24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 333
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2009

Op 11 november 2008 heeft de minister van Justitie tijdens het mondelinge vragenuur, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Velzen (SP), toegezegd om u, in een door hem tijdens de begrotingsbehandeling toegezegde brief over de voorraad nog te executeren vonnissen, ook te informeren over jeugdigen met een pij-maatregel die op dit moment1 weg zijn en nog niet zijn teruggevonden. Op 18 maart jl. ontving u van de minister van Justitie een brief over de voorraad te executeren vonnissen2. Door een misverstand is nagelaten de informatie over de jeugdigen met een pij-maatregel hieraan toe te voegen. Hierbij kom ik alsnog aan deze toezegging tegemoet.

Tussen 2000–2005 hebben zich zestien pij-ers onttrokken die nog niet zijn teruggekeerd. Op grond van artikel 77s, lid 7 sub b van het Wetboek van Strafrecht stuit de tenuitvoerlegging van de pij-maatregel bij ongeoorloofde afwezigheid. Van een aantal staat nog slechts een relatief kort strafrestant open. Naar deze groep wordt niet meer actief gezocht; omdat het oude zaken betreft, vindt geen actieve opsporing meer plaats.

Sinds 2005 zijn drie pij-ers ongeoorloofd afwezig, naar wie wel actief wordt gezocht door de Groep Opsporing Onttrekkingen (GOO) van het KLPD.

Het betreft hier jeugdigen die zichzelf hadden moeten melden voor het ondergaan van de straf of niet terug zijn gekeerd van proefverlof en onbegeleid verlof, dan wel zich hebben onttrokken aan begeleid verlof.

Wat bij onttrokken pij-ers opvalt, is dat de meeste jeugdigen zichzelf binnen korte tijd weer bij de inrichting melden. Degenen die dat niet doen worden, op een enkeling na, gemiddeld binnen 13 dagen door de regionale politie of KLPD aangehouden. De GOO speelt daarbij een belangrijke rol.

Op 7 januari 2008 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van een onderzoek uitgevoerd door het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) over wegloopgedrag bij jeugdigen met een pij-maatregel aan de Tweede Kamer3.

In een periode van 20 maanden (januari 2005-augustus 2006) hebben 228 jeugdigen zich onttrokken (bij ruim 10 000 verlofbewegingen). Dit onderzoek liet zien dat meer dan 50% van de onttrekkingen binnen een week werd beëindigd. De onderzoekers gaven aan dat niet alleen het gebruik van een risicotaxatie-instrument om het risico van onttrekking en recidive in te schatten nuttig is, maar dat directe leefomstandigheden van de jeugdigen of recente gebeurtenissen ook meegenomen dienen te worden in de verloftoetsing.

Daarom is het huidige instrumentarium voor signalering, screening en risicotaxatie in de jeugdstrafrechtketen aangepast aan de uitgangspunten van het Landelijk Kader Instrumentarium Jeugdstrafrecht. In de loop van 2009 wordt het instrumentarium in pilots getest. De aanbevelingen over de verloftoetsing worden in het voorjaar van 2009 ingevoerd. Daarnaast is er een database ontwikkeld waarin sinds augustus 2008 incidenten en onttrekkingen centraal worden verzameld en geanalyseerd. Door analyse en evaluatie kunnen eventuele patronen ten aanzien van verlof worden gesignaleerd zodat een lerend systeem ontstaat.

Met bovenstaande maatregelen en de verbetermaatregelen ten aanzien van bejegening en behandeling van jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen die op dit moment worden uitgevoerd, wordt onder andere beoogd dat pij-ers tijdens verlof zich minder onttrekken.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Peildatum 26 maart 2009.

XNoot
2

Brief van 18 maart 2009 (TK 2008–2009, 31 700 VI, nr. 111).

XNoot
3

Brief van 7 januari 2008 (TK 2007–2008, 24 587 nr. 241).

Naar boven