Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2021
Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport aan met de resultaten van de doorlichting
van de beleidsregels voor niet-incidentele artikel-3 loterijvergunningen1. De beleidsregels zijn in 2016 opgesteld naar aanleiding van een uitspraak van de
rechtbank Amsterdam, die leidde tot opening van de markt.2 Nu vijf jaar later heb ik de beleidsregels door KWINK groep laten doorlichten.
Uit deze doorlichting blijkt dat de beleidsregels bij de opening van de markt hebben
bijgedragen aan de doelen van het kansspelbeleid. De toegevoegde waarde volgt met
name uit de aanvullende voorwaarden en voorschriften ten aanzien van transparantie,
betrouwbaarheid en het tegengaan van verslavingsrisico’s. De onderzoekers doen twee
aanbevelingen. Ten eerste adviseren zij om het maatschappelijk karakter van het goededoelenloterijstelsel
te verankeren voor zover het Europees recht dat toestaat. Ten tweede bevelen zij aan
om meer ruimte te bieden voor nieuwkomers en innovatie.
Deze doorlichting geeft geen directe aanleiding tot aanpassingen van de beleidsregels.
Voor de Kansspelautoriteit en de huidige vergunninghouders is dit van belang in verband
met de dit jaar aflopende vergunningen. Ik ga met de sector in gesprek over de aanbevelingen
en zal deze betrekken bij toekomstig onderhoud van de regelgeving.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over een recente uitspraak
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In mijn brief van 5 juli
2019 heb ik u gemeld dat de monopolievergunningen van het lottospel en de staatsloterij
onderwerp zijn van juridische procedures.3Inmiddels heeft de Afdeling uitspraak gedaan over de monopolievergunningen.4 De Afdeling heeft geoordeeld dat: «(...) de keuze om, gelet op de ontstaansgeschiedenis
van lotto’s, de staatsloterij en de goede doelen loterijen, de aard en functie van
die kansspelen en de culturele inbedding ervan, een onderscheid te maken al naar gelang
de aard en functie van lotto’s en de staatsloterij en van de goede doelen loterijen,
onder de onder beoordelingsmarge van de lidstaten valt. In het licht van die gerechtvaardigde
keuze om dit onderscheid te maken, zijn de gelijkenissen en de verschillen tussen
lotto’s en de staatsloterij en de goede doelen loterijen te verklaren en zijn ze logisch
en consistent.»
Ik heb u eerder toegezegd om u in de eerste helft van 2021 te informeren over een
aantal toekomstscenario’s.5 Het maken van (ingrijpende) toekomstscenario’s was voor een belangrijk deel gericht
op het wegnemen van de (veronderstelde) juridische kwetsbaarheid van het duale stelsel.
De uitspraak van de Afdeling betekent dat er nu geen juridische noodzaak is om over
te gaan tot wezenlijke aanpassingen van het loterijstelsel. Het ontwikkelen van toekomstscenario’s
is daarom niet meer opportuun.
Mede met het oog op het ontwikkelen van scenario’s heb ik een aantal onderzoeken uit
laten voeren. Een deel van deze onderzoeken heeft uw Kamer reeds ontvangen. Later
dit jaar volgen nog enkele onderzoeksrapporten. Onder meer het eerder aangekondigde
onderzoeksrapport naar de juridische aspecten van het loterijstelsel en een update
van de financiële doorrekening van het loterijstelsel. Daarnaast wordt nog een onderzoek
naar de Europese vergelijking van loterijstelsels gedaan dat uitvoering geeft aan
een motie van lid Van Den Berge.6 Na afronding zend ik deze rapporten ter informatie aan u toe.
Komende tijd wordt met het veld verkend hoe het stelsel toekomstbestendiger gemaakt
kan worden. Voor verbeteringen vormen conform de motie van de leden Van Toorenburg
en Van der Graaf de contouren uit 2019 een kader, waarmee deze motie als afgedaan
kan worden beschouwd.7 Het is aan mijn ambtsopvolger om hier nader invulling aan te geven.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker