24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

nr. 161
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2009

Op 28 november 2008 (kamerstukken II 2008/09, 24 515 nr. 143) heeft mijn voorganger u de monitor betalingsachterstanden gestuurd als eerste van twee onderzoeken waarvoor opdracht is gegeven om meer inzicht te krijgen in de omvang en achtergrondkenmerken van huishoudens met een schuldenproblematiek. In vervolg op deze monitor bied ik u nu, zoals aangekondigd in mijn brief van 29 juni jl. (Kamerstukken II 2008/09, 24 515 nr. 154), het onderzoek «Huishoudens in de rode cijfers» aan.1 Dit onderzoek biedt inzicht in de omvang en de achtergronden van huishoudens met (een risico op) problematische schulden en is te beschouwen als een nulmeting van het aantal huishoudens in Nederland met problematische schulden of een risico daarop. De nulmeting heeft betrekking op de periode september 2007 t/m september 2008.

Het onderzoek dat ik u nu toestuur is de nulmeting. In 2012 zult u een vervolgmeting ontvangen. Deze heeft tot doel inzicht te bieden in de effecten van beleid.

De inhoud van het onderzoek op hoofdlijnen

Uit de monitor betalingsachterstanden bleek eerder dat het aantal huishoudens in Nederland met betalingsachterstand 1,9 miljoen bedraagt. Op basis van de monitor is toen geconcludeerd dat dit het maximale aantal huishoudens is dat mogelijk risico loopt op problematische schulden. Uit het nu voorliggende onderzoek blijkt dat het aantal huishoudens dat op enig moment in de periode september 2007 tot en met september 2008 problematische schulden had naar schatting 693 000 bedraagt. Dit is 9,8% van het aantal huishoudens in Nederland. Hierbij is een problematische schuld gedefinieerd als de situatie waarin het bedrag dat een huishouden maandelijks kwijt is aan aflossingen van schulden hoger is dan de aflossingscapaciteit (het bedrag dat maandelijks overblijft van het inkomen, na betaling van de noodzakelijke kosten van levensonderhoud en vaste lasten) en het bedrag dat in 36 maanden volgens de vastgestelde aflossingscapaciteit kan worden afgelost op de schulden, lager is dan de totale schuldenlast.

De groep huishoudens met problematische schulden is geen statische groep. Er is sprake van in- en uitstroom. Zo kan een huishouden uit de problematische schulden komen doordat het inkomen toeneemt, bijvoorbeeld door werkhervatting of doordat een partner (meer) gaat werken. Dit betekent dus dat niet al deze huishoudens voor langere tijd met problematische schulden kampen.

Huishoudens met problematische schulden vallen grofweg in drie groepen uiteen:

• Huishoudens met een inkomen op of onder bijstandsniveau. Vaak gaat het om alleenstaanden, zonder vaste woon- of verblijfplaats en/of met een verslavingsachtergrond. Ook kleine zelfstandigen kunnen tot deze groep behoren.

• Huishoudens met een benedenmodaal of een modaal inkomen. Er is vaak sprake van een laag inkomen dat net toereikend is voor de noodzakelijke uitgaven.

• Huishoudens met een modaal inkomen – vaak gezinnen met kinderen – die hun kredietwaardigheid grotendeels hebben verzilverd.

Huishoudens met een risico op problematische schulden hebben in het algemeen een modaal of bovenmodaal inkomen, maar toch een forse schuld.

Uit het onderzoek blijkt dat niet alleen gebrekkig financieel beheer en terugval in inkomen behoren tot de belangrijkste oorzaken van problematische schulden, maar dat dit ook geldt voor een (te) hoge levensstandaard.

Uit het onderzoek wordt duidelijk dat huishoudens die om hulp vragen om uit de schulden te komen, in eerste instantie een beroep doen op familie, vrienden of anderen in de sociale omgeving. Bij het zoeken naar informatie kijkt men vooral naar anonieme inlichtingenbronnen. Het gaat dan met name om internet en televisieprogramma’s.

Uit het onderzoek blijkt ook dat een beperkt deel van de huishoudens met problematische schulden gebruik maakt van hulpverlening. Het beroep op de hulpverlening neemt weliswaar toe met de ernst van de situatie, maar in alle gevallen maakt de meerderheid van de huishoudens geen gebruik van hulpverlening via professionele organisaties. Het blijkt dat de drempel om een beroep te doen op professionele schuldhulpverlening hoog is.

Aan de slag

Het grote aantal huishoudens met problematische schulden onderstreept het belang dat dit kabinet hecht aan het aanpakken van de schuldenproblematiek. De schuldenproblematiek is groot. Het kabinet heeft de ambitie uitgesproken om het aantal huishoudens met problematische schulden in 2011 met de helft terug te brengen, maar beseft dat realisatie ervan onder druk staat door de economische crisis en doordat de belangrijkste oorzaken van problematische schulden, zoals die uit dit onderzoek blijken, niet of nauwelijks op korte termijn door beleid te beïnvloeden zijn.

Het terugdringen van problematische schulden is een zaak van de lange adem.

Preventie is essentieel. Mensen zijn eerst en vooral zelf verantwoordelijk voor de financiële beslissingen die zij nemen en hebben een eigen verantwoordelijkheid bij het voorkomen van (het risico op) problematische schulden. Uit verschillende onderzoeken die in opdracht van CentiQ1 zijn uitgevoerd blijkt dat het met de financiële geletterdheid van mensen slecht gesteld is.

Financiële ongeletterdheid en als gevolg daarvan gebrekkig financieel beheer is een breed maatschappelijk probleem, dat door vele organisaties moet worden opgepakt. En het liefst zo vroeg mogelijk. Het verbeteren van het financieel beheer door mensen, het verwerven van vaardigheden om terugval in inkomen op te vangen of om niet op (te) grote voet te leven zijn oorzaken van problematische schulden die moeizaam te beïnvloeden zijn, omdat ze samenhangen met bijvoorbeeld de persoonlijkheidsstructuur en het gedrag van mensen.

Gedragsveranderingen van mensen zijn niet van de ene op de andere dag te realiseren.

De eigen verantwoordelijkheid van mensen om zelf (het risico op) problematische schulden te voorkomen laat onverlet dat de overheid op zowel landelijk als lokaal niveau er al het mogelijke aan zal doen om het aantal huishoudens met (risico op) problematische schulden te beperken.

Het kabinet heeft in de afgelopen jaren vooruitlopend op het onderzoek naar de precieze omvang van de problematiek al een groot aantal belangrijke maatregelen getroffen om het aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen. De effecten van deze maatregelen zijn logischerwijs naar aard en tijdstip hiervan en de peildatum van het onderzoek voor een belangrijk deel nog niet in de resultaten van deze nulmeting zichtbaar.

De uitkomsten van het onderzoek zijn voor het kabinet aanleiding om het ingezette en voorgenomen beleid krachtig door te zetten. Het gaat dan om de onverkorte inzet op de bevordering van participatie en om:

• het vergroten van de financiële bewustwording;

• het voorkomen van overkreditering en schulden;

• het versterken van de inkomenspositie van kwetsbare groepen;

• het tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen;

• het stimuleren van samenwerking en vroegsignalering; en

• het verbeteren van de effectiviteit en kwaliteit van schuldhulpverlening.

In eerdere brieven aan uw Kamer bent u over het ingezette beleid en de inmiddels genomen maatregelen geïnformeerd. Ik noem enige voorbeelden: de kredietwaardigheidstoets is verscherpt, het toezicht op kredietverleners is strenger geworden, de boetes zijn fors verhoogd en nog onlangs heeft het kabinet u geïnformeerd over de manier waarop het de zogenaamde flitskredieten aanpakt.

Een belangrijk onderdeel van het beleid is ook het wetsvoorstel voor de gemeentelijke schuldhulpverlening dat naar ik verwacht een effectievere schuldhulp zal realiseren. Ook is vanwege de economische crisis en het extra beroep op schuldhulpverlening dat ik daardoor verwacht, € 130 mln extra beschikbaar gekomen voor de komende 3 jaren.

Naar aanleiding van dit onderzoek zal het accent van het kabinetsbeleid in de toekomst – nog meer dan in het verleden – liggen op preventie. Acties gericht op het wegnemen van financiële ongeletterdheid zijn hierbij van groot belang. Ook het in de wet vastleggen van de rol van de gemeente op het terrein van de gemeentelijke schuldhulpverlening is daarbij een belangrijke stap. Onderdeel van de gemeentelijke taak is immers de integrale schuldhulpverlening. Op preventie gerichte activiteiten zijn een belangrijk onderdeel van de integrale schuldhulpverlening.

Op landelijk niveau kan CentiQ een belangrijke rol spelen als het gaat om preventie en voorlichting. Dit platform ondersteunt via het ontwikkelen en breder inzetten van preventiemiddelen burgers in het beter beheren van de (huis)houdfinanciën. Naast het breed beschikbaar stellen van informatie en cursusmateriaal via internet (o.a. www.wijzeringeldzaken.nl) en via de aangesloten organisaties (o.a. NIBUD, Consumentenbond) wordt ook het door marktpartijen ontwikkelen van digitale hulpmiddelen, zoals het digitale huishoudboekje gestimuleerd. Bovendien worden er cursussen en informatiebijeenkomsten gericht op specifieke groepen (migranten, vrouwen) door het platform gefinancierd. Ook zijn er tal van activiteiten gericht op de jeugd.

Een van de programmalijnen van CentiQ is dan ook «Jong geleerd, oud gedaan» bedoeld om de financiële bewustwording bij kinderen en jongeren meer aandacht te geven, onder andere in het onderwijs.

Via algemene voorlichtingscampagnes, maar ook campagnes specifiek gericht op jongeren, wordt bevorderd dat jongeren bewust worden van de consequenties van hun financieel handelen.

Activiteiten op dit gebied moeten ertoe leiden dat er permanent goede en betrouwbare informatie breed beschikbaar is die ook anoniem te raadplegen is.

Vrijwilligers op het terrein van de schuldhulpverlening zijn belangrijk bij het voorzien in de behoefte aan informatie bij huishoudens met problematische schulden en bij het verlagen van de drempel om een beroep te doen op professionele schuldhulpverleners. Ik zal de inzet van vrijwilligers in de komende periode stimuleren door onder andere het organiseren van bijeenkomsten voor vrijwilligers en door na te gaan op welke wijze de inzet van vrijwilligers kan bijdragen aan een effectievere schuldhulpverlening en hoe ik dat kan ondersteunen. Verder zal ook de uitvoering van het amendement Spekman tot een extra impuls leiden voor de inzet van vrijwilligers bij de schuldhulpverlening.

Op deze wijze moet het mogelijk zijn om in de komende jaren stappen vooruit te zetten bij het beperken van het aantal huishoudens met (risico op) problematische schulden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

CentiQ is een Platform dat in 2006 op initiatief van het ministerie van Financiën is ingesteld en heeft als missie het financiële inzicht en de financiële vaardigheden van consumenten te vergroten.

Naar boven