24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

31 839 Jeugdzorg

Nr. 202 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2011

Bijgevoegd ontvangt u de onderzoeksbevindingen van Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) naar de kwaliteit en de samenhang van de hulp aan kinderen die in armoede leven1. Het rapport is nog kracht bijgezet door indringende illustraties die de boodschap ondersteunen, net als de titel. ITJ is het samenwerkingsverband van de vijf inspecties op het terrein van jeugdzorg, gezondheidszorg, onderwijs, werk en inkomen en openbare orde en veiligheid. Het toezicht van ITJ spitst zich toe op de kwaliteit van de samenwerking tussen voorzieningen voor jeugd binnen gemeenten. De meeste aanbevelingen zijn dan ook gericht op gemeenten, maar ook bevat het rapport aanbevelingen aan lokale organisaties, landelijke organisaties zoals beroeps- en koepelorganisaties en aan de rijksoverheid. In deze brief ga ik in op de aanbevelingen die aan de rijksoverheid zijn gericht.

ITJ constateert in haar rapport dat financiële problemen vaak verweven zijn met meervoudige problemen zoals opvoed-, gezondheids- en psychische problematiek. Kinderen die in armoede opgroeien, worden volgens ITJ op verschillende terreinen belemmerd in hun mogelijkheden voor maatschappelijke participatie. Het kabinet herkent de geconstateerde verwevenheid en waardeert het dat ITJ aanbevelingen doet die zijn gericht op verbeteren van de mogelijkheden om iedereen naar vermogen te laten participeren. Omdat de aanbevelingen aan de rijksoverheid zowel het domein raken van werk en inkomen als dat van de jeugd- en opvoedhulp, bied ik u mede namens de staatssecretaris van SZW dit rapport aan. Onderstaand treft u een reactie op de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van ITJ.

Knelpunten

ITJ vraagt aandacht voor vier punten: het onvoldoende bereiken van kwetsbare groepen; hulp die pas start als problemen acuut zijn; jongeren en ouders die te weinig worden betrokken bij het tot stand komen van hulp; en de versnippering van de uitvoering. De aanbevelingen hebben onder meer betrekking op het centraal stellen van jongeren en ouders, problemen eerder aanpakken, coördinatie van zorg, en verder invulling geven aan de gemeentelijke regiefunctie.

Daar waar gemeenten verantwoordelijk zijn voor het maken van beleid en de uitvoering is het Rijk verantwoordelijk voor de landelijke kaders. Bij het aanpakken van de gesignaleerde knelpunten rond kinderen in armoede zijn gemeenten primair verantwoordelijk. Zij kunnen mensen aanspreken op hun eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden en de beschikbare middelen effectief inzetten.

In het Regeerakkoord is een herziening van het stelsel van de jeugdzorg aangekondigd. Deze herziening betekent dat er gefaseerd meer verantwoordelijkheden voor de zorg voor jeugd worden overgedragen aan gemeenten. Hierdoor worden gemeenten nog beter in staat gesteld om integraal beleid te voeren en dus lokaal de samenhang tussen het beleid en ondersteuning op de verschillende leefdomeinen van kinderen en gezinnen te versterken.

Gemeenten werken er ook nu al hard aan om voor jeugdigen en hun gezinnen dit in de praktijk vorm te geven, onder andere door de inrichting van laagdrempelige Centra voor Jeugd en Gezin, waar alle kennis en ondersteuning die een jeugdige of ouders nodig hebben wordt gemobiliseerd, en die eind 2011 landelijke dekking moeten hebben. Het Rijk en de VNG ondersteunen gemeenten actief bij de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin en het bieden van samenhangende hulp en steun aan jeugdigen en hun ouders, op alle terreinen. Daarbij ligt de nadruk op de integrale benadering van gezinnen en jeugdigen met problemen, het versterken van samenwerking op lokaal en regionaal niveau en het maken van praktische werkafspraken zodat werken volgens 1 gezin, 1 plan gerealiseerd wordt. Hierdoor moet duidelijk zijn welke hulpverlener in een concrete situatie verantwoordelijk is voor de coördinatie van de zorg als de inzet van meerdere hulpverleners is vereist. Met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen (Kamerstukken II 2008/09, 31 977) dat in 2009 is ingediend bij de Tweede Kamer wordt de regierol van gemeenten voor de lokale jeugdketen wettelijk verankerd.

ITJ vraagt aandacht voor de verschillen tussen gemeenten in hun inkomensbeleid. Veel gemeenten maken werk van participatiebevorderende maatregelen voor gezinnen op en rond het sociale minimum. Niet elke gemeente doet dat op eenzelfde manier, ze maken daarin eigen keuzes. Diversiteit op zichzelf is niet verkeerd. In de meeste gemeenten bestaat een lange traditie van het ondersteunen van minder draagkrachtigen. Wel is dit kabinet voornemens om de inkomensgrens van gemeentelijk minimabeleid te normeren.

Aanbevelingen

Aanbeveling 1: Maak langdurige indicaties mogelijk vanuit de AWBZ en Jeugdzorg, zodat instellingen vraaggericht kunnen werken.

