24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

nr. 61
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2004

Met uw brief van 5 oktober 2004 (zie bijlage) vraagt u mij om een reactie op het rapport over betaalgedrag in Nederland van Intrum Justitia en op het persbericht van het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening.

Hieronder treft u mijn reacties aan.

1. Onderzoeksrapport over (wan)betaalgedrag in Nederland van Intrum Justitia.

Intrum Justitia presenteert zich als de grootste leverancier van credit management services in Europa. Intrum Justitia is in Nederland vooral bekend om haar incassoactiviteiten.

Intrum Justitia wil met dit onderzoek de trends in consumenten (wan)betaalgedrag waarnemen en aandacht vragen voor de schuldenproblematiek in Nederland.

Het is goed dat dit soort organisaties hun ervaringen delen en toegankelijk maken voor derden.

Door het rapport beschikken we over een beter beeld hoe betalingsachterstanden kunnen ontstaan. Tevens geeft het inzicht in de rol die de diverse actoren daarbij spelen.

Voor het onderzoek is door Intrum Justitia gebruik gemaakt van gegevens afkomstig van de debiteuren van haar opdrachtgevers. De resultaten hebben daardoor op allerlei soorten debiteuren betrekking en niet alleen op mensen die in een problematische schuldsituatie verkeren. In het onderzoek valt dan ook te lezen dat een aanzienlijk deel van de incassovorderingen ontstaan door laksheid en nalatigheid van debiteuren.

Daarnaast wordt in het rapport aangegeven dat (wan)betaalgedrag ook voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door het debiteurenbeheer van de opdrachtgevers van het incassobureau Intrum Justitia.

Ik wil graag reageren op een aantal inhoudelijke bevindingen van dit onderzoek:

– Intrum Justitia noemt als een van de oorzaak van (wan)betaalgedrag dat de invoering van de Euro in 2001 het leven duurder zou hebben gemaakt, waardoor mensen in koopkracht achteruit zijn gegaan.

Ik wil dit nuanceren door te wijzen op het onderzoek «Financiële problemen door de invoering van de euro» uit 2002, dat in opdracht van de NVVK is uitgevoerd door het Nibud. Hieruit blijkt dat de invoering van de Euro heeft geleid tot aanpassingsproblemen ten aanzien van het besef of iets duur of goedkoop is. Volgens het Nibud hebben mensen hierdoor vergissingen gemaakt en meer gekocht dan voorheen of duurdere varianten van artikelen dan voorheen.

– Een positieve ontwikkeling die uit het rapport blijkt is dat het percentage vorderingen in de leeftijdsklasse tot 35 jaar is gedaald met 4% t.o.v. vorig jaar.

– Intrum Justitia stelt dat met de vergrijzing de schuldenproblematiek toeneemt. Zij neemt als ijkpunt voor de schuldenproblematiek de hoogte van de waarde van de vorderingen.

Uit het rapport (tabel op blz. 3 – verhouding van het percentage vorderingen tot percentage van de bevolking) blijkt daarentegen dat met het oplopen van de leeftijd het percentage afneemt.

Dit laatste spoort met de gegevens uit het onlangs uitgebrachte onderzoeksrapport Schulden: een (on)dragelijke last? Uit dit onderzoek blijkt juist dat bij huishoudens met een kostwinner in de leeftijd van 45 jaar en ouder, de problematische schulden afnemen.

Samenvattend meen ik te mogen stellen dat het onderzoek een interessant beeld geeft van het betaalgedrag van debiteuren en een aantal indicaties bevat voor het ontstaan van betalingsachterstanden. In die zin is het een belangwekkend rapport voor diverse actoren, zoals financieringsinstellingen, ondernemers en schuldhulpverleners.

Het rapport is door de aangegeven beperkingen slechts in beperkte mate geschikt voor het trekken van beleidsconclusies.

2. Persbericht van 23 september 2004 van het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening

In reactie op het persbericht van 23 september 2004 van het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening (LP), waarin het platform aangeeft dat SZW vanaf 1 januari 2005 de rechtstreekse financiering van de landelijke samenwerkingsactiviteiten stopt en dat dit de activiteiten van het LP onmogelijk zou maken, bericht ik u het volgende.

Het LP bestaat dit jaar 10 jaar: eerst als overleg platform en de laatste 4 jaar heeft zij daarnaast extra ondersteuning geboden aan gemeenten door projecten uit te voeren. In de afgelopen 4 jaar heeft het LP verschillende methodieken rond de uitvoering van de integrale schuldhulpverlening laten ontwikkelen, zoals het Landelijk Referentiemodel Integrale Schuldhulpverlening en het Kwaliteitsmodel. Daarnaast heeft het LP diverse onderzoeken laten doen. In die periode heeft het LP veel en goed werk verricht om gemeenten te ondersteunen door verschillende instrumenten aan te reiken om de integrale schuldhulpverlening vorm te kunnen geven. Als nieuwste instrument heeft het LP en de SGBO onlangs de Handreiking Integrale Schuldhulpverlening ontwikkeld, waarin een basispakket integrale schuldhulpverlening is beschreven.

Met de komst van de Wet Werk en Bijstand en na 10 jaar LP is het goed om te kijken waar we staan en op welke wijze gemeenten gefaciliteerd kunnen worden op het terrein van schuldhulpverlening. Het nut en de noodzaak van een landelijke overlegfunctie van het platform staat niet ter discussie.

Echter teneinde er zeker van te zijn dat gemeenten de ondersteuningsproducten krijgen waaraan ze behoefte hebben zal de financiering van projecten vanaf 1 januari 2005 plaats vinden in het kader van het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW), dat samen met gemeenten, VNG en Divosa is vastgesteld. Het IPW biedt volop kansen aan het LP om samen met gemeenten projecten te ontwikkelen.

Ik betreur het dan ook dat het LP mijns inziens onterecht de conclusie heeft getrokken dat de activiteiten van het LP onmogelijk worden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

BIJLAGE

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 5 oktober 2004

In haar procedurevergadering op 30 september jl. heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten met u in overleg te treden over uw brief over het onderzoeksrapport «Schilden: een (on)dragelijke last» (kamerstuk 24 515, nr. 59).

Ten behoeve van dit (nog te plannen) algemeen overleg verzoek ik u namens de commissie op korte termijn te reageren op:

• het onderzoeksrapport van het incassobureau Intrum Justitia over het betaalbedrag in Nederland;

• het bijgevoegde persbericht van het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening.

griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava

Naar boven