24 555
Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer

nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 23 april 1996

Bij het algemeen overleg op 15 februari 1996 met de vaste kamercommissie voor Rijksuitgaven en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer zegde ik u een overzicht toe van de wijzen waarop de onderwijsvoorrangsgebieden de middelen inzetten die zij ontvangen op grond van de herverdeling van het budget voor de spijbelopvangprojecten. Bij deze brief geef ik de gevraagde informatie. Met het verzamelen daarvan is enige tijd gemoeid geweest omdat de definitieve beslissing terzake heeft plaatsgevonden nadat de onderwijsvoorrangsgebieden hun gebiedsplannen voor het schooljaar 1995–1996 al hadden ingediend. De wijze van besteding van deze extra middelen moest dus naderhand afzonderlijk worden aangegeven.

De gebieden die er door de herverdeling het meest op vooruit gaan zijn Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.

Amsterdam heeft bewust niet gekozen voor de methode van spijbelopvang voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Amsterdam voegt de extra middelen toe aan die voor de uitvoering van het plan «Naar betere onderwijsresultaten», dat een algehele versterking van het Amsterdamse onderwijs tot doel heeft. Bestrijden van voortijdig schoolverlaten maakt van dat plan deel uit. In dit verband is in het plan onder meer aangegeven dat er in 1998 voor alle leerlingen een bij hun capaciteiten passend leertraject aanwezig moet zijn; dat er in 1997 op alle scholen voor basis- en voortgezet onderwijs een geautomatiseerd leerlingvolgsysteem moet zijn geïntroduceerd en voor 1998 de opzet van 6 meldpunten voor schoolverzuim moet zijn gerealiseerd.

Den Haag zet de middelen die ter beschikking komen uit de eerste tranche van de herverdeling in voor uitbreiding van het spijbelopvangproject «De Stap». Over datgene wat er in de volgende tranches nog verder ter beschikking komt moet nog nader worden beslist.

Rotterdam zet de middelen voornamelijk in voor de continuering en uitbreiding van het spijbelopvangproject «Klik», van het Randgroepjongerenproject in de eerste fase van het voortgezet onderwijs en van de projecten voor allochtone meisjes (Voorportalen, ProMIS en opvangklas). Daarnaast worden middelen ingezet voor onderzoek, visie-ontwikkeling, de aansluiting tussen de eerste en tweede fase voortgezet onderwijs en didactische vernieuwing.

De besteding van de middelen door de overige 22 voorrangsgebieden laat een grote verscheidenheid zien. In vijf gevallen wordt het extra geld ingezet als bijdrage voor de uitvoering van een bestaand of nog op te zetten spijbelopvangproject. Overigens worden deze middelen besteed aan:

– ontwikkeling van aangepaste leerwegen voor potentiële schooluitvallers;

– samenwerking met instellingen voor jeugdhulpverlening, maatschappelijk werk of geestelijke gezondheidszorg;

– pedagogisch-didactische vernieuwing in het onderwijs;

– de introductie van een leerlingvolgsysteem en/of registratie van schoolverzuim;

– samenwerking met het speciaal onderwijs (mede anticiperend op het beleid vbo/mavo);

– onderzoek naar schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten.

Ik vertrouw erop dat ik hiermee naar tevredenheid heb geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Naar boven