24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 307 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2015

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën stuur ik u hierbij de uitkomsten van de specifieke uitvoeringstoets die het kabinet heeft laten uitvoeren met betrekking tot invoering van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet. Aanleiding voor deze specifieke uitvoeringstoets waren de signalen van verschillende partijen over de toenemende complexiteit en het voornemen van het kabinet om de regels voor het bepalen van de beslagvrije voet te vereenvoudigen1.

Ten behoeve van de specifieke uitvoeringstoets heb ik de Staatssecretaris van Financiën gevraagd een uitvoeringstoets te mogen ontvangen naar de invoering van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet met ingang van 1 juli 2015. Deze toets heb ik 21 mei jl. ontvangen. Ook heb ik van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) een brief van 2 april 2015 ontvangen waarin zij haar bezwaren toelicht tegen het opnemen van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet. Daarnaast heb ik nogmaals notie genomen van de bezwaren die partijen, zoals de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden en de Nationale ombudsman reeds eerder hebben geuit.

Op basis van alle informatie die ons thans ter beschikking staat, besluit het kabinet af te zien van invoering van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet met ingang van 1 juli 2015. Een definitief besluit zal worden genomen op het moment dat duidelijkheid bestaat over de nieuwe regels voor de berekening van de beslagvrije voet.

Zowel de KBvG als de Belastingdienst constateren dat bij invoering van de kostendelersnorm de complexiteit in de uitvoering verder zal toenemen. Voor een juiste vaststelling van de beslagvrije voet is beduidend meer informatie nodig dan waarover gerechtsdeurwaarders en de Belastingdienst beschikken. Meer specifiek gaat het om informatie over

  • De woonsituatie van de schuldenaar: is er sprake van een commerciële huurders- of kostgangersrelatie?

  • De eventuele medewoner(s): wat is de leeftijd van de medebewoner(s) en zijn zij aan te merken als personen die aan te merken zijn als personen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen als bedoeld in artikel 22a, vierde lid van de participatiewet?

Deze informatie kan niet, met uitzondering van de leeftijd van de eventuele medebewoner, ontsloten worden via systemen. De informatie moet dus van de schuldenaar worden verkregen.

De ervaring van de KBvG en de Belastingdienst is dat door schuldenaren op informatieverzoeken nagenoeg niet (goed) wordt gereageerd met als gevolg dat de beslagvrije voet niet goed wordt vastgesteld. Dit heeft voor een betrokkene grote gevolgen. De Belastingdienst heeft in haar uitvoeringstoets berekend dat dit een tot € 350 te laag vastgestelde beslagvrije voet kan opleveren.

De KBvG trekt de conclusie dat het opnemen van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet op grote uitvoeringsproblemen zal gaan stuiten. De Belastingdienst komt tot de conclusie dat invoering niet uitvoerbaar is, omdat de Belastingdienst niet kan beschikken over de informatie die nodig is om voor de beslagvrije voet de kostendelersnorm steeds met juistheid vast te stellen. Zou de invoering worden doorgezet, dan zal dit wat de Belastingdienst betreft gepaard gaan met een significant aantal foute toepassingen met ingrijpende gevolgen voor de burger. Daarbij weegt zij mee dat de Belastingdienst er thans met moeite in slaagt de huidige regeling op bevredigende wijze uit te voeren. Een verdere complicering waarbij de voor een juiste toepassing vereiste gegevens niet beschikbaar zijn, is dan ook niet verantwoord.

Ik zal de betrokken organisaties met spoed informeren over het besluit om af te zien van invoering van de kostendelersnorm in de beslagvrije voet per 1 juli 2015.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 24 515, nr. 300

Naar boven