24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 1018 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2025

Tijdens het commissiedebat tbs op 18 december jl. (Kamerstuk 24 587, nr. 1017) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over een eventueel hoger beroep inzake het kortgeding tegen de Staat; het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen en CTP Veldzicht (hierna Veldzicht) over het opnemen van een ongedocumenteerde vreemdeling uit Amsterdam. Middels deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Op 11 december jl. heeft de rechter de uitspraak gedaan dat de Staat de desbetreffende persoon op korte termijn moet opnemen in Veldzicht. Dit vonnis is in de middag van 18 december jl. gepubliceerd. Inmiddels is uitvoering gegeven aan deze uitspraak en verblijft de desbetreffende persoon in Veldzicht.

Er wordt geen hoger beroep ingesteld. Het is immers een uitspraak geweest in een casus met bijzondere omstandigheden, waarbij een opeenvolging van specifieke gebeurtenissen en handelingen ertoe heeft geleid dat de rechter tot deze beslissing is gekomen.

Ik ga niet in op individuele casussen. In zijn algemeenheid wil ik aangeven dat de rechter niet zozeer het medisch oordeel van Veldzicht ter discussie heeft gesteld, maar dat de uitspraak van de rechter bepaald wordt door de specifieke omstandigheden en ontwikkelingen in deze individuele casus.

Op korte termijn informeer ik, samen met de Minister van Asiel en Migratie, uw Kamer nader over de wijze waarop wij uitvoering zullen geven aan de aangenomen moties van de leden Podt en Lahlah (Kamerstuk 24 587, nr. 1013) en het lid Lahlah (Kamerstuk 24 587, nr. 1016).

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, I. Coenradie

Naar boven