nr. 45
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 1998
Hierbij zend ik u mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevr. Van de Vondervoort, het
advies van de werkgroep Inkomensbeleid/Kwijtscheldingsbeleid (WIK) d.d. 1
april 1998 inzake de f 200,– regeling en de f 5000,–
regeling in het kwijtscheldingsbeleid van de (lokale) Belastingdienst1. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries
van Binnenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën
en de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Het WIK-advies is onder andere aangekondigd in de nota «De andere
kant van Nederland: voortgangsnota. Nieuwe stappen tegen stille armoede en
sociale uitsluiting» (kamerstukken II 1996/97, 24 515, nr. 30).
De f 5000,–regeling voorziet erin dat voor personen van 65
jaar en ouder een bedrag van maximaal f 5000,– aan financiële
middelen per persoon niet als vermogen in aanmerking wordt genomen. Tijdens
de bespreking in de Tweede Kamer van het verslag van een algemeen overleg
inzake de lokale lastendruk op 4 december 1996 heeft het Kamerlid Rabbae een
motie ingediend (kamerstukken II 1996/97, 25 011, nr. 12), waarin hij
verzoekt ook ten aanzien van personen jonger dan 65 jaar een bedrag van maximaal
f 5000, niet als vermogen in aanmerking te nemen. Ik heb dit voorstel
ingebracht in de WIK.
De f 200,– regeling bepaalt dat geen kwijtschelding wordt verleend
wanneer bij het ontbreken van betalingscapaciteit aan (een) andere schuldeiser(s)
meer dan f 200,– per maand wordt betaald. Het Kamerlid mw. Noorman-Den
Uyl heeft bij diverse gelegenheden aandacht gevraagd voor de f 200,–
regeling. Deze problematiek is op verzoek van de minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid in de WIK ingebracht.
De WIK adviseert de vermogensvrijstelling van f 5000,– in het
kwijtscheldingsbeleid in een breder kader te bezien.
Met betrekking tot de zgn. f 200,– regeling heeft de WIK de
argumenten voor en tegen handhaving van deze regeling uiteengezet en geconcludeerd
dat de regeling gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het feit dat genoemd
bedrag van f 200,– in 1985 is vastgesteld, is er aanleiding dat
bedrag te verhogen.
Naar aanleiding van het WIK-advies heeft het kabinet het navolgende besloten.
In het kader van de f 5000,– regeling streeft het kabinet er
naar een gelijkstelling tot stand te brengen tussen personen ouder dan 65
jaar en jonger dan 65 jaar. De verschillende aspecten daarvan zullen daartoe
nader worden bezien.
Het uitgangspunt van de f 200,– regeling is juist (de fiscus
hoeft niet terug te treden ten voordele van andere vaak concurrente schuldeisers;
bij een aflossing van meer dan f 200,– per maand in een situatie
dat betalingscapaciteit ontbreekt, kan twijfel rijzen over de juistheid van
de door betrokkene verstrekte gegevens). Wel is er aanleiding gevonden, gelet
op het feit dat het bedrag in 1985 is vastgesteld, het bedrag met ingang van
1 juli a.s. te verhogen tot f 300,–.
In samenwerking met de Unie van Waterschappen, de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, het InterProvinciaal Overleg en de ministeries van Binnenlandse
Zaken en Financiën zal de communicatie met de lokale overheden worden
geïntensiveerd om het kwijtscheldingsbeleid te verduidelijken.
Als bijlage bij deze brief is tevens een concept-wijziging van de Uitvoeringsregeling
Invorderingswet 1990 (Uitvoeringsregeling) gevoegd1.
Met deze wijziging wordt, overeenkomstig het kabinetsstandpunt, onder andere
het bedrag in artikel 17 van de Uitvoeringsregeling verhoogd van f 200,–
tot f 300,–. Ik ga ervan uit dat, indien ik voor maandag 11 mei
a.s. niet van u verneem dat u met mij over de voorgehangen wijziging van genoemd
artikel van gedachten wilt wisselen, u met deze wijziging instemt. De wijziging
van de Uitvoeringsregeling zal vervolgens zo snel mogelijk in de Staatscourant
worden gepubliceerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend