Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2023
De gemeenteraad van Utrecht heeft op 7 december jl. een besluit genomen tot wijziging
van de Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen gemeente
Utrecht. De wijziging behelst een wijziging van artikel 5 van de Verordening en bepaalt
dat in afwijking van artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling
Invorderingswet 1990 het totale bedrag aan financiële middelen, bedoeld in dat onderdeel,
wordt verhoogd tot de vermogensgrens zoals bepaald in artikel 34, derde lid, van de
Participatiewet.
De burgemeester van Utrecht heeft op grond van artikel 273, eerste lid, van de Gemeentewet
bij brief van 8 december jl., via gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, mij
medegedeeld dat dit besluit naar haar oordeel in aanmerking komt voor schorsing of
vernietiging wegens strijd met het recht en het algemeen belang. Gedeputeerde staten
van de provincie Utrecht hebben bij brief van 12 december jl. aangegeven dat ze de
argumenten van de burgemeester die hebben geleid tot de mededeling en het verzoek
hebben getoetst en hebben geconstateerd dat deze kloppen. Op basis van deze strijdigheid
met het recht hebben gedeputeerde staten mij laten weten de voordracht van de burgemeester
aan mij te ondersteunen en hebben ze mij verzocht om over te gaan tot vernietiging
van het «Besluit tot wijziging van Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen
en heffingen gemeente Utrecht».
Op 14 december jl. is een vertegenwoordiging van de gemeenteraad van Utrecht, gelet
op artikel 10:41 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid gesteld tot
overleg. Daarbij heeft de vertegenwoordiging van de gemeenteraad een toelichting gegeven
op het besluit.
De standpunten van de burgemeester van Utrecht en van gedeputeerde staten van de provincie
Utrecht hebben, evenmin als het gevoerde overleg met een vertegenwoordiging van de
gemeenteraad, ertoe geleid dat de gemeenteraad het genomen besluit uit eigen beweging
zou gaan intrekken.
Alles afwegende heb ik besloten het besluit van de gemeenteraad van 7 december jl.
voor te dragen voor vernietiging wegens strijd met het recht en het algemeen belang.
Hierbij zend ik u het koninklijk besluit terzake, dat inmiddels ook in de Staatscourant
is gepubliceerd (Stcrt. 2022, nr. 35354).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge