24 578
MAVO/VBO/VSO

nr. 162
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 maart 1999

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 3 februari 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Adelmund van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de vernieuwingen in MAVO/VBO/VSO. Het overleg vond plaats aan de hand van:

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 19 oktober 1998 inzake herschikking VBO, faciliteitenbeleid en afspraken over de zorgverbreding in het VO (26 200-VIII, nr. 5);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 19 november 1998 inzake voortgang VMBO (24 578, nr. 13);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 27 november 1998 ter aanbieding van het conceptplan van inzet voor de middelen gericht op invoering van de vernieuwingen in het VO (OCW-98–951);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 11 december 1998 ter aanbieding van een viertal rapportages met betrekking tot de zorgkant van de VMBO-ontwikkeling(OCW-98–1045);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 27 januari 1999 inzake nevenvestiging scholen praktijkonderwijs (OCW-99–77).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Mosterd (CDA) constateerde met vreugde dat de scholen al volop bezig zijn met de omvorming van het speciaal onderwijs, waarbij hij zich uitsprak voor het behoud van de kleine scholen in de nieuwe structuur. Hij vroeg hoe het aanbod van de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg door scholen voor het VBO moet worden ingevuld. Wat zal er ten principale veranderen in de infrastructuur door het onderbrengen van de onderscheiden leerwegen op verschillende locaties? Zal de beroepsgerichte leerweg niet een aparte positie krijgen? Hij vroeg of de staatssecretaris het eens is met de conclusie van de regievoerder dat er onvoldoende wordt geherstructureerd op dit punt. Voorts vroeg hij of de staatssecretaris de zorg van de onderwijsraad deelt over mogelijke verschuivingen naar de theoretische leerweg enerzijds en naar de basisberoepsgerichte leerweg anderzijds. Zijn er nieuwe ontwikkelingen op dit punt?

Onvoldoende duidelijkheid over de aansluitingsmogelijkheden VMBO-HAVO zou de keuze kunnen doen verschuiven van de theoretische leerweg in het VMBO naar het HAVO omdat ouders willen vermijden dat men al in een vroegtijdig stadium is gebonden aan deze keuze. Is de aansluiting van het VMBO op de ROC's (regionale opleidingscentra) duidelijker en beter dan de huidige situatie in het MAVO/VBO?

De heer Mosterd waardeerde het dat er wordt gesproken over een brede acceptatie in het veld, maar maande toch tot voorzichtigheid en duidelijkheid. Het tijdpad is kort en in principe haalbaar voor voorlopers, maar de scholen moeten de vernieuwingen verantwoord kunnen invoeren. Het management en de docenten worden geconfronteerd met een cumulatie van zowel organisatorische als pedagogisch-didactische en vakinhoudelijke veranderingen. Door de onduidelijkheid over het invoeren van die veranderingen ontstaat onzekerheid en onrust. Omdat het onderwijs steeds meer taken krijgt toegewezen vanuit de maatschappij is een positieve uitstraling van en naar het onderwijs van groot belang.

De heer Mosterd vroeg of de beschikbare middelen voor de invoering van de vernieuwingen voldoende zijn. Hij verwees hierbij naar de ervaringen met de ontwikkelingen in het HAVO en VWO. Zoals uit de tweede fase HAVO/VWO is gebleken, kan het vaak idealistische karakter van de programma's leiden tot overladenheid van die programma's. Kan een dergelijke situatie worden voorkomen bij het VMBO en zo ja, hoe?

Aan de leerlingen die geen diploma behalen in het MAVO/VBO zal na het verlaten van de school een vervolg moeten worden geboden. Te denken valt hierbij aan een sluitende aanpak in het kader van het werkgelegenheidsbeleid. Zijn er voldoende aansluitingsmogelijkheden op vervolgopleidingen, werk en stage? De heer Mosterd benadrukte het belang van het zelfstandig leren werken. Hij vroeg zich evenwel af of dit wel het juiste concept is voor dit type onderwijs. Zelfstandig werken mag niet leiden tot spijbelgedrag. In dit verband vroeg hij een reactie van de staatssecretaris op het leerhuis. Samenhang tussen de algemene vakken en de beroepsgerichte vakken verdient extra aandacht en kan de motivatie van zwakkere en meer praktisch ingestelde leerlingen voor de algemeen vormende vakken verhogen. Is deze problematiek voldoende onderkend in de basisberoepsgerichte leerweg en zijn er passende oplossingen aanwezig?

De integratie van de zorgdeskundigheid in het voortgezet onderwijs kan ertoe leiden dat er specifieke deskundigheid verloren gaat en dat er minder zorg kan worden geboden aan de leerlingen in het VSO en het IVBO. Hoe kan hieraan tegemoet worden gekomen? Zo spoedig mogelijk na het eerste jaar zal een evaluatie moeten plaatsvinden om de ontwikkelingen te kunnen bijsturen. De heer Mosterd noemde het een goede zaak dat de scholen en niet de regionale verwijzingscommissies (RVC's) beslissen over de toelating tot de praktijkscholen en het leerwegondersteunend onderwijs. Hij vroeg zich af of het vak cultuurparticipatie binnen het VMBO voldoende tot zijn recht kan komen, gelet op de motivatie van leerlingen. Stimulering vanuit het onderwijs is een noodzakelijke randvoorwaarde voor succesvolle cultuurparticipatie.

De heer Mosterd onderschreef het pleidooi van de onderwijsraad dat scholen zelf moeten bepalen hoe de gedragscomponent aan de orde komt en dat het normatieve karakter van de thema's dit vereist. Wel benadrukte hij het vakoverschrijdende thema van het kennen van en omgaan met eigen en andermans waarden en normen. Extra aandacht voor de vraag hoe men in de moderne samenleving met respect met elkaar omgaat is essentieel. Hij vroeg of de staatssecretaris deze visie deelt en hoe hieraan voldoende vorm kan worden gegeven.

Mevrouw Lambrechts (D66) vroeg in verband met het gebrek aan duidelijkheid over de invoering van de onderwijsvernieuwingen en de voorbereiding daarop om een spoedmonitor op de voorbereiding van de individuele scholen, op de aansluiting op de ROC's en de assistentenniveaus en op de voorbereiding van de gemeenten, ook met het oog op hun rol inzake de praktijkgerichte leerweg. Alle participanten moeten duidelijk in beeld worden gebracht. Zij constateerde dat het procesmanagement voortgezet onderwijs (PMVO) nog niets van zich heeft laten horen.

Doordat het conceptinrichtingsbesluit nog niet is afgerond en het examenbesluit nog niet is vastgesteld, is het niet denkbeeldig dat men net als in de tweede fase voortgezet onderwijs wordt geconfronteerd met het probleem dat de theoretische taakbelasting niet overeenkomt met de ruimte die in de praktijk wordt geboden. Als blijkt dat ook de uitgeverijen nog onvoldoende hebben ingespeeld op de nieuwe methoden, gaat de tijd dringen.

De onduidelijkheid voor de scholen kan ertoe leiden dat er wel afzonderlijke leerwegen worden aangeboden, maar niet of nauwelijks gemengde leerwegen. Er moet dan ook duidelijkheid komen over de pakketten waaruit kan worden gekozen en over de mogelijkheden tot doorstroming. Een gevolg van de onduidelijkheid is ook de neiging tot «stapelen» van instellingen door de huidige afdelingen te behouden en het intrasectorale programma daaraan toe te voegen.

Mevrouw Lambrechts benadrukte dat doorstroming mogelijk moet blijven, zowel naar het MBO als naar het HAVO. Zij vroeg zich af of men niet met meer in plaats van minder afvallers te maken zal krijgen. Door het theoretischere karakter van de basisberoepsgerichte leerwegen en het gebrek aan ruimte voor oriëntatie op de leerwegen en de beroepsgerichte vakken is de kans groot dat LOM-leerlingen geen diploma zullen halen en afzakken naar het praktijkonderwijs. Ook lijkt het erop dat doorstroming naar het HAVO slechts in theorie mogelijk zal zijn. Bovendien is er twijfel of de ROC's voldoende doorstroming kunnen bieden op het assistentenniveau.

Uit de pilotprojecten inzake het leerwegondersteunend onderwijs is gebleken dat leraren in het regulier onderwijs onvoldoende zijn voorbereid op het opvangen van leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben. Mevrouw Lambrechts was dan ook van mening dat nog niet is voldaan aan de basisvoorwaarden om de opvang van deze leerlingen in het regulier onderwijs met vertrouwen tegemoet te zien. Zij merkte zijdelings op dat de toegankelijkheid van het leerlingenvervoer niet wordt bevorderd, maar dat een niet adequate leerlingenvervoersregeling geen belemmering mag vormen voor het uitwisselen van afdelingen.

Met de eerdere ervaringen met overladenheid van programma's moet rekening worden gehouden. Blijkbaar is de last van de brede basisvorming op het VMBO-traject zo groot dat er nog geen afdoende antwoord mogelijk is op het dilemma hoe men meer beroepsgerichte vorming kan aanbieden om een groep leerlingen te motiveren zonder daarbij af te zien van de brede basisvorming. Mevrouw Lambrechts vroeg de staatssecretaris om op korte termijn een quickscan uit te voeren van de voorbereiding van individuele scholen en aan de Kamer een inventarisatie van knelpunten en van de stand van zaken te doen toekomen, zodat duidelijk wordt of in 1999 al een start kan worden gemaakt met de invoering van deze onderwijsvernieuwingen.

De heer Rabbae (GroenLinks) noemde een succesvol verloop van de integratie van het speciaal onderwijs in het regulier onderwijs van cruciaal belang. Aan die integratie en aan de inhoudelijke en pedagogisch-didactische vernieuwingen zal zodanig inhoud moeten worden gegeven dat er zo min mogelijk problemen ontstaan voor de leerlingen. In verband met de advisering over de toelaatbaarheid van leerlingen tot voorzieningen vroeg hij of er na het overgangsjaar problemen zijn te voorzien in het geval dat een school afwijkt van de beslissing van de RVC.

Scholen lijken bij de keuze van opties niet geneigd te zijn tot samenwerking, maar kiezen ervoor om veel mogelijkheden te bieden en zoveel mogelijk leerlingen aan te trekken binnen de eigen instelling. Het is evenwel de bedoeling dat scholen gaan samenwerken en dat via een harmonieuze en efficiënte aanpak duidelijkheid wordt geboden over de mogelijke opties en het aanbod aan de leerlingen. Kan er meer informatie worden geboden aan de scholen over huisvesting, bekostiging en levensvatbaarheid of zijn er nog problemen te verwachten?

De heer Rabbae maakte zich grote zorgen over de uitval van leerlingen en over de signalen over overladenheid van het programma, met name in de beroepsgerichte vakken. Het is van belang om lessen te trekken uit eerdere ervaringen op dit terrein. Hij verwachtte dat de staatssecretaris zo min doorstromingsmogelijkheden zal blokkeren. Hij vroeg aandacht voor de mogelijkheden van een dossierdiploma, waarmee afhankelijk van de behoeften van het bedrijfsleven kan worden toegewerkt naar een dossier waarmee de betrokken leerling kan instromen in een bedrijf of een bedrijfssector. Hij sloot zich aan bij de wens om nog voor het zomerreces opnieuw met de staatssecretaris te kunnen overleggen naar aanleiding van de stand van zaken.

De heer Cornielje (VVD) constateerde dat er sprake was van een ijzige stilte vanuit het veld. Hij vroeg zich af of het onderwerp voldoende leeft in het veld dan wel of er sprake is van een stilte voor de storm. Hij vroeg of de aangekondigde beeldvormende publiekscampagne al van start is gegaan. Hij stelde voor dat het overleg met de staatssecretaris voortaan wordt voorbereid aan de hand van voortgangsrapportages, waarin de ontwikkelingen op alle niveaus in hun samenhang kunnen worden bezien, zowel in financieel opzicht als in het kader van de voorbereidingen. Om de samenhang te bewaren zal de staatssecretaris op dit punt het enige aanspreekpunt moeten zijn voor de Kamer. Is de staatssecretaris bereid om via voortgangsrapportages zowel het veld als de Kamer te informeren over en te betrekken bij het invoeringsproces?

In het regeerakkoord zijn extra financiële middelen uitgetrokken voor deze onderwijsvernieuwingen. De heer Cornielje stelde het op prijs dat prioriteit is gegeven aan het direct toewijzen aan de scholen van de extra financiële middelen die in het regeerakkoord zijn uitgetrokken voor de onderwijsvernieuwingen. Hij vroeg een concrete onderbouwing voor de besteding van de overige financiële middelen die niet rechtstreeks aan de scholen worden toegewezen.

In de eerste twee jaar mag 10% à 20% worden besteed aan oriëntatie op de beroepsgerichte leerweg om jongeren uitzicht te bieden op de praktijk. Is er al zicht op de wijze waarop scholen invulling geven aan deze ruimte voor praktijkvakken? Bij de invulling van die ruimte dient de vrijheid van de scholen voorop te staan. Door in de onderbouw te beginnen met een oriëntatie op de praktijkvakken in de bovenbouw kan een relatie worden gelegd tussen de inhoud van de vakken en de praktijk van de beroepen. De heer Cornielje vroeg of de staatssecretaris bereid is om in de toelichting van het inrichtingsbesluit de relatie aan te geven tussen de totale urenbehoefte en het aantal beschikbare uren voor praktische sectororiëntatie. Kunnen scholen ook voor de kaderberoepsgerichte leerweg die 10% invullen en zo ja, moet daartoe een concreet voorstel worden gedaan? Voorts vroeg hij naar de 20% voor sectororiëntatie in de basisberoepsgerichte leerweg. Voor de motivatie van de leerlingen is het van belang om al in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs te beginnen met praktische vakken. Hij vroeg de staatssecretaris om ruim voor augustus a.s. in de voorlichting aan de scholen aandacht te besteden aan deze mogelijkheid.

Voor de bestrijding van schooluitval zijn praktijkvakken onontbeerlijk. Voor de leerlingen in de bovenbouw die niet in het praktijkonderwijs thuishoren, maar die de school dreigen te verlaten moeten korte beroepsgerichte trajecten worden opgezet in samenwerking met een ROC. De heer Cornielje vroeg om concrete voorstellen in deze richting in het kader van het plan ter bestrijding van schooluitval. Mede door het ontbreken van selectie-instrumenten wordt de selectie van leerlingen voor het praktijkonderwijs als problematisch gezien. Hij was van oordeel dat het praktijkonderwijs alleen open dient te staan voor leerlingen van wie de capaciteiten onvoldoende zijn om een vervolgopleiding succesvol af te ronden. Het praktijkonderwijs moet dan ook niet gericht zijn op doorstroming, zodat het niet geschikt is voor andere groepen leerlingen. Wat is de stand van zaken betreffende het ontwikkelen van een selectiemechanisme?

Is sprake van tijdsdruk voor projecten voor leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en zo ja, welke maatregelen worden in dit verband genomen? In het go/no goamendement is impliciet opgenomen dat niet wordt overgegaan tot invoering van de onderwijsvernieuwingen als men er nog niet klaar voor is om te voorkomen dat de zwakste groep leerlingen risico loopt. De heer Cornielje vond het nog te vroeg om al te beslissen over uitstel. Hij vroeg naar de stand van zaken rond de herschikking van de VBO-afdelingen en de mogelijke rechtspositionele consequenties daarvan. Vanuit het veld wordt vernomen dat scholen alleen afdelingen erbij willen hebben, terwijl het de bedoeling is dat een herschikking leidt tot grotere en levensvatbare afdelingen. Wordt dit element in een volgende rapportage opgenomen en wordt de Kamer hierbij betrokken? Is er overeenstemming met het bedrijfsleven, met name binnen de technische opleidingen, over de intrasectorale programma's? De heer Cornielje noemde de invoering van deze onderwijsvernieuwingen lastiger dan de invoering van de profielen en het studiehuis in de bovenbouw HAVO/VWO. Ondersteuningsinstellingen en scholen hebben veel moeite met het doorgronden en benutten van de vernieuwingen. Hij vroeg dan ook een zorgvuldigere begeleiding van het invoeringsproces.

Mevrouw Dijksma (PvdA) ging ervan uit dat scholen volop bezig waren met de voorbereiding van de invoering van de onderwijsvernieuwingen. Er zijn echter nog geen praktijkervaringen met de leerwegen. Zij vroeg in dit verband wanneer het conceptinrichtingsbesluit en de intrasectorale examenprogramma's tegemoet kunnen worden gezien. Vanuit het veld komen tegenstrijdige geluiden naar aanleiding van de notitie inzake examinering, enerzijds dat de kwaliteit van de opleidingen in de intrasectorale programma's achteruit gaat, anderzijds dat de beroepsgerichte programma's overladen zijn en moeten worden bijgesteld. Zijn aanpassingen werkelijk noodzakelijk?

Mevrouw Dijksma kon zich vinden in de gedachte van een dossierdiploma, zodat duidelijk is welke vakken leerlingen hebben gevolgd. Zij vroeg waarom er een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen diploma's en getuigschriften en waarom bijvoorbeeld niet is gekozen voor diploma's voor de verschillende leerwegen. 8% van de scholen heeft zich nog niet georiënteerd op de herschikkingsoperatie of heeft geen opties geformuleerd ten behoeve van een voldoende en levensvatbaar MAVO/VBO-aanbod in de regio's. Betreft het wellicht scholen die MAVO willen blijven en daarom geen instroom vanuit het VBO willen of betreft het VBO-afdelingen die andere niet willen afstoten? De regievoerder heeft geconstateerd dat het bestaande VBO-aanbod grotendeels wordt gehandhaafd en dat de infrastructuur onvoldoende wordt geherstructureerd. Het probleem is dat de scholen te voorzichtig zijn. Het herstructureringsproces moet dan ook niet worden vertraagd; er is juist een dynamischere aanpak nodig. Is er sprake van een groot probleem, is de staatssecretaris bereid zich persoonlijk in te zetten om de zaak tot een goed einde te brengen? Ontbreekt het de lokale bestuurders aan instrumenten?

Mevrouw Dijksma sloot zich aan bij het voorstel om vaker met de staatssecretaris te overleggen over de invoering en implementatie van de onderwijsvernieuwingen aan de hand van voortgangsrapportages. Daardoor kan de Kamer een aanspreekpunt zijn voor het veld en is er meer duidelijkheid over de stand van zaken. Zij noemde het overgangsjaar betreffende de toelaatbaarheid van leerlingen tot voorzieningen een goede zaak. In die periode zullen lessen moeten worden getrokken, zodat het geen verloren jaar is. Ook de aanbeveling om docenten in het voortgezet onderwijs voor te lichten over het VSO en het praktijkonderwijs zal ter harte moeten worden genomen. Bij de selectie van leerlingen voor het praktijkonderwijs zal ervoor moeten worden zorggedragen dat de leerlingen in die leerwegen terechtkomen waar zij thuishoren. Voorts was zij van mening dat doorstroming vanuit het VMBO naar het MBO en HAVO mogelijk moet blijven. Volgens klachten zou het CITO zijn advisering inzake de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs zover hebben aangepast dat er al een leerwegadvies wordt geformuleerd vanaf het laatste jaar van de basisschool. De niveaukeuze vindt echter welbewust pas twee jaar later plaats. De vraag is of het wenselijk is om leerlingen in zo'n vroeg stadium al van een stempel te voorzien.

Mevrouw Dijksma sprak haar tevredenheid erover uit dat in het regeerakkoord extra financiële middelen beschikbaar zijn gesteld voor deze onderwijsvernieuwingen en dat scholen de vrijheid krijgen om die middelen zelf te besteden. Hopelijk zal het geld niet grotendeels aan het HAVO en het VWO worden besteed, maar zal ook rekening worden gehouden met het VMBO. De invoering en implementatie van de onderwijsvernieuwingen vergt een grote mate van zorgvuldigheid. Er zal moeten worden gekeken naar de problemen en de verschillende manieren om ze aan te pakken. Doortastend optreden is nodig op basis van geluiden vanuit de dagelijkse praktijk.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris stelde vast dat er steeds meer aandacht wordt gegeven aan de veranderingen in het MAVO/VBO. Uit het bedrijfsleven komen positieve geluiden over het samengaan van het MAVO en het VBO in het VMBO, waarbij men uitgaat van de geschiktheid van de leerlingen die kiezen voor deze vorm van onderwijs. Omdat zorgvuldigheid bij de uitvoering van de vernieuwingen is geboden, is gekozen voor een uitgebreid voorlichtingstraject in het komend jaar.

De Kamer wordt regelmatig op de hoogte gehouden over de regelgeving, die steeds meer wordt verfijnd. De examenprogramma's worden bijgesteld en worden begin maart verwacht. Voordat ze kunnen worden vastgesteld is een bijgesteld en door de Kamer goedgekeurd eindexamenbesluit nodig. Is de Kamer het eens over de uitgangspunten van de examennotitie, dan komt er in het najaar een gewijzigd eindexamenbesluit. Tot die tijd zullen de scholen moeten werken met de conceptexamenprogramma's, waarin duidelijkheid wordt geboden over de inrichting van de leerwegen. Over de intrasectorale programma's voor de sector techniek vindt overleg plaats met de landelijke organen. Inmiddels zijn de uitgevers druk bezig met voorbereidende werkzaamheden. Zij gaan ervan uit dat er tijdig aangepast materiaal gereed zal zijn, hetgeen steeds zal worden getoetst. Desgevraagd gaf de staatssecretaris aan dat er zal moeten worden bijgehouden hoeveel in deze vorm van onderwijs moet worden betaald voor leermiddelen. Zodra er zich op dit terrein ontwikkelingen voordoen, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. Bij de ontwikkeling van de programma's is het criterium gehanteerd dat het programma haalbaar moet zijn voor 80% van de leerlingen in 80% van de tijd, hetgeen ruimte biedt voor zwakke leerlingen. Op het punt van de overladenheid van programma's heeft een bijstelling plaatsgevonden.

Voorkomen moet worden dat aan de getuigschriften voor de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg geen waarde wordt gehecht. Wellicht is het mogelijk om een dossier aan te leggen. Vanuit de bouwsector is aangegeven dat men al bezig is met aansluitingen op assistentenniveau, ook ten behoeve van de instroom van leerlingen vanuit de basisberoepsgerichte leerweg.

Voor het IVBO en het VSO-LOM was een herfasering noodzakelijk en zal een zorgvuldig traject worden gevolgd. De discussie hierover zal nog verder worden gevoerd, maar in eerdere schattingen is aangegeven dat 10% tot 15% van deze leerlingen problemen kan krijgen met de basisberoepsgerichte leerweg. Wellicht is een monitoring hierop mogelijk. Ook voor het praktijkonderwijs geldt dat er nog mogelijkheden zijn, maar dat de overgang op een aantal terreinen minder goed is geregeld. Het overgangsjaar voor de RVC's en de scholen is gericht op de totstandkoming van een sluitend systeem waarin een balans wordt gevonden tussen objectieve indicatoren, zodat leerlingen niet verkeerd worden doorverwezen. Het is zeer moeilijk om deze indicatoren te ontwikkelen. Het overgangsjaar is dan ook nodig voor een zorgvuldige implementatie en om te bepalen of er daarna aanvullende regelingen nodig zijn. In het kader van de evaluatie van de basisvorming zal ook worden ingegaan op de kwestie van de twaalf- en dertienjarige neveninstromers.

Aan de hand van het advies van de Raad van State over het inrichtingsbesluit zullen mogelijke volgende stappen kunnen worden bekeken. Daarna wordt het besluit naar de Kamer gezonden, zodat het voor het nieuwe schooljaar kan worden gepubliceerd. Op advies van de onderwijsraad heeft inmiddels verduidelijking en aanpassing plaatsgevonden. Voorts is een aantal pilotprojecten gestart, onder andere gericht op integratie van de algemene vakken en de praktijkvakken, de invulling van de sectororiëntatie en de afstemming van de didactiek op moeilijk lerende kinderen. Deze projecten staan los van de invoering van het VMBO, maar zijn wel van groot belang vanwege de gegevens die hieruit voortkomen en met de Kamer zullen worden besproken.

Op korte termijn zullen de veranderingen van de infrastructuur zowel organisatorische als mogelijke rechtspositionele gevolgen hebben voor het onderwijs. Scholen hebben in de richting van de regievoerder en de provincies kenbaar gemaakt wat een passend aanbod voor de toekomst is, maar nog niet alle gegevens zijn beschikbaar. Inmiddels zijn er bij het departement verzoeken binnengekomen voor extra faciliteiten voor het invoeren van intrasectorale programma's en voor het sluiten van afdelingen. Uitgangspunt van de operatie is een kwalitatieve omslag in het onderwijs. De indruk bestaat dat de categorale scholen zich serieus oriënteren op aanvullende regelingen. Aan de hand van een keuzerapportage in maart kan hierover verder worden gesproken. Veel scholen werken inmiddels aan een dekkend regionaal onderwijsaanbod en stemmen voorzieningen op elkaar af. De ingeleverde cijfers moeten evenwel nog worden geanalyseerd.

Het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs bieden mogelijkheden voor een eigen invulling van de zorgstructuur. Het technisch overleg met de betrokken partijen is sterk betrokken geweest bij diverse invoeringsmaatregelen. Het aantal aanvragen van scholen en afdelingen SVO voor omzetting per 1 augustus a.s. is hoger dan verwacht, maar ook deze ontwikkeling moet nog worden geanalyseerd, gemonitord en geëvalueerd, wat kan leiden tot herfasering van de invoeringstrajecten. Dit geldt ook voor de mogelijkheid om het zorgbudget op zijn vroegst op 1 augustus 2002 in te voeren. Zodra de zorgvuldigheid in het geding is, zal herfasering moeten plaatsvinden. De regelgeving op het personele vlak en voor de bestuurlijke samenwerking van scholen is vertaald in een aantal brochures. Er is een vrijwel dekkend netwerk van samenwerkingsverbanden VO-VSO, die kunnen rekenen op extra financiële middelen als de Kamer instemt met het voorstel betreffende de in het regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen. De staatssecretaris ging ervan uit dat deze financiële middelen voldoende waren. Wat de financiële consequenties betreft van de regeling voor het leerlingenvervoer wordt getracht om faciliërend op te treden door te stimuleren dat het aantal scholen dat deelneemt aan invoeringspilotprojecten toeneemt. Het leerlingenvervoer mag dan ook geen argument zijn op basis waarvan besluitvorming plaatsvindt.

De eerste pilotprojecten worden als positief ervaren. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd in het kader van de voortgangsrapportages. Zij constateerde dat de Kamer het ermee eens is dat scholen de ruimte krijgen om hun bestedingen zelf te sturen. Op de kwesties van onvoldoende herstructurering en te grote voorzichtigheid van de scholen zal worden teruggekomen op het moment dat de keuze van de scholen bekend is en een analyse daarvan heeft plaatsgevonden.

Door de overlap van het programma voor de kaderberoepsgerichte leerweg en dat voor de basisberoepsgerichte leerweg kan in een klas een gedifferentieerd programma worden aangeboden. Ook is het mogelijk om de leerwegen grotendeels of in een klas te combineren. Het bestaansrecht van kleine scholen wordt dan ook niet aangetast. De kwaliteit van het onderwijs staat voorop. Er wordt gewerkt aan de aansluiting van het VMBO op de ROC's. Niet alleen komt er een doorstroomregeling in overleg met het veld en komen er netwerken VMBO-ROC's, maar ook het bedrijfsleven heeft aangegeven zicht te willen krijgen op hetgeen binnen het VMBO en de ROC's gebeurt. Via de theoretische leerweg is en blijft aansluiting van het VMBO op het HAVO mogelijk.

Ondanks de tijdsdruk zal men zorgvuldig te werk moeten gaan. Wellicht zal op basis van analyses herfasering op onderdelen moeten plaatsvinden. Het is echter niet de bedoeling om het invoeringsproces uit te stellen. Er is immers sprake van een noodzakelijke omslag in het beroepsonderwijs. Overigens ligt men op schema met het formele invoeringstraject, wat aan de hand van een afvinklijst wordt bijgehouden. Deze lijst zal ook aan de Kamer beschikbaar worden gesteld.

Zelfstandig werken moet worden geleerd, waarbij het niet de bedoeling is om spijbelgedrag te stimuleren. Gebleken is dat niet alleen op het niveau van het gymnasium, maar ook in het VBO leerkrachten tevreden zijn over leerbare leerlingen, die men ook leert leren. Deze nieuwe didactische aanpak wordt toegepast in de pilotprojecten. De wet MAVO/VBO/VSO is erop gericht om VSO-leerlingen het diplomagerichte traject te laten volgen en een beroep te doen op extra zorgexpertise voor de leerlingen die daarvoor zijn geïndiceerd. Hierbij spelen zorg op maat en monitoring een belangrijke rol. Aan de toename van sociaal-emotionele problemen zal aandacht worden besteed in de nota inzake voortijdig schoolverlaten. Of leerlingen moeilijk zijn is ook afhankelijk van de gehanteerde normen. De staatssecretaris deelde de zorgen omtrent de afvallers. De indicatoren zullen zodanig moeten functioneren dat de leerlingen kunnen doorstromen naar het ROC en met een goede beroepskwalificatie kunnen werken.

Alle programma's zijn in de aanpassingsronde bekeken op haalbaarheid en overladenheid. De inhoud van de verrijkingsdelen algemene vakken is aangepast. Schijnbare overladenheid wordt bestreden door concretisering en toespitsing van eindtermen in examengidsen, maar vakoverstijgende eindtermen moeten niet bij elk vak afzonderlijk worden behaald en getoetst. Dit is een voortdurend punt van aandacht voor de regiegroep examens.

Scholen tonen de neiging tot stapelen en voorzichtig gedrag. Bij de keuzerapportage en de aanvragen per 1 januari 1999 is al een kentering zichtbaar, maar er moet nog een analyse plaatsvinden. Medio maart zal het resultaat daarvan aan de Kamer worden gezonden. Samenvoeging van leerwegondersteunend onderwijs met een school voor VO is alleen mogelijk indien specifieke expertise aanwezig is. Uit de evaluatie van de eerste tranche van de pilotprojecten blijkt dat de resultaten niet altijd overdraagbaar zijn, maar wel relevant zijn voor de situatie van de scholen zelf. In de tweede tranche gaat het beter.

In het «borstelwetje», de nadere inrichtingsvoorschriften voor het praktijkonderwijs, zijn fouten hersteld. Bij de evaluatie te zijner tijd zal worden ingegaan op de vraag of er wordt afgeweken van het advies van de RVC en het advies van de school. Volgens de staatssecretaris komt het in de praktijk niet wezenlijk voor dat door de RVC wordt afgeweken van het advies van de school. In het examendossier zullen de prestaties van een leerling worden vastgelegd zonder een hiërarchie aan te brengen tussen verschillend benoemde documenten. Op korte termijn zal een special over het VMBO worden uitgebracht, die in het voorjaar zal worden gevolgd door een beeldvormende campagne met beeldmateriaal. Na de zomer zal ook van andere media gebruik worden gemaakt. Verder wordt van het PMVO een voorstel verwacht inzake voorlichting. De staatssecretaris gaf aan dat zij mag worden aangesproken op de samenhang van de ontwikkelingen. Zij kon zich vinden in het voorstel om aan de hand van voortgangsrapportages verder te overleggen met de Kamer, waarbij zij de kanttekening plaatste dat in die rapportages ook een datum voor overleg op onderdelen moet worden bepaald.

De vernieuwingsgelden kunnen niet alleen voor netwerken en samenwerkingsverbanden worden gebruikt, maar ook voor omscholing. In de toelichting op het inrichtingsbesluit zullen ook urenaantallen worden opgenomen. Aan de hand van het afvinklijstje zal in de loop van het jaar een aantal onderwerpen aan de orde komen. Over het go/no go moment zal een beslissing worden genomen na de brede evaluatie.

Een aantal bedrijfssectoren is zeer enthousiast over de intrasectorale benadering in het VMBO, waardoor leerlingen breder inzetbaar worden. De staatssecretaris ging ervan uit dat de stilte in het veld een goed teken is. Zij constateerde dat er binnen het onderwijs meer aandacht wordt gegeven aan het VBO. Leerlingen die de reguliere leerweg succesvol afronden krijgen een diploma, terwijl certificaten zijn bedoeld voor gezakte leerlingen. Het getuigschrift VMBO is bedoeld voor de zwakkere leerling in de basisberoepsgerichte leerweg, het getuigschrift praktijkonderwijs voor de leerlingen in het praktijkonderwijs. In het kader van het examendossier zal worden teruggekomen op de vraag hoe hieraan vorm zal worden gegeven.

Bij de aanpassing van het nieuwe leerwegstelsel is rekening gehouden met niveauverschillen, die door de CITO-toets worden weergegeven. In die zin wordt gekeken naar de geschiktheid voor onderwijs. De leerwegen beginnen pas in klas 3, terwijl het CITO met de nodige voorzichtigheid in de interpretatie van de toetsscores informatie geeft voor het komende schooljaar. Het is geenszins de bedoeling om leerlingen al in zo'n vroeg stadium vast te leggen op hun keuze.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Dijksma (PvdA) was het ermee eens dat het noodzakelijk is om aan de hand van een agenda herhaaldelijk op een aantal onderwerpen terug te komen. In het kader van het examenbesluit zal moeten worden nagedacht over het dilemma van het waarderen van de prestaties van de leerling tegenover het verstrekken van documenten zonder enige waarde. Nu de adviezen van de onderwijsraad inzake de leerwegen zijn gevolgd, zullen de verdere ontwikkelingen moeten worden afgewacht. De analyse in verband met de infrastructuur is weliswaar een goede zaak, maar uit de rapportages zelf blijkt dat scholen te voorzichtig zijn. Voor 1 april a.s. moeten de adviezen voor de herstructurering binnen zijn bij de provincies. Mevrouw Dijksma ging ervan uit dat, als de scholen te traag zijn, de staatssecretaris zich persoonlijk met deze kwestie moet bemoeien met het oog op het welslagen van het proces.

De heer Cornielje (VVD) had begrepen dat er vanaf augustus 1999 ruimte zal zijn voor praktische beroepsgerichte vakken vanaf het eerste jaar. Hij sprak zijn dank uit voor de toezegging omtrent de voortgangsrapportages. Het is van belang dat de Kamer niet alleen het proces kan volgen, maar ook als aanspreekpunt blijft fungeren voor het onderwijsveld. Hij vroeg of er concrete voorstellen zullen worden gedaan omtrent de aansluiting van het VMBO en de ROC's om het voortijdig schoolverlaten te kunnen terugdringen. Hij verwees naar de experimenten waarin VMBO-scholen intensief samenwerken met ROC's. De procesbegeleiders hebben weliswaar een eigen rol, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid moet bij de staatssecretaris blijven liggen. Zij is immers de enige die door de Kamer kan worden aangesproken.

De heer Cornielje was er een voorstander van om het onderscheid te handhaven tussen het diploma en het getuigschrift, waarvoor de Kamer bewust heeft gekozen bij de wetsbehandeling om inflatie van het diploma te voorkomen. Hij vroeg of de Kamer ten behoeve van het ordentelijke verkeer tussen de Kamer en de regering tijdig kan beschikken over het oordeel van de inspectie over de pilotprojecten.

De heer Rabbae (GroenLinks) noemde het enthousiasme van de staatssecretaris voor dit onderwerp een goed teken. Hij herhaalde het verzoek om binnen drie maanden opnieuw te kunnen spreken over de stand van zaken.

Mevrouw Lambrechts (D66) was blij met de toezegging dat zorgvuldigheid voorop staat en dat waar nodig fasering zal plaatsvinden. Weliswaar is sprake van goede bedoelingen en een goede benadering van de problemen, maar men zal zich bewust moeten zijn van de aanwezige valkuilen. In de voortgangsrapportages zal een aantal ijkpunten moeten worden opgenomen, niet alleen betreffende de positie van het ministerie van OCW, maar ook betreffende de voorbereidingen op schoolniveau. Zij gaf aan behoefte te hebben aan een integraal stuk waarin de punten worden aangegeven waarop alle participanten voorbereid moeten zijn en dat binnen twee maanden gereed zou kunnen zijn. Zij vond het buitengewoon merkwaardig dat het PMVO tot nog toe weinig te melden heeft. Zij was het ermee eens dat de staatssecretaris hierin zelf de verantwoordelijkheid moet nemen en door de Kamer moet kunnen worden aangesproken.

De heer Mosterd (CDA) sprak zijn dank uit voor de toegezegde voortgangsrapportages, die van belang zijn om de gesignaleerde knelpunten te kunnen monitoren. Hij was van oordeel dat herfasering op bepaalde onderdelen nodig kan zijn, maar dat voorkomen moet worden dat het proces zijn dynamiek verliest. Hij stelde dat er evenmin onduidelijkheid mag ontstaan over de richting van het proces om te voorkomen dat scholen geen duidelijke keuzes durven te maken.

De staatssecretaris gaf aan dat de Kamer halverwege maart nieuwe gegevens tegemoet kan zien. Aan de hand hiervan kunnen de bewegingen in het veld beter worden geanalyseerd. Zij was het ermee eens dat goede bedoelingen alleen niet voldoende zijn. Het proces zal systematisch moeten worden gevolgd en er zal een openbaar debat moeten worden gevoerd over deze vorm van onderwijs.

In de nota inzake voortijdig schoolverlaten zal ook worden ingegaan op de aansluiting van het VMBO op de ROC's en de schooluitval in het VO. Weliswaar is er een relatie met de portefeuille van de minister van OCW, maar de staatssecretaris benadrukte dat zij altijd is aan te spreken op dit dossier.

Diploma's zijn gekoppeld aan het centraal examen, terwijl getuigschriften kunnen worden verbonden aan schoolexamens. In het kader van het examendossier zal op deze kwestie worden teruggekomen. De indruk moet worden weggenomen dat het ene document wel waarde heeft en het andere niet. Om leerlingen te motiveren om te kiezen voor de beroepsopleiding boven de theoretische leerweg moeten de diploma's geijkt zijn.

De inspectie zal de implementatie van de onderwijsvernieuwingsprojecten in algemene zin monitoren en aparte rapportages uitbrengen, bijvoorbeeld over de zorg. De pilotprojecten, die vooral zijn gericht op innovatie, worden gevolgd door het PMVO en OCW.

Half maart ontvangt de Kamer de rapportage-Engberts en de rapportage over hetgeen de Raad van State heeft geadviseerd. Er zal een brief over het afvinklijstje aan de Kamer worden gezonden, alsmede een brief over de termijn waarop een en ander kan worden besproken. Over de rol van het PMVO zal dit najaar apart met de Kamer worden gesproken. De staatssecretaris benadrukte dat de betrokkenheid van het ministerie van OCW bij dit onderwerp zeer groot is. Zij merkte nog op dat er een driejarig scholingstraject voor schoolleiders en coördinatoren VMBO loopt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De waarnemend griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Remak (VVD), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Wijn (CDA), Eurlings (CDA).

Plv. leden: Stellingwerf (RPF), Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Passtoors (VVD), Valk (PvdA), De Cloe (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Gortzak (PvdA), Middel (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Brood (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Blok (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), Visser-van Doorn (CDA).

XNoot
2

Eerder abusievelijk gedrukt onder 26 200 VIII, nr. 66, dat hiermede komt te vervallen.

Naar boven