24 557 Kansspelen

32 317 JBZ-Raad

Nr. 145 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2017

Met deze brief doe ik de door uw Kamer gevraagde reactie toekomen op het artikel «Boetes voor buitenlands onlinegokhuis wassen neus» in Het Financieele Dagblad van 29 november jl. Het artikel behandelt de online kansspelmarkt en het grensoverschrijdend innen van bestuurlijke boetes en de moeite die de kansspelautoriteit heeft om daartoe over te gaan.

De problematiek omtrent het grensoverschrijdend innen van bestuurlijke boetes is mij bekend. De kansspelautoriteit beschikt over een bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium om de geldende kansspelwet- en regelgeving te handhaven, waaronder het opleggen van bestuurlijke boetes. Om de betaling van een bestuurlijke boete in het buitenland af te dwingen is een internationale grondslag nodig, en naar huidig recht bestaat een dergelijke grondslag niet. Bestuursrechtelijke samenwerkingsinstrumenten voor de grensoverschrijdende inning van bestuurlijke boetes zijn zeldzaam, en samenwerking op dit vlak is ingewikkeld doordat het instrument van de bestuurlijke boete niet in veel andere landen wordt gehanteerd.

Daarbij moet worden opgemerkt dat grensoverschrijdende inzet van het strafrecht mogelijk is, maar wordt gezien als ultimum remedium. Dat gaat dan om gevallen waarin sprake is van meervoudige of herhaalde overtredingen, van verwevenheid met andere criminele activiteiten en/of waarin de behoefte bestaat aan de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen en bevoegdheden of het opleggen van specifiek strafrechtelijke sancties. Tussen het Openbaar Ministerie en de kansspelautoriteit is op 9 december 2015 een handhavingsprotocol getekend waarin criteria worden genoemd voor strafrechtelijke handhaving. Indien er omstandigheden worden aangetroffen die aanleiding vormen voor strafrechtelijke handhaving, dan zal het Openbaar Ministerie strafrechtelijke handhaving toepassen en indien noodzakelijk gebruikmaken van de grensoverschrijdende inzet van het strafrecht.

In 2015 heb ik in reactie op vragen van het lid Vos1 aangegeven dat indien aan een buitenlandse kansspelaanbieder een bestuurlijke boete wordt opgelegd, maar zij deze niet betaalt, de kansspelautoriteit deze zou kunnen invorderen bij dwangbevel. Ik heb toen aangegeven dat de praktijk moet uitwijzen in hoeverre dit mogelijk is. De kansspelautoriteit laat mij weten dit spoor te bewandelen. Zij geeft aan dat dit een tijdrovende en kostbare procedure is, die staat of valt met de bereidheid tot het verlenen van verlof door de buitenlandse rechter en met een aanknopingspunt in internationale wet- en regelgeving.

In 2013 en 2014 is een onderzoek uitgevoerd naar de resultaten die een aantal andere Europese landen dan Nederland hebben met het grensoverschrijdend innen van bestuurlijke boetes en de vraag onder welke juridische condities en in welke mate desgewenst internationale oplossingen voor problemen kunnen worden gevonden. Dit onderzoek is op 9 september 2014 aan uw Kamer gezonden.2 Ten tijde van het onderzoek heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie echter ook uitspraak gedaan in de zaak Baláz3 waarin de toepasselijkheid op bestuurlijke boetes van het kaderbesluit 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties ter discussie stond. Dit heeft geleid tot verdere discussie over de mogelijkheden voor grensoverschrijdend innen van bestuurlijke boetes.

Ik bezie thans samen met de kansspelautoriteit welke mogelijkheden bestaan voor de inning van in het buitenland opgelegde bestuurlijke boetes. Ik verwacht u daar voor het einde van dit jaar nader over te kunnen informeren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1847.

X Noot
2

Kamerstuk 32 317, nr. 250.

X Noot
3

C-60/12.

Naar boven