Uit onderzoek naar regeldruk in de jeugdketen (Capgemini, 2008) is gebleken dat zowel hulpverleners als cliënten aanlopen tegen het feit dat bij een onjuist gebleken inschatting van de benodigde omvang of duur, de hulpverlening vaak wordt onderbroken in afwachting van een nieuw indicatiebesluit. Met de gevolgen die ITJ in haar rapport schetst: kortdurende trajecten met diverse hulpverleners. Daarom – èn vanwege de verkeerde prikkel die vanuit deze verplichting uitgaat – is het Rijk voornemens het voorschrift te laten vervallen om de duur van de zorg in de indicatiestelling te vermelden. Hiermee vervalt elke formele belemmering om langdurige indicaties af te geven. Deze voorgestelde wijziging is opgenomen in de wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen (Kamerstukken II 2008/09, 31 977), die in 2009 aan uw Kamer is aangeboden. Eerder is door wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg de omvang van de zorg waarop een cliënt aanspraak heeft uit het indicatiebesluit geschrapt (Stb. 2009, 534).

In de AWBZ bestaat al de mogelijkheid om langdurige indicaties af te geven: de maximale geldigheidsduur van een indicatiebesluit AWBZ is 15 jaar. Voor kinderen echter, komt het niet vaak voor dat een AWBZ indicatie voor veel langer dan twee jaar wordt afgegeven. Een kind ontwikkelt zich immers nog en dat kan effect hebben op de benodigde zorg en ondersteuning. Als duidelijk wordt dat verlenging van de geïndiceerde zorg noodzakelijk is omdat het doel nog niet is bereikt, wordt verlenging aangevraagd. Als dat tijdig gebeurt, en dat is helaas niet altijd het geval, kan de zorg/hulp probleemloos doorlopen. Desalniettemin constateert ITJ dat indicaties ook voor te korte termijn worden afgegeven. Ik neem dit signaal op met het Centrum Indicatiestelling Zorg.

Aanbeveling 2: Stimuleer dat partijen uit de sector Werk en Inkomen een plek krijgen in het CJG.

Kinderen en gezinnen moeten goed worden geholpen en mogen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Bij de Centra voor Jeugd en Gezin moeten jeugdigen en ouders terecht kunnen met al hun vragen over opgroeien en opvoeden. Als die vragen de expertise van een betrokken hulpverlener te boven gaan, dan is het de verantwoordelijkheid van die hulpverlener om aanvullende expertise te betrekken bij collega’s, binnen of buiten het eigen CJG. Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat er sluitende werkafspraken worden gemaakt tussen het CJG en de andere partners in de lokale jeugdketen. Hoe gemeenten hier invulling aan geven zal per gemeente verschillen. Gemeenten kunnen kiezen voor integratie van partijen uit de sector werk en inkomen in het CJG, maar ook voor andere samenwerkingsafspraken. Het Rijk en de VNG ondersteunen gemeenten ook bij het vormgeven van deze samenwerkingsafspraken, onder andere door de inzet van twee CJG-ondersteuners die ondersteuning bieden aan gemeenten bij de vormgeving van hun CJG. Landelijk ontsluiten VNG en het ministerie van VWS zoveel mogelijk goede voorbeelden van CJG’s voor gemeenten, ook op het gebied van samenwerkingsafspraken.

Niet alleen op lokaal niveau maar ook op landelijk niveau is afstemming tussen de verschillende beleidsterreinen nodig. Dit kabinet geeft hier prioriteit aan. In een regulier bewindspersonenoverleg worden de voorgenomen maatregelen van dit kabinet op de terreinen zorg, werk, onderwijs en veiligheid in samenhang bezien en op elkaar afgestemd. Hier komt ook de vraag aan de orde wat er nog nodig is om de afstemming op lokaal niveau nog beter te faciliteren.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Met name arbeidsparticipatie van de ouders speelt een belangrijke rol om die positie in het gezin te verbeteren. Maar ook maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.

Daarom heeft de regering er voor gekozen, als uitwerking van de motie Spekman-Blanksma (Kamerstukken II 2009/10, 24 515, nr. 181) om de gemeenteraden voor te gaan schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen uit arme gezinnen.

Aanbeveling 3: Maak afspraken met relevante landelijke organisaties (zoals de politie) over deelname aan de verwijsindex, zodat relevante professionals op lokaal niveau hun signalen kunnen delen.

Met de politie en de Raad voor de Kinderbescherming zijn inmiddels op landelijk niveau afspraken gemaakt over de wijze waarop wordt deelgenomen aan de verwijsindex. Met de politie is een eenduidig proces van melden afgesproken. En de Raad voor de Kinderbescherming is zelfs direct op het landelijk systeem van de verwijsindex aangesloten. Bovendien zijn landelijk opererende vertegenwoordigende organisaties betrokken geweest bij de totstandkoming van de wetgeving waarin de verwijsindex is geborgd, zodat op lokaal niveau eenvoudig aansluiting kan worden gerealiseerd.

Tot slot

ITJ komt in de rapportage met een aantal praktische adviezen waar gemeenten hun voordeel mee kunnen doen om de kwaliteit en de samenhang van de hulp aan kinderen die in armoede leven te verbeteren. De vier gemeenten in het onderzoek zijn inmiddels geïnformeerd over de aanbevelingen van ITJ. Alle overige gemeenten zullen ook een dezer dagen worden geïnformeerd. Ik zal het onderzoek ook nog een keer extra onder de aandacht laten brengen via de Verzamelbrief vanuit SZW aan gemeenten.

Mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven