24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 385 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 februari 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 6 februari 2017 over diverse onderwerpen schuldenbeleid (Kamerstuk 24 515, nr. 384).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 februari 2017 aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 21 februari 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Bosman

De griffier van de commissie, Esmeijer

Inhoudsopgave

Blz.

   

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

     

II.

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Wat de leden van de VVD-fractie betreft heeft iedereen de vrijheid schulden aan te gaan en de verantwoordelijkheid deze af te lossen. Dat geldt ook voor jongeren.

Op het moment dat jongeren niet in staat zijn aan hun verplichtingen te voldoen, ligt het in de rede dat zij, al dan niet met hulp van gemeentelijke schuldhulpverlening, tot betalingsregelingen komen met hun schuldeisers. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat alle schulden worden afbetaald.

Wat de leden van de VVD-fractie betreft is het daarbij heel normaal als een student een baantje naast zijn studie heeft, om op die manier beter en eerder in staat te zijn om zijn schulden af te lossen.

Wat de leden van de VVD-fractie betreft is het niet de bedoeling dat schulden worden kwijtgescholden ten laste van belastingbetalers of schuldeisers. Herfinancieren, kwijtschelden of een moratorium zorgen er voor dat verantwoordelijkheden van de schuldenaar worden ontnomen. Dat kan wat de leden van de VVD-fractie betreft niet de bedoeling zijn.

Daarentegen kunnen gemeenten veel beter inzetten op vroegsignalering. Voorkomen is immers beter dan genezen. Dit is niet alleen in het belang van schuldenaren maar ook in het belang van schuldeisers. Bovendien blijkt dat van elke euro die wordt geïnvesteerd in vroegsignalering en preventie de maatschappij de maatschappij tussen de € 2,46 en € 4,22 oplevert en de gemeente zelf tussen de € 1,57 en € 2,91 oplevert.

De inspectie SZW constateert dat vrijwel alle gemeenten in Nederland op enige wijze invulling geven aan vroegsignalering, maar dat vroegsignalering bij gemeenten nog in ontwikkeling is en dat er voor gemeenten veel voordeel te behalen is als zij dit proces effectiever weten in te richten.

De Staatssecretaris geeft in haar brief aan dat zij een professionaliseringsimpuls wil geven, gericht op alle betrokkenen (raadsleden, wethouders, beleidsmedewerkers, medewerkers in de uitvoering, cliëntenraden en vrijwilligers). Wat de leden van de VVD-fractie betreft is dat verstandig, maar niet genoeg.

De inspectie geeft aan dat, mede vanwege de integrale aanpak, de verwachting is dat de rol van wijkteams toeneemt bij de vroegsignalering.

Kan de Staatssecretaris aangeven of voldoende duidelijk is welke kennis daarvoor bij wijkteams aanwezig moet zijn?

En of er in de praktijk voldoende kennis aanwezig is bij deze wijkteams? Is überhaupt bekend of er voldoende kennis aanwezig is bij deze wijkteams?

Hebben gemeenten de mogelijkheid deze kennis te toetsen? En zo nee, kan de Staatssecretaris gemeenten tools en handvatten aanbieden om deze kennis te toetsen en op niveau te brengen?

Is de Staatssecretaris bereid een online zelftest aan te bieden bij het gratis te downloaden boekje «De eindjes aan elkaar knopen», dat bij veel wijkteams en andere organisaties wordt gebruikt?

Zou er niet een veel groter deel van de zogenaamde armoedegelden moeten worden ingezet op preventie en vroegsignalering?

Hoeveel van de subsidiegelden die de Staatssecretaris heeft toegekend aan het samenwerkingsverband van Divosa, de VNG, de NVVK, Sociaal Werk Nederland en de LCR voor hun ondersteuningsprogramma voor de gemeentelijke schuldhulpverlening en andere initiatieven wordt besteed aan het verbeteren van vroegsignalering en andere vormen van preventie?

Wat doet de Staatssecretaris om gemeenten te ondersteunen het aantal partners met wie gemeenten afspraken maken over vroegsignalering (zoals woningcorporaties, maatschappelijk werk, voedselbanken, nutsbedrijven en zorgverzekeraars) te vergroten? En wat doet de Staatssecretaris om het combineren en duiden van signalen te verbeteren?

Wat doet de Staatssecretaris om gemeenten te ondersteunen bij het opdoen van kennis? Hoe wordt de privacy – vooral bij extern signaleren – geborgd? En op welke wijze verduidelijkt de Staatssecretaris de privacyaspecten voor gemeenten?

De inspectie geeft een aantal concrete zaken aan die door de gemeente geregeld moeten zijn. Hoe gaat de Staatssecretaris deze zaken onder de aandacht van gemeenten brengen? Hoe gaat zij de voortgang meten van de verbeteringen die gemeenten op basis hiervan doorvoeren?

Ook geeft de inspectie aan dat gemeenten het lastig vinden om afspraken over externe signalering te maken met landelijk opererende partijen. Wat kan de Staatssecretaris hierin voor gemeenten betekenen en hoe wordt hier de privacy geborgd?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Staatssecretaris over diverse onderwerpen die het schuldenbeleid raken. Deze leden hebben naar aanleiding van de brief nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat jongeren met relatief lage schulden in aanmerking kunnen komen voor herfinanciering van de schulden door gemeente. Deze leden vinden het belangrijk dat alle jongeren met schulden van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken. Daarom vragen deze leden een overzicht waarin de antwoorden op de volgende vragen wordt opgenomen:

  • a) welke gemeenten bieden deze mogelijkheid van herfinanciering?;

  • b) welke grens hanteren deze gemeenten om te bepalen wat een «relatief lage schuld» is?;

  • c) welke gemeenten hebben deze mogelijkheid nog niet en welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om deze gemeenten ertoe bewegen om over te gaan tot herfinanciering van schulden van jongeren?;

  • d) hoeveel jongeren met schulden maken op dit moment gebruik van de mogelijkheid van herfinanciering?;

  • e) Hoe verhoudt dit zich tot het aantal jongeren met schulden?;

  • f) op welke wijze wordt binnen dit kader ook gestimuleerd dat jongeren hun opleidingen afmaken en of minimaal een startkwalificatie behalen?

Daarnaast lezen de leden van de PvdA-fractie dat nu de maatwerkregelingen van diverse uitvoeringsoverheden op eenvoudige wijze in beeld gebracht worden. Kan de Staatssecretaris nader toelichten wanneer dit afgerond zal worden? En kan de Staatssecretaris ook nader toelichten hoe dit gecommuniceerd zal worden zodat de jongeren ook daadwerkelijk bereikt gaan worden?

Verder lezen de leden van de PvdA-fractie dat er in een kortlopend onderzoek quick wins in kaart gebracht zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten wanneer de resultaten van dit onderzoek gedeeld zullen worden met de Kamer?

De leden van de PvdA-fractie vinden het tempo waarin gemeenten vroegsignalering in de praktijk brengen veel te traag gaan. Kan de Staatssecretaris nader toelichten of het niet tijd vindt worden voor een minimaal kader van eisen waaraan schuldhulpverlening per gemeente zou moeten voldoen? De leden van de PvdA-fractie denken daarbij aan bijvoorbeeld een minimale basis van vroegsignalering waarbij elke gemeente een convenant moet sluiten met maatschappelijke organisaties, woningcorporaties, maatschappelijk werk, voedselbanken, nutsbedrijven en zorgverzekeraar om te komen tot een dekkend netwerk van vroegsignalering met de gemeente als spil in dit netwerk. Ook denken de leden van de PvdA-fractie aan specifieke besteding van de extra middelen binnen het budget van 7,5 miljoen euro tot 2018 aan het ondersteunen van gemeenten om te komen tot betere samenwerkingsverbanden met bovengenoemde bedrijven en organisaties. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe zij hierover denkt? Is de Staatssecretaris bereid om voorbeeldconvenanten te delen met gemeenten? En is de Staatssecretaris bereid om hierin voortrekker te zijn?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris op welke wijze zij denkt te kunnen voorkomen dat jongeren in de ene gemeente wel geholpen worden met herfinanciering van hun schulden, zodat zij kunnen gaan studeren en in de andere gemeente niet? Op welke wijze kan gezorgd worden, dat ook jongeren met grotere schulden, of woonachtig in een gemeente, waar herfinanciering niet geboden wordt, toch een studie kan volgen? Is het volgen van een studie niet de beste kans om in de toekomst uit de schulden te kunnen komen en blijven?

Waarom biedt DUO niet de mogelijkheid tot uitstel van betaling voor alle onderwijsgerelateerde schulden? Is het mogelijk dat DUO uitstel kan verlenen zonder dat de noodzaak hiervoor vastgesteld is door een (gemeentelijke) schuldhulpverlener?

Wie bepaald uiteindelijk of schulden (deels) worden kwijtgescholden, DUO of de (gemeentelijke) schuldhulpverlener? Hoe wordt voorkomen dat door niet goede onderlinge communicatie tussen deze partijen kwijtschelding of uitstel te lang op zich laat wachten?

Het is erg goed dat veel uitvoeringsorganisaties maatwerk kunnen bieden aan jongeren met multi-problemen. Hoe gaat de samenwerking tussen deze organisaties vorm krijgen? Is er een organisatie die daar het voortouw in kan nemen?

Is de termijn van maximaal 6 maanden binnen het wettelijk breed moratorium voldoende om jongeren de gelegenheid te geven om te gaan studeren? Wat als er te weinig tijd is om dit doel te bereiken? Welk maatwerk is er dan mogelijk?

Op welke wijze monitort de Staatssecretaris de maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van vroegsignalering? Welke doelen zijn er gesteld bij de verstrekking van de subsidies en hoe wordt de effectiviteit hiervan gemeten?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat knelpunten voor kwetsbare jongeren (bijvoorbeeld jongeren met een jeugdzorg verleden of zwerfjongeren) die willen studeren, maar wel met grote schulden kampen, zo goed mogelijk worden opgelost. Voor (kwetsbare) jongeren met schulden zijn er diverse mogelijkheden. De bewindspersonen geven aan dat er diverse mogelijkheden zijn: gemeenten kunnen schulden herfinancieren, zodat er nog één schuldeiser is en DUO biedt mogelijkheden om tot schuldregelingen te komen. Daarover stellen de leden graag nog enkele vragen. Ook geven zij voorts aan dat deze mogelijkheden voor veel kwetsbare jongeren, die vaak te maken hebben met multiproblematiek, niet (altijd) voldoende zijn.

De leden van de D66-fractie hebben daarom meermalen gepleit voor een schuldrustperiode als het gaat om de incassering van schulden van alle rijks incasso’s bij kwetsbare bij jongeren. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft afgelopen november (2016) toegezegd te bekijken wat de mogelijkheden zijn voor een schuldrustperiode voor kwetsbare jongeren, gedurende hun studie. Doordat continu de druk van schuldaflossingen te voelen kan het kwetsbare jongeren belemmeren een nieuwe start te maken. Zeker als zij kiezen voor een opleiding, om aan een nieuwe toekomst te bouwen, moet er een bepaalde stabiliteit en rust beschikbaar zijn. De leden van de D66-fractie zien daarom graag dat deze jongeren een schuldrustperiode kunnen krijgen, waarbij de incassering vanuit de overheid tijdelijk wordt stopgezet. In de brief die is ontvangen zien zij niet dat de Staatssecretarissen dit gaan realiseren en dat stelt teleur. Aangezien deze toezegging eerder wel op tafel leek te liggen ontvangen de leden graag een uiteenzetting waarom de bewindspersonen afzien van een realisatie van een schuldrustperiode voor kwetsbare jongeren. Indien de leden dit verkeerd interpreteren, en de bewindspersonen wel aan de slag gaan met een integraal plan voor een schuldrustperiode, kan dan aangegeven worden wat de vervolgstappen zullen zijn en welke (concrete) planning gehanteerd zal worden?

Bij de ronde tafel hebben alle betrokken overheidsorganisaties aangegeven bereid te zijn een bijdrage te leveren aan een oplossing. De leden van de D66-dractie vernemen graag welke organisaties dat ook daadwerkelijk doen, en op welke manier zij daar invulling aan geven. De bewindspersonen verwijzen naar maatwerk dat alle individuele organisaties kunnen leveren, de leden van de D66-fractie ontvangen graag enkele voorbeelden van deze vormen van maatwerk. Ook vernemen zij graag hoe maatwerk wordt gedefinieerd, en in hoeverre het risico op willekeur wordt tegengegaan. Daarnaast geven de leden van de D66-fractie graag aan dat de voorkeur uitgaat naar een integraal plan en integrale mogelijkheden om deze kwetsbare jongeren te helpen. Indien alle organisaties afzonderlijk van elkaar werken kan dit (onnodig) complex zijn.

Daarnaast geven de bewindspersonen aan naar «quick wins» te willen kijken. Kan uitgelegd worden wat hieronder wordt verstaan, en in hoeverre deze al bestaan, en indien zo hoe deze «quick wins» (gaan) bijdragen aan een schuldrustperiode voor kwetsbare jongeren die werken aan een diploma. De leden van de D66-fractie zien liever een langdurige, stabiele oplossing voor deze groep. Zij ontvangen hierop graag een reactie.

Zoals de leden van de D66-fractie al aangaven hebben zij enkele vragen aan de Staatssecretaris over de mogelijkheden die DUO biedt. Een aantal zaken blijft daarin onduidelijk, zoals de daadwerkelijke mogelijkheden die er zijn, de mate van willekeur, de definitie van «een bijzonder schrijnend geval», de invulling van «(deels)kwijtschelden» en de definitie van «onderwijs gerelateerde schulden». De leden verzoeken de Staatssecretaris hier nader op in te gaan.

De leden van de D66-fractie maken tot slot graag van de mogelijkheid gebruik om een reflectie van de bewindspersonen te ontvangen op de ingeslagen weg van de gemeente Den Haag. Zij hebben ervoor gekozen om problematische schulden van jongeren af te kopen, in een proef van SchuldenLab070 getest. De leden ontvangen graag een reflectie op deze plannen en de wenselijkheid van een brede landelijke uitrol.

II. Antwoord/ Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of voldoende duidelijk is welke kennis bij wijkteams aanwezig moet zijn. Dit naar aanleiding van de constatering van de Inspectie SZW dat de rol van wijkteams bij vroegsignalering naar verwachting toe zal nemen. Ook willen zij weten of er in de praktijk voldoende kennis aanwezig is bij wijkteams en of gemeenten de mogelijkheid hebben deze kennis te toetsen. Zo nee, kan de Staatssecretaris gemeenten tools en handvatten aanbieden om deze kennis te toetsen en op niveau te brengen, zo vragen zij. Ook willen deze leden weten of de Staatssecretaris bereid is een online zelftest aan te bieden bij het gratis te downloaden boekje « De eindjes aan elkaar knopen».

Schuldhulpverlening inclusief vroegsignalering is decentraal beleid. De rol die wijkteams binnen het sociaal domein innemen, kan per gemeente verschillen. Dat geldt ook voor de wijze waarop gemeenten invulling geven aan vroegsignalering. Derhalve is het niet mogelijk om in algemene zin aan te geven welke kennis bij wijkteams voorhanden dient te zijn. Uit de rapportages van de Transitiecommissie Sociaal Domein maar ook uit de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) blijkt dat de rol van wijkteams binnen het sociaal domein en op het terrein van schuldhulpverlening nog in ontwikkeling is.

Het is aan gemeenten om zorg te dragen voor een goede verbinding tussen de wijkteams en de reguliere schuldhulpverlening. Daar ondersteun ik hen bij.

De Leidraad Vroegsignalering die met financiering van het Ministerie van SZW tot stand is gekomen, biedt gemeenten en daarmee ook wijkteams concrete handvatten voor het vormgeven van vroegsignalering. Daarnaast biedt de publicatie «De eindjes aan elkaar knopen» wijkteams handvatten voor hulpverlening bij financiële vragen en problemen. In het kader van het ondersteuningsprogramma ter verbetering van de schuldhulpverlening waar de VNG, Divosa, NVVK, LCR en SWN met financiering van SZW aan werken, zal deze handreiking op korte termijn geactualiseerd worden. Indien blijkt dat het veld in aanvulling hierop behoefte heeft aan een online zelftest, hebben deze partijen de mogelijkheid om hier binnen het ondersteuningsprogramma vorm aan te geven.

De leden van de VVD vragen of er niet een veel groter deel van de zogenaamde armoedegelden moet worden ingezet op preventie en vroegsignalering.

Vanaf 2013 ontvangen gemeenten extra middelen voor armoede- en schuldenbeleid; in 2013 19 miljoen euro, in 2014 70 miljoen euro en vanaf 2015 90 miljoen euro. Met dit geld vormen en versterken gemeenten hun armoede- en schuldenbeleid ter ondersteuning van mensen die het financieel moeilijk hebben. Gemeenten bepalen waar de extra middelen aan worden uitgegeven afhankelijk van de lokale behoeften. Uit het onderzoek van Bartels 2014 bleek dat gemeenten de extra middelen ook daadwerkelijk inzetten voor ondermeer preventie1.

Naast de extra middelen voor het armoede- en schuldenbeleid van gemeenten, stel ik sinds 2014 jaarlijks 4 miljoen euro beschikbaar met een subsidieregeling ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. In de eerste drie tijdvakken van de subsidieregeling, 2014, 2015 en 2016, zijn subsidies toegekend aan projecten die gericht waren op preventie en vroegsignalering zoals projecten van Nibud, Diversion, Sallandse Dialoog en SchuldHulpMaatje. Momenteel is het vierde tijdvak van de subsidieregeling geopend. Ik verwacht dat ook de aanvragen in het vierde tijdvak ondermeer gericht zijn op preventie en vroegsignalering.

De leden van de VVD vragen hoeveel van de subsidiegelden die de Staatssecretaris heeft toegekend aan het samenwerkingsverband van Divosa, de VNG, de NVVK, Sociaal Werk Nederland en de LCR voor hun ondersteuningsprogramma voor de gemeentelijke schuldhulpverlening en andere initiatieven wordt besteed aan het verbeteren van vroegsignalering en andere vormen van preventie.

Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 heb ik in totaal € 7,5 miljoen ter beschikking gesteld voor maatregelen ter verbetering van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Over deze maatregelen heb ik u bij brief van 27 juni 20162 geïnformeerd. Vroegsignalering en preventie krijgen nadrukkelijk aandacht in het ondersteuningsprogramma. Daarnaast heb ik subsidie verleend voor het bevorderen van een landelijke uitrol van vroegsignalering door gemeenten, waarbij advies en ondersteuning op maat worden gegeven aan gemeenten. De subsidies betreffen in beide gevallen de eerste, verkennende fase van de aanpak: binnen het ondersteuningsprogramma wordt een verkenning uitgevoerd naar de randvoorwaarden voor vroegsignalering door gemeente. In de eerste fase van de landelijke uitrol wordt verkend of voldoende landelijk draagvlak bestaat voor voortzetting na de eerste fase. Ik heb in totaal € 169.356, – subsidie verleend voor vroegsignalering binnen deze trajecten. Voor de zomer bezie ik of deze trajecten voorzien in de behoefte bij gemeenten om hun aanpak van vroegsignalering en preventie te verbeteren en wat nodig is om dit duurzaam onder de aandacht van gemeenten te brengen.

De leden van de VVD vragen wat de Staatssecretaris doet om gemeenten te ondersteunen het aantal partners met wie gemeenten afspraken maken over vroegsignalering (zoals woningcorporaties, maatschappelijk werk, voedselbanken, nutsbedrijven en zorgverzekeraars) te vergroten, en wat zij doet om het combineren en duiden van signalen te verbeteren.

Armoede- en schuldenbeleid is een decentrale verantwoordelijkheid. Gemeenten hebben de mogelijkheid om maatwerk te bieden en staan dicht bij de burger. Dat gebeurt op lokaal niveau en veelal in samenwerking met partijen als woningcorporaties, nutsbedrijven, het lokale bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Ik spreek de betrokken partijen met regelmaat in gezamenlijk verband, ondermeer bij het intensiveringsoverleg met maatschappelijke organisaties en gemeenten, en in overleg met partijen individueel. Bij deze overleggen roep ik partijen op de samenwerking te zoeken met gemeenten om schulden vroegtijdig te signaleren en tegen te gaan.

De leden van de VVD vragen wat gedaan wordt om gemeenten te ondersteunen bij het opdoen van kennis. Ook willen zij weten hoe een aantal zaken die volgens de Inspectie door de gemeente geregeld dienen te zijn onder de aandacht van gemeenten gebracht zullen worden en hoe de voortgang van verbeteringen gemonitord zal worden.

De Inspectie SZW heeft aangegeven welke zaken de gemeente op orde moet hebben om op den duur voor alle voor de vroegsignalering relevante doelgroepen zo betrouwbaar mogelijke signalen te hebben, deze signalen te verbinden en er een goede duiding aan te geven. Ook het beschikken over een goede en bruikbare registratie, waardoor zicht is op welke burgers tijdig in beeld komen en welke resultaten met de vroegsignalering bereikt worden is daarbij van belang. Op basis van die uitgangspunten concludeert de Inspectie dat de aanpak van vroegsignalering nog in ontwikkeling is. De resultaten van de onderliggende Inspectie-onderzoeken zijn vorig jaar betrokken bij de kabinetsreactie op de evaluatie van de Wgs. Om tot verbeteringen te komen zet ik met betrokken partijen in op professionalisering en verhoging van het kennisniveau van beleidsmedewerkers maar ook wijkteams en schuldhulpverleners via het bovengenoemde ondersteuningsprogramma schuldhulpverlening. Partijen monitoren de resultaten van dit programma. Daarnaast subsidieer ik landelijke ondersteuning aan gemeenten bij de (verdere) ontwikkeling van een aanpak van vroegsignalering. Hierbij hebben gemeenten de mogelijkheid om advies en ondersteuning op maat te krijgen.

Daarnaast bieden de door mij gefinancierde Leidraad Vroegsignalering, het onderzoek Huishoudens in de Rode cijfers 2015 en de businesscases vroegsignalering gemeenten concrete handvatten voor vormgeving van hun beleid. Tot slot deel ik goede voorbeelden via de verzamelbrief gemeenten en de website www.effectieveschuldhulp.nl .

De leden van de VVD vragen hoe de privacy – vooral bij extern signaleren – wordt geborgd, en op welke wijze zij de privacyaspecten voor gemeenten verduidelijkt.

In de Wet Bescherming Persoonsgegevens zijn de wettelijke kaders vastgelegd voor de uitwisseling van persoonsgegevens. De gemeentelijke aanpak zal zich in alle gevallen binnen deze wettelijke kaders moeten bevinden. De Leidraad Vroegsignalering van de NVVK bevat daarnaast een stappenplan voor gemeenten om een aanpak van vroegsignalering te ontwikkelen, waarbij ook privacyaspecten aan bod komen. De subsidies die ik heb verstrekt ter verbetering van de gemeentelijke schuldhulpverlening worden, zoals ik hierboven al aangaf, ook ingezet voor vroegsignalering en preventie. In zowel de verkenning naar de randvoorwaarden voor vroegsignalering door gemeenten als in de verkenning van de landelijke uitrol van vroegsignalering wordt aandacht besteed aan hoe gemeenten kunnen omgaan met privacy. Hierbij geldt wel steeds dat geen gemeentelijke context hetzelfde is, en daarmee zal ook de wijze waarop de aanpak van vroegsignalering wordt ingericht per gemeente verschillen. Gemeenten zullen daarom altijd zelf ook hun aanpak moeten toetsen aan de wettelijke kaders.

De Inspectie geeft aan dat gemeenten het lastig vinden om afspraken over externe signalering te maken met landelijk opererende partijen. De leden van de VVD vragen zich af wat de Staatssecretaris hierin voor gemeenten kan betekenen en hoe hier de privacy wordt geborgd.

In de trajecten gericht op vroegsignalering en preventie die ik subsidieer in het kader van de maatregelen ter verbetering van de gemeentelijke schuldhulpverlening vormt het maken van afspraken tussen gemeenten en (landelijke) schuldeisers een aandachtspunt.

In dit kader breng ik ook graag de pilots van Bureau Kredietregistratie (BKR) onder de aandacht. BKR ontwikkelt een systeem van vroegsignalering van schulden waarbij BKR gemeenten kan voorzien van informatie op het gebied van betalingsachterstanden bij huur, energie, zorgverzekering en overige relevante informatie, zodat zij beter in staat zijn gerichte interventies in te zetten. BKR heeft met een aantal gemeenten afspraken gemaakt over het opzetten en uitvoeren van pilots.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA vragen welke gemeenten aan jongeren de mogelijkheid tot herfinanciering van schulden bieden.

