24 582
Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het energiebeleid (Wet op de Algemene Energieraad 1997)

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 augustus 1996

Mijn streven is erop gericht de nieuwe Wet op de Algemene Energieraad (AER) per 1 januari 1997 in werking te laten treden. Per die datum zullen ook de leden voor de nieuwe AER moeten worden benoemd.

De leden van de huidige AER zijn zeer deskundig op het gebied van energiebeleid, zijn maatschappelijk ervaren en stellen zich onafhankelijk op, waardoor zij als groep zeer goed functioneren en gezamenlijk zeer nuttige adviezen uitbrengen. Graag zou ik deze leden, waaronder één vrouwelijk lid, daarom benoemd zien als lid van de nieuwe AER en ben ik dan ook voornemens de leden van de huidige AER voor te dragen voor benoeming in de nieuwe AER. Indien de huidige AER niet per 1 januari 1997 zou worden opgeheven, zouden deze leden ook nog, deels bijna twee jaar, deels bijna drie jaar, deel hebben uitgemaakt van de AER.

Ik hecht belang aan een evenredige deelneming van vrouwen en personen uit etnische en culturele minderheidsgroepen in de AER. Ik zal er dan ook op toezien dat bij de eerstvolgende vacatures hier nadrukkelijk aandacht aan wordt besteed. Dat wil zeggen dat uiterlijk per 1 januari 1999 minimaal twee vrouwen of personen uit minderheidsgroepen extra zullen worden voorgedragen voor benoeming in de nieuwe AER, zodat een meer evenredige deelname van genoemde groepen aan de Raad gestalte zal krijgen.

Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven