24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 726 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2023

Op 29 juni jl. heeft de Kamercommissie voor SZW om een reactie verzocht naar aanleiding van een brief die de Kamercommissie heeft ontvangen van een burger (A.B.) met een vraag over datum van de inwerkingtreding van de tweede volzin van artikel 475b, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die is ingevoerd met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. De wet is in 2017 door beide kamers aangenomen en de wet is in werking getreden op 1 januari 2021 met uitzondering van de tweede volzin van artikel 475b, lid 2.

Dit onderdeel van de wet luidt: «Beslag op een vordering tot betaling van vakantiebijslag is niet verder geldig dan indien de vakantiebijslag gelijk met de periodieke inkomsten was betaald.»

Na de behandeling van het wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet (Kamerstuk 34 628) door beide Kamers en uit nadere gesprekken met partijen is gebleken dat het voor derdenbeslagenen problematisch is de wet op dit onderdeel uit te voeren. De complexiteit die het met zich meebrengt om per beslag uit te rekenen welk deel opgebouwde vakantietoeslag vatbaar was voor beslag heeft grote impact op de uitkeringssystematiek. Daarbij spelen ook de variabelen in de hoogte van de beslagvrije voet waarvan de normbedragen halfjaarlijks worden geactualiseerd en indexatie van het loon. Partijen in het veld waaronder SVB geven aan dat de impact daarvan niet is te onderschatten.

Daarbij wijst de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders op de rol van de coördinerend deurwaarder, die in geval van meerdere (opeenvolgende) beslagen moet uitrekenen wie op welk deel vakantietoeslag recht heeft. Ook hier is de uitvoerbaarheid in het geding.

De opsteller van de brief aan uw Kamer stelt dat inwerkingtreding van de betreffende volzin ten gunste komt van mensen met schulden wanneer een deel van de vakantietoeslag niet onder beslag valt. Dit voordeel zal in sommigen situaties voorkomen en is het grootst bij beslagen die gelegd zijn vlak voor de uitkering van het vakantiegeld. Bij langer lopende beslagen is dat voordeel er niet of kleiner omdat het aantal maanden vakantiegeld dat in aanmerking komt voor beslag hoger is.

Voor andere gevallen zal inwerkingtreding van de tweede volzin van artikel 475b, lid 2 er juist toe leiden dat er beslag mogelijk is op vakantiegeld dat nog niet is uitbetaald. Hierdoor kan iemand op maandbasis onder de beslagvrije voet terechtkomen.

De beslagvrije voet is in beginsel bedoeld om het bestaansminimum van burgers te borgen. Een thema dat onze aandacht heeft. We bezien dit in een bredere context en daarbij betrekken we de conclusies van de commissie sociaal minimum. Zeker omdat uit gesprekken met partijen blijkt dat inwerkingtreding van de tweede volzin van artikel 475b, lid 2 tot nog meer regeldruk, inspanningen en kosten leidt voor derdenbeslagenen zoals UWV, SVB, pensioenfondsen, gemeenten maar ook werkgevers en hun «payrollers», die al zonder eigen belang de inning van schulden moeten faciliteren.

Het is een complex vraagstuk waarvoor een eenvoudige oplossing niet voorhanden is. We zijn in gesprek met alle betrokken partijen en departementen om te kijken of, en zo ja, hoe we tot wetgeving kunnen komen die recht doet aan de belangen van de schuldenaren, derdenbeslagenen én tegelijkertijd uitvoerbaar is. Begin 2024 zal uw Kamer worden geïnformeerd over de uitkomst van deze afweging.

Hopend u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Naar boven