD’ers) in de PI schenken bij de screening specifiek aandacht aan de arbeidssituatie voorafgaand aan detentie en de mogelijkheden voor arbeidstoeleiding. Indien een gedetineerde in aanmerking komt voor arbeidstoeleiding wordt deze aangemeld bij het lokale UWV-WERKbedrijf.

In de pilotperiode zijn 60 gedetineerden aangemeld bij het UWV-WERKbedrijf. Medewerkers van het UWV-WERKbedrijf hebben in de PI een intake uitgevoerd gericht op arbeidstoeleiding. Waar nodig is door hen ook een competentietest afgenomen. Het UWV-WERKbedrijf is waar mogelijk reeds in de penitentiaire inrichting gestart met het traject van arbeidstoeleiding en bemiddeling. Als wordt vastgesteld dat er in dat kader ondersteunende opleiding of scholing nodig is, bijvoorbeeld een sollicitatietraining, wordt dat door het regionale ROC verzorgd. De eerste ervaringen met dit samenwerkingsverband zijn positief, hoewel ook blijkt dat het de nodige investering vraagt om met partijen met zo’n diverse organisatiestructuur en werkcultuur een gezamenlijk werkproces te ontwikkelen. Op basis van de huidige bevindingen wordt deze vorm van samenwerking nog in 2009 uitgebreid naar zes andere PI’s. De huidige pilot wordt op dit moment geëvalueerd. De pilot is tevens van belang omdat in het kader van MGW gestreefd wordt naar inbreng op basis van specifieke expertise door externe partijen tijdens de detentieperiode (het importmodel). De samenwerking van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het UWV-WERKbedrijf wordt beschouwd als een belangrijke voorloper en proeftuin in dezen.

4. Forensische zorg in detentie, verslavingsbeleid

Een persoonsgerichte benadering vereist vanzelfsprekend ook bij psychiatrische patiënten maatwerk. Om dit maatwerk te leveren wordt deze zorg geconcentreerd op vijf plaatsen. Op 29 oktober jl. is het 4e Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) geopend in Scheveningen. De PPC’s Vught, Zwolle en Amsterdam waren al eerder operationeel; eind dit jaar komt daar de PPC Maastricht bij.

De afgelopen jaren zijn de zorgplaatsen uitgebreid binnen de bestaande capaciteit van het gevangeniswezen. In eerste instantie zouden er 700 extra plaatsen bijkomen, 350 in de GGz en 350 in het gevangeniswezen. Maar begin dit jaar werd duidelijk, gelet op de overcapaciteit in het gevangeniswezen, dat we met minder plaatsen toe kunnen. Eind 2010 dient de thans voorziene uitbreiding van zorgplaatsen (191 in het gevangeniswezen; 320 in de GGz) te zijn gerealiseerd.

Het verslavingsbeleid in penitentiaire inrichtingen acht ik van groot belang. Het grootste deel van de criminaliteit is immers drugsgerelateerd. Ik heb uw Kamer in eerdere brieven bericht dat de specifieke verslavingsbegeleidingsafdelingen (VBA’s) in het gevangeniswezen worden opgeheven. Dit betekent echter niet dat er geen specifieke aandacht meer is voor verslaafde gedetineerden. Door de indeling in doelgroepen is het mogelijk om programma’s voor groepen te ontwikkelen en deze op maat aan te passen op de persoon van de gedetineerde. Dit is ook het geval bij verslaafde gedetineerden.

Er zijn nu al veel mogelijkheden om verslaafden zorg te bieden als onderdeel van (of in plaats van) detentie. Ik wil echter de detentie meer dan nu gaan benutten voor het beïnvloeden van verslaafden. Meer verslaafden moeten worden gemotiveerd om hulp te zoeken en te leren omgaan met hun verslavingsgedrag. Tijdens en aansluitend op detentie wordt meer zorg aangeboden. De wijze waarop ik dit wil bereiken is de komende maanden onderwerp van gesprek tussen deskundigen uit het gevangeniswezen en ketenpartners waaronder de verslavingsreclassering. Bezien zal worden of het samenplaatsen van verslaafden op één afdeling een meerwaarde heeft, uitvoerbaar is en efficiënt.

Voor alle duidelijkheid licht ik hieronder toe wat er nu al wordt gedaan aan verslavingsbeleid in detentie:

• Gebruik van, invoer van en handel in drugs wordt uniform en consequent gesanctioneerd, rekening houdend met (verwachte) terugval in het kader van een reïntegratietraject.

• Er zijn verschillende maatregelen genomen ter bevordering van het opsporingsbeleid, zoals het invoeren van de slang in bezoekruimten en het inzetten van drugshonden.

• Zorg is gericht op het beperken van gezondheidsschade van verslaving tijdens de detentie.

• Verslaafden worden door de verslavingsreclassering in de preventieve fase gemotiveerd om hulp te zoeken (doorgeleidingsprogramma).

• Verslaafde gedetineerden kunnen in aanmerking komen voor ambulante zorg van de GGz.

• Als onderdeel van hun traject krijgen verslaafden die in het programma Terugdringen Recidive zijn ingestroomd een passend aanbod aan interventies. Zij kunnen waar geïndiceerd (als onderdeel van de detentiefasering) doorstromen naar verslavingszorg of andere klinische of ambulante zorg.

• Ernstig verslaafden, die meer zorg nodig hebben dan basiszorg, komen in aanmerking voor plaatsing in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).

In het kader van de persoonsgerichte aanpak wordt aangesloten op de persoonlijke situatie van de gedetineerde. Daarbij wordt ook rekening gehouden met lopende zorgtrajecten. Kwetsbare gedetineerden kunnen in aanmerking komen voor plaatsing op een Extra Zorg Voorziening (EZV). De EZV is echter geen vervanger van de VBA. Te veel verslaafden op een EZV blijkt onrust te geven en de kwetsbare gedetineerden die op een EZV zullen verblijven, zijn vaak niet opgewassen tegen de vaak manipulatieve verslaafde gedetineerden.

5. Implementatie MGW

Eind 2009 gaan in iedere vestiging de leidinggevenden en de medewerkers samen aan de slag om de gewenste prestaties in concrete acties te vertalen. Interne werkgroepen stellen per onderwerp voorstellen op hoe de vestiging haar resultaten gaat halen. Dit leidt uiteindelijk tot een plan per vestiging. Het vestigingsplan bevat ook een mobiliteitsplan en een opleidingsplan die hun basis vinden in de plannen die op centraal niveau zijn vastgesteld. In het opleidingsplan per vestiging staat voor elke werknemer – op basis van zijn persoonlijk ontwikkelplan – hoe hij of zij geschoold dient te worden.

Een belangrijk onderdeel van de implementatie van MGW is het investeren in de medewerkers. Het gaat om hun vakmanschap. Naast scherp veiligheidsbewustzijn, geldt voor alle medewerkers van het gevangeniswezen dat de focus gericht moet zijn op samenwerking met de ketenpartners, een meer persoonsgerichte benadering van gedetineerden en het creëren van een stimulerend detentieklimaat gericht op reïntegratie. Kernelementen die tot het ontwikkelen van vakmanschap behoren zijn: vaardigheden en vakopleiding, improvisatievermogen, samenwerkingsgerichtheid, empatisch vermogen en durf.

Leiderschap en motiverende bejegening staan in 2009 en 2010 centraal in het ontwikkelen van vakmanschap en de cultuurverandering binnen het gevangeniswezen. Voor de leidinggevenden is er het traject van «Leidinggeven als professie». De training «Leidinggeven als professie» vormt de start van de investeringen die worden gedaan in de kwaliteit van het management. Motiverende bejegening bestaat uit motiverende gespreksvoering, mentoraatschap en rapportage(vaardigheden). De opleiding wordt verzorgd door het Opleidingsinstituut DJI en wordt gevolgd door al het executief personeel, het middenkader en de vestigingsdirectie.

Een randvoorwaarde voor een succesvolle implementatie van MGW was het veranderen van de interne structuur van het gevangeniswezen. Voorheen was het gevangeniswezen onderverdeeld in clusters. De clusterstructuur is losgelaten om de afstand tussen de sectorleiding van het gevangeniswezen en de werkvloer te verkleinen. Een vestiging kan bestaan uit meerdere locaties. De samenstelling van de vestigingen is bepaald op basis van de volgende factoren: het samenhangend geheel van (gebouwelijke) eenheden, de reistijd en afstand tussen gebouwelijke eenheden, de complexiteit en diversiteit van de doelgroep en de totale capaciteit. De afgelopen periode is de directie per vestiging benoemd. Zoals hiervoor aangegeven, krijgen de vestigingsdirecteuren een belangrijke rol bij de implementatie van het programma MGW.

6. SP-enquête

De SP-fractie concludeert in haar enquête «Het gevangenispersoneel aan het woord» dat de grens wat in het gevangeniswezen bezuinigd kan worden is bereikt.

Ook het realiseren van de financiële taakstelling is een doelstelling van het Programma MGW. In mijn eerder vermelde brief van 9 december 2008 heb ik toegelicht dat de in het Regeerakkoord overeengekomen financiële taakstelling en de nog resterende financiële problematiek uit voorgaande jaren kan worden gerealiseerd zónder dat dit ten koste gaat van het primaire proces en de noodzakelijke inhoudelijke vernieuwingen.

Verder stelt de SP-fractie dat de werkdruk is toegenomen en er minder penitentiaire inrichtingswerkers zijn op een groep gedetineerden. Standaard is dat er op elke 24 gedetineerden 2 penitentiaire inrichtingswerkers (piw’ers) aanwezig moeten zijn. Deze norm blijft in het kader van MGW gehandhaafd. Naar aanleiding van het rapport van de Arbeidsinspectie is door de DJI een plan van aanpak opgesteld. Doelstelling is om de stress onder medewerkers als gevolg van werkdruk met 30% te verlagen. Eind 2010 wordt bezien, op basis van de dan bereikte resultaten, wat de verder liggende doelstellingen zijn.

Tevens ziet de SP-fractie graag dat meerpersoonscelgebruik wordt toegepast op basis van vrijwilligheid. Het plaatsen van gedetineerden in meerpersoonscellen beschouw ik als een reguliere en volwaardige vorm van tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming. In het kader van het Masterplan gevangeniswezen is meerpersoonscelgebruik een instrument om flexibel capaciteit in te zetten.

Tot slot vraagt de SP meer aandacht voor resocialisatie. Ik deel de mening van de SP dat het verblijf in de gevangenis zich meer dan nu het geval is, moet richten op de terugkeer in de samenleving. Dit komt tot uitdrukking in de verschillende projecten van MGW, bijvoorbeeld in het onderwijsplan dat ik hierboven heb beschreven.

Tot slot

Graag wil ik u nog informeren over een toezegging die ik tijdens het algemeen overleg van 20 november 2008 (Kamerstuk 24 587, nr. 317) over rapporten van de Inspectie voor de Sanctietoepassing heb gedaan. Ik heb uw Kamer destijds toegezegd te inventariseren of de Gedetineerdencommissies (Gedeco’s) knelpunten ervaren in hun werk. Uit de inventarisatie is gebleken dat de Gedeco’s tevreden zijn over de wijze waarop zij worden gefaciliteerd in hun activiteiten. De bezetting van een commissie is afhankelijk van het regime. Gebleken is dat het vanwege de grote doorstroom in de Huizen van Bewaring lastiger is om een Gedeco te kunnen samenstellen. Het management van de penitentiaire inrichtingen stimuleert dit overigens wel. Tevens is gebleken dat afdelingshoofden en het management goed aanspreekbaar zijn bij vragen of problemen. Een punt van aandacht is het beperkt gebruik kunnen maken van computers. Gedeco’s ervaren dit als een gemis. Gedeco’s kunnen alleen gebruik maken van een computer tijdens onderwijs. Vanuit het oogpunt van het handhaven van de orde en veiligheid is computergebruik in een penitentiaire inrichting beperkt.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 24 587, nr. 310.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II , vergaderjaar 2008–2009, 24 567, nr. 342.

Naar boven