Het is niet bekend welke gemeenten deze mogelijkheid aanbieden. Het herfinancieren van schulden behoort tot het standaardpakket binnen de schuldhulpverlening. De jaarcijfers van de NVVK laten ook zien dat dit instrument met enige regelmaat door haar leden wordt ingezet (in de periode 2013 – 2015 gemiddeld in 11% van alle schuldregelingen). Voor een herfinanciering kan worden gekozen indien de schuldenaar gezien zijn afloscapaciteit in maximaal 5 jaren zijn schulden kan aflossen. De alternatieven die een aantal gemeenten specifiek rond jongeren ontwikkelen, laten varianten zien waarbij niet wordt gekeken naar de huidige afloscapaciteit van de jongere. De leningen worden aangegaan vanuit de verwachting dat de jongere op de middellange termijn voldoende afloscapaciteit zal genereren om de verstrekte lening af te lossen. Ik zie dit als een van de mogelijkheden die een gemeente – binnen de schuldhulpverlening – ter beschikking staan om jongeren, die kampen met problematische schulden, te ontlasten, met de achterliggende gedachte dat de jongere de aldus vrij gekomen energie kan inzetten om te investeren in zijn toekomst. Het is een mooi voorbeeld dat ik graag onder de aandacht wil brengen van andere gemeenten.

De leden van de PvdA vragen welke grens gemeenten hanteren om te bepalen wat een «relatief lage schuld» is.

Het betreft hier gemeentelijk beleid, wat ook betekent dat elke gemeente hierin zelf kan bepalen welke grens zij hanteert. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag wordt bijna altijd rekening gehouden met het feit dat de jongere ook de mogelijkheden moet hebben om de lening op de middellange termijn te voldoen. Voorkomen moet immers worden dat de schuld weliswaar wordt geherfinancierd, maar het bestedingsniveau van de jongere vervolgens tot in lengte van jaren belast wordt door deze lening.

De leden van de PvdA vragen zich af hoeveel jongeren op dit moment gebruik maken van de mogelijkheid van herfinanciering en hoe het aantal jongeren met schulden zich verhoudt tot het aantal jongeren met schulden dat op dit moment gebruik maakt van de mogelijkheid van herfinanciering.

Het aantal jongeren dat gebruik maakt van de mogelijkheid tot herfinanciering is niet bekend. Over het aantal jongeren dat schulden heeft is wel meer bekend, en dit aantal is zorgelijk, zoals onder meer bleek uit onderzoek uit 2015 dat is uitgevoerd in mijn opdracht3: meer dan de helft van de jongvolwassenen (18–27 jaar) heeft in de onderzochte periode een schuld gehad. Bij 14,5% van de jongvolwassenen betreft het een risicovolle schuldsituatie of betalingsachterstand. Dit vraagt om deskundigheid bij de gemeentelijke schuldhulpverlening om maatwerk te kunnen bieden aan deze specifieke groep. In het ondersteuningsprogramma voor de gemeentelijke schuldhulpverlening dat door onder meer Divosa en de VNG wordt ontwikkeld, wordt daarom ingezet op bevordering van de deskundigheid over schuldhulpverlening aan specifieke groepen, waaronder jongeren, bij professionals en vrijwilligers. Daarnaast is het van onmiskenbaar belang om te investeren in preventie. Op een jonge leeftijd kampen met financiële problemen kan iemand in een lastige positie brengen. Er gaat dan veel energie naar het stabiliseren van de schulden, zodat escalatie voorkomen kan worden, wat vaak ten koste gaat van een focus op werk of studie. Ik ondersteun daarom organisaties die met behulp van voorlichting en financiële educatie de doelgroep bereiken. Zo ondersteun ik het Nibud financieel en zijn SZW en OCW een belangrijke partner in Wijzer in Geldzaken. Wijzer in Geldzaken is een initiatief van de rijksoverheid (Ministerie van Financiën) waarin partners uit de financiële sector, de wetenschap, de overheid (SZW en OCW) en onderwijs-, voorlichtings- en consumentenorganisaties hun krachten bundelen om verantwoord financieel gedrag in Nederland te bevorderen. Daarnaast subsidieer ik vanuit de Regeling ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek een aantal financiële educatieprojecten (Diversion en Stichting Weet Wat Je Besteedt) en organiseert SZW jaarlijks een evenement tijdens de Week van het Geld gericht op het voortgezet onderwijs.

De leden van de PvdA vragen op welke wijze binnen dit kader gestimuleerd wordt dat jongeren hun opleidingen afmaken en of minimaal een startkwalificatie behalen.

Deskundige en tijdige hulpverlening aan jongeren met problematische schulden is van groot belang om jongeren weer regie te geven over hun eigen leven. Schulden staan in veel gevallen het bouwen aan een toekomst in de weg, want alle energie is in een dergelijke situatie nodig om de financiële problemen het hoofd te bieden. Het oplossen van schulden en het aanleren van financiële vaardigheden zijn daarom van groot belang voor jongeren om weer zich weer met hun toekomst bezig te kunnen houden en te investeren in een financieel zelfstandige toekomst. Door een maatwerkoplossing wordt een jongere in de gelegenheid gesteld om onderwijs te volgen en, indien aan de orde, een startkwalificatie te halen.

De leden van de PvdA hebben in de brief 6 februari jl. gelezen dat de maatwerkregelingen van diverse uitvoeringsorganisaties op eenduidige wijze in beeld worden gebracht. Zij vragen de Staatssecretaris wanneer dit afgerond zal worden.

Dit overzicht is voor de zomer 2017 beschikbaar.

De leden van de PvdA vragen voorts hoe dit overzicht gecommuniceerd zal worden zodat de jongeren ook daadwerkelijk bereikt gaan worden.

Hierover dient nog overleg plaats te vinden met de VNG en de NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren), omdat zij hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Gemeenten zijn immers verantwoordelijk voor een goede hulpverlening bij schuldenproblematiek en een integrale aanpak op alle leefgebieden waar een jongere problemen heeft. Dit gesprek met de VNG en de NVVK zal, zodra het bovengenoemde overzicht gereed is, dus voor de zomer 2017 plaatsvinden. Uiteraard is het streven zo spoedig mogelijk daarna het overzicht breed te laten communiceren, zodat o.a. professionals bekend zijn met de bestaande mogelijkheden en jongeren met schulden beter geholpen kunnen worden.

De leden van de PvdA vragen wanneer de resultaten van het kortlopend onderzoek (dat o.a. in kaart brengt welke quick wins kunnen worden uitgewerkt) gedeeld zullen worden met de Tweede Kamer.

Het onderzoeksbureau dat het onderzoek uit zal gaan voeren, wordt gevraagd de resultaten voor de zomer op te leveren. Zodra de resultaten beschikbaar zijn, zal ik uw Kamer hierover informeren.

De leden van de PvdA vragen of het niet tijd wordt voor een minimaal kader van eisen waaraan schuldhulpverlening per gemeente zou moeten voldoen. Zij denken daarbij aan verplichte convenanten met maatschappelijke organisaties, woningcorporaties, maatschappelijk werk, voedselbanken, nutsbedrijven en zorgverzekeraar om te komen tot een dekkend netwerk van vroegsignalering met de gemeente als spil in dit netwerk. Ook denken zij aan specifieke besteding van de extra middelen binnen het budget van 7,5 miljoen euro om te komen tot betere samenwerkingsverbanden met bovengenoemde bedrijven en organisaties. Zij vragen de Staatssecretaris of zij bereid is om voorbeeldconvenanten te delen met gemeenten en voortrekker te zijn.

Schuldhulpverlening inclusief vroegsignalering is decentraal beleid, opdat optimale afstemming op lokale omstandigheden kan plaatsvinden. Gedetailleerde landelijke voorschriften passen hier niet bij. Het minimale niveau waaraan gemeenten dienen te voldoen is vastgelegd in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Deze wet is vorig jaar geëvalueerd, met als belangrijkste uitkomst dat de gemeentelijke schuldhulpverlening nog in ontwikkeling is. Om de geconstateerde verbeterpunten aan te pakken heb ik in overleg met belangrijke partijen uit het veld een breed pakket aan maatregelen getroffen en tot en met 2018 in totaal 7,5 miljoen euro uitgetrokken. Dat pakket ziet onder andere op de verdere professionalisering van de bij de schuldhulpverlening betrokken partijen. Zoals hiervoor reeds aangegeven, zet ik daarbij ook in op het verbeteren van de gemeentelijke aanpak van vroegsignalering. Daarbij merk ik op dat er op lokaal niveau vaak al convenanten met diverse organisaties zijn. De door mij gefinancierde Leidraad Vroegsignalering geeft gemeenten hier goede handvatten voor.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP vragen op welke wijze kan worden voorkomen dat jongeren in de ene gemeente wel geholpen worden met herfinanciering van hun schulden en in de andere gemeente niet.

De hulp- en dienstverlening aan jongeren met problematische schulden vraagt om maatwerk. Niet alleen de aard van de schulden, maar ook de mogelijkheden die de jongere heeft (kan hij bijvoorbeeld nog neveninkomsten genereren naast een eventuele opleiding? Beschikt hij reeds over een startkwalificatie?) zijn bepalend voor de vormgeving van passende hulpverlening. Daarbij is er niet sprake van één oplossing. Er zijn verschillende mogelijkheden om jongeren met problematische schulden te ondersteunen. Denk hierbij aan afspraken met de verschillende schuldeisers, budgetbeheer, beschermingsbewind of een schuldregeling, waaronder begrepen een herfinanciering. Van een gemeente mag worden verwacht dat zij over passende dienstverlening beschikt. De keuze voor welke vormen van dienstverlening lokaal worden aangeboden ligt daarbij bij de gemeente zelf.

De leden van de SP vragen op welke wijze gezorgd kan worden, dat ook jongeren met grotere schulden, of woonachtig in een gemeente, waar herfinanciering niet geboden wordt, toch een studie kunnen volgen.

Zoals hierboven reeds benadrukt, gaat het niet om één oplossing. De schuldhulpverlening kent meerdere mogelijkheden om tot een passende ondersteuning van de jongere te komen. Daar waar het schuldenpakket dit toelaat kan gekozen worden voor een herfinanciering, maar het gaat hier niet om een one-size-fits-all oplossing. Er zijn meerdere mogelijkheden om jongeren te ondersteunen, indien problematische schulden het volgen van een opleiding bemoeilijken. Ik wil gemeenten met name op deze variëteit aan mogelijke oplossingen attenderen, om zo het dienstverleningsaanbod voor jongeren met problematische schulden te verbreden.

De leden van de SP vragen waarom DUO niet de mogelijkheid biedt tot uitstel van betaling voor alle onderwijsgerelateerde schulden. Zij vragen zich af of het mogelijk is dat DUO uitstel verleent zonder dat de noodzaak hiervoor is vastgesteld door een (gemeentelijke) schuldhulpverlener. Zij vragen wie uiteindelijk bepaalt of schulden (deels) worden kwijtgescholden. Daarnaast vragen zij zich af hoe wordt voorkomen dat door niet goede onderlinge communicatie tussen deze partijen kwijtschelding of uitstel te lang op zich laat wachten.

Om bij te dragen aan een oplossing voor jongeren met problematische schulden die willen gaan studeren, heeft de Minister van OCW in overleg met de NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, en mij uw Kamer in de zomer van 2016 laten weten een wijziging in het incassobeleid door te voeren4. DUO kan voor de duur van het schuldhulpverleningstraject doch minimaal voor de duur van de studie uitstel van betaling geven voor bepaalde onderwijsgerelateerde schulden, zoals een OV-schuld of een lesgeldschuld. Met een dergelijke incassopauze kan de student in een stabiele financiële situatie zijn opleiding voltooien. Wanneer er sprake is van een bijzonder schrijnend geval waarbij enkel een algehele schone lei uitkomst biedt, hetgeen het geval kan zijn bij (ex-) dakloze jongeren met meerdere problemen, kan DUO onderwijsgerelateerde schulden (deels) kwijtschelden, net zoals met andere schulden kan gebeuren in een schuldsaneringstraject.

DUO volgt in beginsel het oordeel van de (gemeentelijke) schuldhulpverlener in het vertrouwen dat die de totale situatie van de jongere overziet. DUO maakt dus geen eigenstandige, inhoudelijke beoordeling en toetst slechts marginaal (bv. of de jongere daadwerkelijk staat ingeschreven bij een opleiding en de schuldhulpverlener is aangesloten bij de NVVK). DUO heeft een goed toegankelijk loket voor de schuldhulpverlener en een helder uitkeringsbeleid, zodat de jongere direct zonder overbodige bureaucratie geholpen kan worden.

De leden van de SP geven aan het goed te vinden dat veel uitvoeringsorganisaties maatwerk kunnen bieden aan jongeren met multiproblematiek. Zij vragen zich af hoe de samenwerking tussen deze uitvoeringsorganisaties vorm gaat krijgen. Is er een organisatie die daarin het voortouw kan nemen?

Dit is onderwerp van gesprek tussen de betrokken partijen en zal in de komende maanden duidelijk worden. Het meest voor de hand liggend is dat het vaste aanspreekpunt voor de jongere – de medewerker van de gemeentelijke schuldhulpverlening – de coördinatie voor de betreffende jongere op zich neemt. Zij hebben het beste zicht op de persoonlijke omstandigheden van de jongere en kunnen het beste beoordelen welke (financiële) mogelijkheden de jongere heeft.

De leden van de SP vragen of de termijn van maximaal 6 maanden binnen het wettelijk breed moratorium voldoende is om jongeren de gelegenheid te geven om te gaan studeren. Wat als er te weinig tijd is om dit doel te bereiken? Welk maatwerk is er dan mogelijk?

Het breed wettelijk moratorium creëert een zogenaamde afkoelingsperiode. Een periode waarbinnen alle executie- en verhaalsbevoegdheden van de verschillende schuldeisers voor maximaal 6 maanden worden opgeschort. Een afkoelingsperiode waarbinnen schuldeisers, schuldhulpverlener en schuldenaar in gezamenlijkheid tot houdbare betalingsafspraken voor de komende periode kunnen komen. Indien de jongere een opleiding volgt zal bij de te maken betaalafspraken hier rekening mee moeten worden gehouden. De afkoelingsperiode dient in die zin niet om de schuldeisers te verplichten hun verhaals- en executiebevoegdheden op te schorten gedurende de opleiding van de jongere, maar – indien dat nodig is om tot afspraken te komen waardoor de jongere ondanks de problematische schulden zich kan richten op de afronding van de noodzakelijke scholing. Die afspraken kunnen onder meer bestaan uit een volledige bevriezing van de schulden gedurende de opleidingsperiode, afspraken rond het genereren van neveninkomsten waarmee ook tijdens de opleiding op de schulden kan worden afgelost of bijvoorbeeld een toeleiding tot een schuldregeling. Ook hier is maatwerk weer de regel.

De leden van de fractie van de SP vragen op welke wijze de Staatssecretaris de maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van vroegsignalering monitort. Welke doelen zijn er gesteld bij de verstrekking van de subsidies en hoe wordt de effectiviteit hiervan gemeten?

Vroegsignalering is onderdeel van gemeentelijk beleid. Gemeenten zullen zelf de effectiviteit van de maatregelen die zij nemen moeten monitoren. De Regeling ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek biedt de mogelijkheid om aan (maatschappelijke) organisaties subsidies te verstrekken, mede ten behoeve van projecten gericht op preventie en vroegsignalering. Het doel van de regeling is om projecten te financieren die een diversiteit aan maatschappelijk betrokken organisaties in staat stellen om hun meerwaarde bij het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek te vergroten. Deze meerwaarde kan vergroot worden door het ontwikkelen van nieuwe vormen van dienstverlening, landelijke verspreiding van reeds bestaande effectieve initiatieven, de bevordering van samenwerking met ketenpartners en betere dienstverlening. Bij de aanvraag van een subsidie wordt beoordeeld of aan de voorwaarden die de subsidieregeling stelt, wordt voldaan en of tot subsidieverstrekking kan worden overgegaan. Het past binnen de subsidierelatie dat de effectiviteit van het project achteraf wordt beoordeeld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie menen uit de brief op te kunnen maken dat er geen schuldrustperiode voor kwetsbare jongeren komt. Dit stelt hen teleur, aangezien deze toezegging eerder wel op tafel leek te liggen. Zij ontvangen graag een uiteenzetting waarom de bewindspersonen van SZW en VWS afzien van de realisatie van een schuldrustperiode voor kwetsbare jongeren. Indien toch sprake is van een integraal plan voor een schuldrustperiode, dan horen zij graag wat de vervolgstappen zijn en welke (concrete) planning gehanteerd zal worden.

Voor de jongere met problematische schulden bestaat geen one-size-fits-all oplossing. Er zijn meerdere mogelijkheden die een passende oplossing kunnen bieden. Tot die mogelijkheden behoren budgetbeheer, beschermingsbewind, een schuldregeling (waaronder een herfinanciering), maar ook de schuldrustperiode. Als het gaat om de schuldrustperiode, wil ik benadrukken dat er op dit moment geen (wettelijke) belemmeringen zijn die een schuldrustperiode in de weg staan. Dit kwam ook tijdens de tweede rondetafel jongeren en schulden van 12 december 2016 naar voren. De verschillende aanwezige organisaties hebben in dit kader reeds de mogelijkheid om maatwerk aan de groep kwetsbare jongeren met problematische schulden te bieden. Dit geeft de gemeentelijke schuldhulpverlening de mogelijkheid om – als het gaat om schulden bij de Belastingdienst, het CJIB of het CAK – tot een vorm van schuldrust te komen. De volgende stap is daarom op eenvoudige wijze de verschillende maatwerkregelingen die de diverse uitvoeringsorganisaties van de rijksoverheid aanbieden in beeld te brengen, zodat gemeenten weten waar en onder welke voorwaarden zij hierop een beroep kunnen doen. Het is uiteindelijk immers de gemeentelijke schuldhulpverlening die aan zet is.

Gelijktijdig willen de Staatssecretaris van VWS en ik met een kortlopend onderzoek in beeld brengen welke aanvullende quick wins kunnen worden uitgewerkt. Dit laatste zal in nauwe samenspraak met de uitvoering gebeuren, om zo de toepasbaarheid van de verschillende oplossingen zo hoog mogelijk te maken en ook de bekendheid met de verschillende oplossingsrichtingen te vergroten.

De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat alle betrokken overheidsorganisaties bij de ronde tafel bijeenkomst hebben aangegeven bereid te zijn een bijdrage te leveren aan een oplossing. De leden van de D66-fractie vernemen graag welke organisaties dat ook daadwerkelijk doen en op welke manier zij daar invulling aan geven.

De betrokken organisaties – de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) – werken mee aan de totstandkoming van het overzicht waarin de verschillende maatwerkregelingen worden beschreven. Daarnaast hebben zij aangegeven aan de hand van casuïstiek te willen bekijken hoe het traject rondom het bieden van maatwerk aan deze kwetsbare jongeren verloopt en of verbetering nodig is. Gelijktijdig zal door middel van een kortlopend onderzoek ook in beeld worden gebracht op welk vlak nog aanvullende quick wins kunnen worden uitgewerkt. Ook gemeenten zelf spelen een belangrijke rol bij het zoeken van samenwerking met (landelijke) schuldeisers om tot oplossingen te komen voor de schuldenproblematiek van deze jongeren. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het bieden van passende hulp en ondersteuning aan mensen met schulden en een integrale aanpak op alle leefgebieden waar iemand problemen heeft. Als onderdeel van het onderzoek zal dan ook worden gekeken naar gemeenten die reeds succesvolle aanpakken voor deze jongeren hebben ontwikkeld, zodat deze ervaringen en inzichten gedeeld kunnen worden.

De leden van D66 ontvangen graag enkele voorbeelden van de vormen van maatwerk waar binnen de brief van 7 februari 2017 naar wordt verwezen. Ook vernemen zij graag hoe maatwerk wordt gedefinieerd, en in hoeverre het risico op willekeur wordt tegengegaan.

De verschillende organisaties kennen ieder hun eigen maatwerkoplossingen. Het CJIB biedt in dat kader op de persoon toegesneden betalingsregelingen aan. Ook de Belastingdienst/Toeslagen kent – naast de standaard betalingsregeling – haar eigen mogelijkheden om bij het treffen van een individuele regeling rekening te houden met de bij de studerende jongere in veel gevallen ontbrekende betaalcapaciteit (zie hiervoor artikel 79.8 en verder van de Leidraad Invordering). Het gaat om in het beleid van de verschillende uitvoeringsorganisaties verankerde mogelijkheden om bij het treffen van individuele regelingen rekening te houden met de ontbrekende betaalcapaciteit. Door de verankering in het beleid wordt willekeur tegengegaan.

De bewindspersonen hebben in de brief van 6 februari jl. aangegeven in beeld te laten brengen welke aanvullende quick wins kunnen worden uitgewerkt. De leden van de D66-fractie vragen zich af wat hieronder wordt verstaan, in hoeverre deze al bestaan en indien dit het geval is, hoe deze quick wins (gaan) bijdragen aan een schuldrustperiode voor kwetsbare jongeren die werken aan een diploma.

Met quick wins wordt gedoeld op een werkwijze die op korte termijn ook door andere gemeenten kunnen worden overgenomen om de ondersteuning aan de groep kwetsbare jongeren te verbeteren. Om een beeld te krijgen van goede voorbeelden zullen gemeenten via de VNG worden benaderd met het verzoek ze aan te dragen. De aangedragen voorbeelden zullen meegenomen worden in het onderzoek.

De leden van D66 zien liever een langdurige, stabiele oplossing voor deze groep. Zij ontvangen hierop graag een reactie.

Ik deel deze wens. Een eerste stap daarbinnen is het realiseren van passende ondersteuning. Ondersteuning die het voor de jongere met problematische schulden mogelijk maakt om zich vol te richten op zijn toekomst. Een financieel stabiele situatie vormt daarbinnen een randvoorwaarde. Een randvoorwaarde die op verschillende manieren bereikt kan worden. Is daar eenmaal sprake van dan kan vanuit de dan verkregen situatie worden bezien welke oplossingen voor de lange termijn geboden kunnen worden.

De leden van de D66-fractie stellen de Staatssecretaris enkele vragen over de mogelijkheden die DUO biedt. Zij vinden dat een aantal zaken onduidelijk blijft, zoals de daadwerkelijke mogelijkheden die er al zijn, de mate van willekeur, de definitie van «een bijzonder schrijnend geval», de invulling van «(deels)kwijtschelden» en de definitie van «onderwijs gerelateerde schulden». De leden vragen mij hier nader op in te gaan.

De Minister van OCW geeft aan dat DUO naast schuldenrust in schrijnende gevallen over kan gaan tot kwijtschelding. Of er sprake is van een bijzonder schrijnend geval, is in eerste instantie aan het oordeel van de (gemeentelijke) schuldhulpverlener en DUO volgt dit oordeel in beginsel. Hierbij kan worden gedacht aan een ex-dakloze met forse schulden, die beperkt in staat is te functioneren op persoonlijk en maatschappelijk niveau, mede door het ontbreken van een arbeidsmarktrelevant diploma. De onderwijsgerelateerde schulden betreffen schulden uit een eerdere studieperiode van de jongere die direct opeisbaar zijn, zoals een achterstand in de betaling. De reguliere studieschuld (rentedragende lening) wordt tijdens een hernieuwde studie opgeschort. Na afloop van het schuldhulpverleningstraject dan wel na afloop van de studie kan de rentedragende lening naar draagkracht worden terugbetaald. Ook bestaat de mogelijkheid om de terugbetaling maximaal 60 maanden (jokerjaren) op te schorten.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie om een reflectie op de plannen van de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag heeft er voor gekozen om problematische schulden van jongeren af te kopen. Deze werkwijze wordt getest in SchuldenLab070. De leden van de D66-fractie vragen mij naar de wenselijkheid van een brede uitrol.

Zoals reeds eerder beschreven bestaan er verschillende mogelijkheden om jongeren met problematische schulden te ondersteunen. Ik zie de pilot binnen de gemeente Den Haag als een mooi voorbeeld van hoe bepaalde groepen een passend aanbod kan worden geboden. De pilot binnen de gemeente Den Haag benadrukt – als het gaat om hulpverlening aan de specifieke groep die de pilot bedient – het belang van een goede, integrale aanpak op alle leefgebieden waar deze jongeren problemen hebben. Ik volg de uitkomsten van dit traject en ben graag bereid om dit voorbeeld breder bekend te maken zodat andere gemeenten hiervan kunnen leren. Het is aan gemeenten zelf om hier een beslissing over te nemen. Ik ben dan ook geen voorstander van verplichte landelijke uitrol, omdat het goed mogelijk is dat de meest effectieve aanpak per gemeente verschilt gezien de specifieke problematiek in de regio of gemeente.

Naar boven