24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 717 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2023

Op 30 mei jl. heeft de Landelijke Armoedecoalitie een brief met bijbehorende campagne1 gestuurd naar de vaste Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. U heeft mij gevraagd naar mijn reactie op deze brief.

Ten eerste ondersteunt het Kabinet de brief en de campagne. Brede maatschappelijke aandacht voor bestaans(on)zekerheid en armoede dat diep ingrijpt in mensenlevens en intergenerationeel kan doorwerken, is belangrijk. Als Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen hoor ik veel van deze verhalen waarmee de Armoedecoalitie naar buiten komt. De vele partijen die bij de Armoedecoalitie zijn aangesloten spreek ik op reguliere basis. De gezamenlijke inzet van al deze partijen waardeer ik zeer.

Voordat de oorlog in Oekraïne en ook de kostencrisis begon, vond het Kabinet het borgen en versterken van bestaanszekerheid al een belangrijk en urgent onderwerp; die noodzaak is sindsdien urgenter geworden. Zoals u weet, is het Kabinet op verschillende terreinen en met meerdere programma’s bezig om bestaanszekerheid te borgen en te verstevigen. In de voortgangsrapportage van de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden is uitgebreid ingegaan op de acties en de effecten van het beleid.2 Hierin is te zien dat de acties, incidenteel en structureel, ervoor hebben gezorgd dat de dalende trend van het aantal mensen en kinderen in armoede zich heeft voortgezet. Dat neemt niet weg dat het kabinet en ook uw Kamer ervan doordrongen zijn dat de urgentie er nog is.

Ik verwijs uw Kamer en de Armoedecoalitie naar de voortgang van de aanpak met al haar bijlagen (zie QR code rechtsboven). Verder is er nog een punt in de oproep van de Armoedecoalitie waar ik nader bij stil bij wil staan. Dit gaat over de oproep om het minimumloon te verhogen naar € 14 per uur.

Het kabinet heeft al een grote stap genomen door het minimumloon per januari dit jaar bijzonder te verhogen met 8,05%. Inclusief reguliere indexatie kwam de verhoging uit op 10,15% ten opzichte van 1 juli 2022.

Vanaf 1 juli 2023 bedraagt het minimumloon € 12,79 per uur bij een 36-urige werkweek.3 Daarnaast voert het kabinet een breder inkomensbeleid dat gericht is op verbetering van de koopkracht van werknemers met lagere inkomens. Ook heeft het kabinet werkgevers opgeroepen om loonstijgingen door te voeren. Voor 2023 is de gemiddelde loonstijging in de marktsector nu 5,4%. De gestegen lonen hebben bijgedragen aan meer bestaanszekerheid.

Op 30 juni jl. heeft de Commissie Sociaal Minimum haar eerste rapport «Een zeker bestaan» aan mij overhandigd.4 In dit eerste rapport worden aanbevelingen gedaan over de hoogte van het sociaal minimum. Deze aanbevelingen worden door het kabinet meegewogen in de augustusbesluitvorming. Naar verwachting zal de commissie sociaal minimum in september haar eindrapport publiceren. In het najaar zal er een kabinetsreactie worden gestuurd aan uw Kamer.

Nogmaals wil ik benadrukken dat ik de brief en de daarbij behorende campagne van de Armoedecoalitie van harte ondersteun. De samenwerking met deze coalitie is zeer waardevol en nodig.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
2

Kamerstuk 24 515, nr. 698.

X Noot
3

Van deze 36-urige werkweek zal worden uitgegaan wanneer het wettelijk minimumloon per januari 2024 zal worden vastgesteld in de vorm van een minimumuurloon. Voor minimumloonverdieners die meer dan 36 uur per week werken, stijgt het minimumloon in 2024 hierdoor opnieuw. Dit maakt het minimumloon bovendien eerlijker, omdat het uurloon niet langer zal verschillen op basis van het aantal gewerkte uren.

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 XV, nr. 95.

Naar boven