24 587
Justitiële Inrichtingen

30 161
Wijziging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming

nr. 325
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2009

Op 14 januari 2009 heeft de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) het onderzoeksrapport «Werkwijze commissies van toezicht» vastgesteld. Het onderzoeksrapport treft u als bijlage bij deze brief aan.1

Aan iedere justitiële inrichting (of speciale afdeling daarbinnen) is een commissie van toezicht verbonden. Er zijn 91 commissies van toezicht, verspreid over de vier sectoren van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Taak van de commissies is «het houden van (maatschappelijk) toezicht, het behandelen van klaagschriften en het geven van advies en inlichtingen omtrent hun toezichthoudende taak».

Ik hecht grote waarde aan het goed functioneren van de commissies van toezicht, waardoor zij met gezag hun taak kunnen uitvoeren. Gezaghebbende commissies van toezicht zijn niet alleen in het belang van de betrokken justitiabelen, maar dragen ook bij aan de kwaliteit van het functioneren van de inrichtingen. De justitiële inrichtingen zijn daarom gebaat bij een sterke, onafhankelijke commissie van toezicht.

Het rapport van de ISt geeft een goed beeld van de werkwijze van de commissies van toezicht. De ISt constateert een grote variëteit in de wijze waarop de commissies te werk gaan. Op basis van haar onderzoek doet de ISt een aantal aanbevelingen die met name gericht zijn op het harmoniseren van weten regelgeving, het verbeteren van (benoemings)procedures, een betere communicatie en voorlichting en de versterking van de secretariaten van de commissies. Ik stel het op prijs dat de ISt naast haar kritische kanttekeningen ook aandacht heeft voor zaken die goed gaan. Het rapport bevat als handreiking voor de commissies van toezicht bijvoorbeeld een groot aantal «good practices» die de ISt bij haar onderzoek heeft aangetroffen.

Ik zie het als mijn taak om, uiteraard met inachtneming van de onafhankelijke positie van de commissies van toezicht, de voorwaarden te scheppen voor een professionele en gezaghebbende taakvervulling door de commissies.

Een belangrijke voorwaarde die vervuld moet zijn is een heldere en zoveel mogelijk uniforme regelgeving voor de commissies van toezicht. Gelet op de aanbevelingen van de ISt zal ik daarom bezien of en in hoeverre de regelgeving op de volgende punten geharmoniseerd kan worden:

• Het vastleggen van een termijn voor de reactie op een verzoek om rogatoir horen.

• Het door de directeur dan wel het hoofd van de inrichting zo spoedig mogelijk verschaffen van de nodige schriftelijke inlichtingen aan de beklagcommissie.

• De termijnen voor afhandeling van klachten.

• Het (niet limitatief) vastleggen welke omstandigheden als bijzondere omstandigheid dienen te worden aangemerkt en daarmee een termijn van acht weken voor de behandeling van het klaagschrift rechtvaardigen.

• Het stellen van nadere regels op het gebied van bemiddeling, waaronder het aanmerken van bemiddeling als bijzondere omstandigheid, en de doorlooptijd van klachtafhandeling in het geval bemiddeling is aangevraagd.

• De informatieplicht van de maandcommissaris over diens werkzaamheden in de inrichting jegens het hoofd van de inrichting.

• Het regelen dat een lid van de commissie van toezicht die in een eerdere fase in een zaak bemiddeld heeft, of daarmee op enige wijze bemoeienis heeft gehad, geen deel neemt aan de behandeling van het klaagschrift.

Ik neem ook alle overige aanbevelingen over van de ISt die aan mij of het hoofdkantoor van DJI gericht zijn. Het betreft onder meer de volgende aanbevelingen: het opstellen van een lijst met functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van een commissie van toezicht, het ondersteunen van de totstandkoming van een landelijk registratiesysteem voor klachten, alsmede het adequaat informeren van justitiabelen over het beklagrecht en de procedure die gevolgd dient te worden bij het indienen van een klacht.

Zoals ik reeds eerder in deze brief aangaf, is een gezaghebbend functionerende commissie van toezicht van groot belang voor de individuele gedetineerde én de inrichting waarop de commissie toezicht houdt. De drempel moet laag zijn voor de gedetineerde om waar nodig zijn beklag te doen bij de commissie. En het vertrouwen moet hoog zijn dat de commissie de klacht op een adequate wijze in behandeling neemt. Ook de inrichting is gebaat bij een sterke commissie van toezicht. Dat houdt de inrichting scherp en bevordert een menswaardig detentieklimaat. Ik beschouw het derhalve ook als mijn taak de werkzaamheden van de commissies van toezicht zo goed mogelijk te faciliteren. Ik werk hierbij nauw samen met de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Op deze wijze geef ik uitvoering aan de motie Weekers/Cörüz1. De motie verzoekt de regering «al het nodige in het werk te stellen om de raad (=RSJ) een stimulerende rol te laten spelen ten opzichte van de lokale commissies van toezicht teneinde de raad in de uitoefening van zijn adviestaak in staat te stellen een landelijke vergelijking te maken en landelijke trends te signaleren op het gebied van de bejegening van justitiabelen en jeugdigen».

Nadat de motie was aangenomen heeft de RSJ de uitvoering ter hand genomen. Hiertoe heeft de RSJ met enkele voorzitters van commissies van toezicht de «begeleidingscommissie stimulering maatschappelijk toezicht» gevormd. In regionale bijeenkomsten zijn de behoeften aan ondersteuning en versterking in kaart gebracht. Door frequent contact met de commissies heeft de RSJ de positie van inhoudelijk steunpunt verworven. Op organisatorisch en logistiek gebied levert de DJI een bijdrage aan deze activiteiten. Dit heeft de afgelopen jaren in overleg met de commissies geleid tot een aantal (gezamenlijke) acties. Er is onder meer een model voor het jaarverslag van de commissies van toezicht uitgebracht en de RSJ heeft een concepttoezichtkader voor de commissies aangeboden. In aanvulling hierop worden toetsingscriteria ontwikkeld. Discussie en informatie-uitwisseling worden bevorderd via het kenniscentrum van de commissies van toezicht en de eigen websites van de RSJ en de DJI.

De bevindingen uit het rapport van de ISt bevestigen de behoefte aan deze en andere activiteiten, gericht op het bevorderen van een verdergaande professionalisering van de commissies van toezicht. De good practices die de ISt heeft verzameld bieden mijns inziens een goed handvat voor een verdere verdieping van de toezichthoudende taak van de commissies. Ik neem het initiatief om met de commissies van toezicht te komen tot concrete afspraken over de uitwerking en invoering van de good practices. Mijn gedachten gaan ook uit naar de ontwikkeling van een «governance code», waardoor een norm tot stand komt waarnaar de commissies van toezicht zich op basis van vrijwilligheid kunnen richten.

Binnen mijn departement heb ik een projectgroep ingesteld die naast het voorbereiden van de aanpassing van de regelgeving tot taak krijgt de afspraken met de commissies voor te bereiden over de invoering van de good practices en ideeën te ontwikkelen voor een «governance code». De RSJ zal in de projectgroep participeren. Uiteraard zullen ook vertegenwoordigers van de commissies van toezicht betrokken worden bij de ideeënvorming.

Op dit moment worden binnen de kring van de commissies van toezicht de mogelijkheden verkend voor een platform of klankbordgroep van (voorzitters van) de commissies van toezicht. De totstandkoming van een dergelijk forum juich ik toe, omdat hierdoor de dialoog met de commissies van toezicht beter tot stand kan komen.

Ik zal uw Kamer vóór het einde van het zomerreces nader informeren over de wijze waarop de aanbevelingen van de ISt zijn opgepakt en welke voortgang is geboekt.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 161, nr. 10.

Naar boven