24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 243 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2012

Op 21 november jl. heeft u mij verzocht om een reactie op de berichtgeving dat deurwaarders en overheidsinstanties de beslagvrije voet te laag vaststellen. Met deze brief kom ik aan uw verzoek tegemoet. De verantwoordelijkheid voor dit onderwerp ligt (voor een groot deel) op het terrein van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Mijn ambtsgenoot van Veiligheid en Justitie en ik werken ten aanzien van dit onderwerp nauw samen.

Ik vind het belangrijk om eerst op te merken dat uitgangspunt is dat mensen hun financiële verplichtingen moeten nakomen. Mocht dat niet het geval zijn, dan mag een schuldeiser invorderingsmaatregelen treffen. Er zijn daaraan echter wel terechte grenzen gesteld, want mensen moeten in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Daarom is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een beslagvrije voet opgenomen. Deze waarborgt het bestaansminimum van schuldenaren. Slechts in een beperkt aantal situaties die in de wet zijn bepaald, kan een schuldenaar onder de voor hem van toepassing zijnde beslagvrije voet zakken. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een schuldenaar niet de gevraagde informatie verstrekt aan een gerechtsdeurwaarder of in geval van de terugvordering bij uitkeringsfraude.

Het is belangrijk dat de waarborg van het bestaansminimum wordt gehandhaafd. De wettelijke regelingen hieromtrent voorzien daar in, maar de uitvoeringspraktijk blijkt weerbarstig en complex te zijn.

Dat blijkt ook uit de berichten van de Nationale ombudsman en het onderzoek Paritas Passé, debiteuren en crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden. Dit onderzoek is verricht in opdracht van o.a. de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Ingevolge het verzoek van uw Kamer wordt door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en mij een kabinetsreactie op dit onderzoek voorbereid. Daarvan maakt de mogelijkheid om tot de inrichting van een landelijk beslagregister te komen onderdeel uit. Een dergelijk register zou een instrument kunnen zijn om de beslagvrije voet beter te kunnen vaststellen. Dit vraagt echter wel om een zorgvuldige bestudering in verband met uitvoerbaarheid, uitvoeringskosten en bovenal het antwoord op de vraag of het een oplossing biedt voor de gesignaleerde problemen.

De eerste verkennende gesprekken met betrokken partijen, waaronder de KBvG hebben inmiddels plaatsgevonden.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en ik verwachten begin 2013 met de gevraagde reactie op het onderzoek Paritas Passé te kunnen komen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven