Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2010
De Stuurgroep Armoede in Nederland/ Kerk in Actie heeft haar vijfde oecumenische onderzoek naar materiële hulpverlening door
diaconieën, parochiële caritas instellingen en andere kerkelijke organisaties in Nederland aan de vaste commissie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid aangeboden. De commissie heeft mij op 19 november verzocht een inhoudelijke reactie te geven op dit
onderzoek (2010Z16142/2010D46376).
Met deze brief zal ik ingaan op het kwantitatieve onderzoek, de aanbevelingen en conclusies.
De drie samenvattingen die zijn toegevoegd zijn kwalitatieve verkenningen die vooral adviezen voor de lokale situatie bevatten.
Hierop zal ik dan ook niet ingaan.
In het rapport «Armoede in Nederland 2010» is onderzocht in welke mate en op welke wijze diaconale organisaties betrokken
zijn bij de ondersteuning van mensen die financieel in de problemen zijn geraakt.
Uit het onderzoek blijkt dat het totale bedrag dat door diaconale instellingen in 2009 is besteed aan armoedebestrijding ca
€ 29.6 mln was. Bij financiële hulp gaat het dan om individuele financiële hulp, collectieve hulpverlening, kerstpakketten
acties en steun aan inloophuizen. Veel diaconale organisaties geven naast financiële hulp ook steun op een individuele, immateriële
wijze.
Het onderzoek geeft ook een beeld van de groepen mensen die verhoudingsgewijs het meest gebruik maken van de hulp van diaconale
organisaties.
De aard van de problematiek is volgens het onderzoek veelal gelegen in schuldenproblematiek en het langdurig hebben van een
laag inkomen.
Het is goed dat mensen naar elkaar omzien als ze het (tijdelijk) vanwege armoede of schulden moeilijk hebben. Van oudsher
zijn er organisaties, zoals de kerken, die mensen helpen. Dat is bij uitstek een taak die gemeenschappen zichzelf geven, mensen
die zich vanwege godsdienst of anderszins, verbonden voelen met elkaar.
Het rapport beveelt aan dat er ook een taak voor de overheid is, met centrale kaders en een daadkrachtige en lokale uitvoering
door gemeenten om schulden en armoede tegen te gaan.
De gemeenten zijn volledig verantwoordelijk voor schuldhulpverlening. Bij schulden is vooral het voorkomen van schulden belangrijk
(preventie).
Mochten mensen toch in de schulden komen, dan moet de hulpverlening van gemeenten zo effectief mogelijk zijn. Het wetsvoorstel
gemeentelijke schuldhulpverlening is gericht op het effectiever maken van de schuldhulpverlening door gemeenten. In de voorgenomen
wet schetst het Rijk daarvoor de kaders. Een belangrijk uitgangspunt van de voorgenomen wet is dat de schuldhulpverlening
door gemeenten een integraal karakter moet hebben. Daarvoor is samenwerking van verschillende partners belangrijk. Preventie
en nazorg maken een belangrijk onderdeel uit van de door de gemeenten te verlenen integrale schuldhulpverlening. Door middel
van een uitvoeringsprogramma dat loopt tot en met 2011 ondersteunt het Rijk gemeenten bij het verbeteren van hun schuldhulpverlening,
vooruitlopend op de implementatie van de voorgenomen wet.
Bij armoedebestrijding geldt dat de inkomenspositie van mensen het beste verbeterd kan worden door arbeidsparticipatie. Iedereen
(jong en oud) moet naar vermogen participeren.
Het Rijk is er ten slotte voor verantwoordelijk dat er een goed systeem is, met zo min mogelijk bestuurlijke drukte en duidelijke
wetgeving. Het Rijk is verantwoordelijk voor het inkomensbeleid en de Wet Werk en Bijstand (WWB) stelt de wettelijke kaders
waarbinnen de gemeenten het lokale armoedebeleid vaststellen en uitvoeren. Voor het armoedebeleid zijn gemeenten zowel beleidsmatig
als financieel verantwoordelijk. Gemeenten zijn op lokaal niveau ook het best in staat om maatwerk te bieden in begeleiding
naar en bevestiging van economische zelfstandigheid. Gemeenten kunnen mensen daarbij aanspreken op hun eigen mogelijkheden
en verantwoordelijkheden en de beschikbare middelen zo effectief mogelijk inzetten.
De inkomensondersteuning in de WWB heeft het individuele maatwerk als uitgangspunt. Daarop kent de WWB een aantal uitzonderingen
die de gemeenten in staat stellen om categoriaal inkomensondersteuning te bieden.
Op het gebied van de samenwerking laat het onderzoek zien dat veel diaconale organisaties samenwerken met gemeenten, sociale
diensten en/of maatschappelijk werk. De samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en gemeenten kan mensen helpen bij
het wegnemen van belemmeringen voor arbeidsparticipatie.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom