Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24582 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24582 nr. 3 |
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Dit wetsvoorstel beoogt de instelling van een adviescollege «nieuwe stijl» op het terrein van het energiebeleid. Het wetsvoorstel is onderdeel van de wetgeving die vorm geeft aan de inrichting van het nieuwe adviesstelsel met ingang van 1 januari 1997. Op grond van de Herzieningswet adviesstelsel, die thans nog in procedure is, zullen de bestaande adviescolleges, met uitzondering van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Sociaal-Economische Raad, op dat tijdstip worden opgeheven dan wel van hun adviestaken worden ontheven (Kamerstukken II 1993/94, 24 232, nrs. 1–3). Een van de adviescolleges die als gevolg daarvan zullen worden opgeheven is de Algemene Energieraad (hierna te noemen: AER of raad). Om de hierna uiteen te zetten redenen is het wenselijk dat er een adviescollege op het terrein van het energiebeleid blijft bestaan. Derhalve is het noodzakelijk de AER opnieuw in te stellen.
Thans is een Kaderwet adviescolleges in voorbereiding die algemene regels bevat over de instelling, samenstelling en werkwijze van adviescolleges, de standpuntbepaling over adviezen en enkele daarmee samenhangende onderwerpen. Deze kaderwet maakt het mogelijk dat de concrete instellingswetten, zoals de toekomstige Wet op de Algemene Energieraad 1997, eenvoudiger van opzet zijn dan de kaderwet. Het voorliggende wetsvoorstel bestaat dan ook uit slechts vijf artikelen.
2. Noodzaak van advisering op het terrein van het energiebeleid
De AER functioneert inmiddels ongeveer twintig jaar. Met ingang van 13 maart 1976 trad in werking het koninklijk besluit van 25 februari 1976, houdende instelling van een voorlopige Algemene Energieraad (Stb. 99). De definitieve instelling van de AER volgde negen jaar later met de Wet op de Algemene Energieraad, die met ingang van 1 december 1985 in werking trad.
Met het doel de AER efficiënter en effectiever te laten opereren, kwam eind 1991 een omvorming van de raad tot stand (Kamerstukken II 1991/92, 22 300 XIII, nr. 23). Binnen het bestaande wettelijke kader werd een kleinere raad ingesteld van tien personen (voorheen bestond de raad uit twintig personen) waarvan de onafhankelijke deskundigheid centraal staat. Deze raad is zich zoveel mogelijk gaan concentreren op de hoofdlijnen van het beleid. Een groter rendement van de advisering dan voor de omvorming van de raad het geval was, werd bereikt door de raad bij voorkeur vroeg in het beleidsproces (nog voordat beleidsvoornemens definitief zijn vastgesteld) te laten adviseren. Gebleken is dat de AER in een belangrijke behoefte aan expertise op het gebied van energiebeleidsvraagstukken voorziet.
Dit is tijdens de laatste evaluatie van deze raad (Kamerstukken II 1992/93, 22 800 XIII, nr. 59) nog eens duidelijk onderstreept.
De Nederlandse overheid voert een actief energiebeleid. Het energiebeleid stelt zich als doel een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening tot stand te brengen ten einde de basisvoorwaarden te scheppen voor een gezonde economie en een schoon milieu. De toenemende internationalisering en liberalisering van de energiemarkten, de nog steeds stijgende energievraag en de gevolgen van het energiegebruik voor milieu en klimaat, zijn onderwerpen die de aandacht vragen van de overheid. De AER levert een belangrijke bijdrage aan het verkrijgen van inzicht in deze complexe materie.
In de voorgestelde taakomschrijving van de AER (artikel 2) wordt bepaald dat bij het adviseren over het te voeren energiebeleid onder meer aandacht dient te worden besteed aan de wisselwerking tussen het te voeren energiebeleid enerzijds en maatschappelijke ontwikkelingen en het te voeren beleid op andere gebieden anderzijds. Deze taakomschrijving weerspiegelt de wijze waarop de huidige AER zijn taak uitvoert. Met de gegeven taakomschrijving wordt tot uitdrukking gebracht dat er op het afgebakende terrein van het energiebeleid bij de advisering steeds verschillende invalshoeken aan bod dienen te komen. Bij het te voeren beleid op andere gebieden gaat het met name om zaken als de integratie met het economische beleid, de milieu-aspecten, de inpassing in de ruimtelijke ordening (de fysieke infrastructuur), de organisatie van de energiesector wat de afbakening tussen marktwerking en regelgeving betreft, en de internationale dimensie. In voorkomende gevallen kan de AER zijn adviestaak met betrekking tot onderwerpen die ook andere beleidsterreinen raken in samenwerking met andere adviesraden verrichten.
4. De leden en het secretariaat van de AER
In artikel 3 wordt voorgesteld het maximale aantal leden van de AER op tien te stellen. In de (bij de thans nog in voorbereiding zijnde Aanpassingswet herziening adviestelsel in te trekken) Wet op de Algemene Energieraad is dat maximum gesteld op twintig, waarbij zoals gezegd in 1991 het feitelijk aantal leden tot tien werd teruggebracht. Gebleken is dat dit aantal voldoende ruimte biedt om een redelijke spreiding qua achtergrond van de leden te hebben, terwijl de omvang ook zodanig is dat de onderlinge discussie in de raad goed tot zijn recht kan komen.
Om te voorkomen dat de continuïteit in de advisering door de raad teveel wordt verstoord, zal de eerste maal een aantal leden van de huidige raad worden voorgedragen voor het lidmaatschap van de nieuwe raad.
Het secretariaat van de huidige raad bestaat uit 2,5 formatieplaatsen. Het voornemen is om dit secretariaat ook zorg te laten dragen voor de administratieve ondersteuning van de nieuwe raad.
De voor de financiering van de AER benodigde middelen komen ten laste van de Rijksbegroting, hoofdstuk XIII (Ministerie van Economische Zaken). De omvang van de financiële middelen is begroot op circa f 500 000 per jaar, hetgeen overeenkomt met de huidige omvang van de personele en materiële lasten van de AER.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24582-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.