24 557
Kansspelen

nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2006

Bij brief van 4 april 2006 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen de Nederlandse regering een ingebrekestelling gezonden, waarin zij erop wijst dat enkele bepalingen van de Wet op de kansspelen onverenigbaar lijken met het grondbeginsel van vrije dienstverrichting in de zin van artikel 49 van het EG-Verdrag. De Commissie heeft de Nederlandse regering gevraagd op haar standpunt te reageren. Bij brief van 12 juli 2006 heb ik mijn reactie gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, met het verzoek deze door te geleiden naar de Commissie. Hierbij doe ik u beide brieven in afschrift toekomen1. Ik wijs erop dat in dit geval bij hoge uitzondering afgeweken wordt van de algemene gedragslijn om dergelijke briefwisselingen niet openbaar te maken. Redenen hiervoor zijn dat (delen van) de brief van de heer McCreevy onbedoeld in de openbaarheid is gekomen, waardoor in de media sprake is van onvolledige berichtgeving, dat de Europese Commissie in dit concrete geval heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking en dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, naar mijn oordeel het belang van Nederland in deze procedure niet wordt geschaad door openbaarmaking.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven