24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

nr. 152
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2009

Hierbij bied ik u, overeenkomstig mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg op 2 april jl. (kamerstuk 24 515, nr. 149), een notitie aan waarin de materiële inhoud van het wetsvoorstel «wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening» is opgenomen.

De inhoud van deze notitie zal de basis vormen voor het nog op te stellen wetsvoorstel «wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening». Ik verwacht u dit wetsvoorstel nog voor het einde van dit jaar te kunnen aanbieden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

INHOUD WETSVOORSTEL «WETTELIJK KADER MINNELIJKE SCHULDHULPVERLENING»

Vooraf

Hierna is de materiële inhoud van het wetsvoorstel «wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening» opgenomen. Op basis van dit stuk zal het wetsvoorstel worden opgesteld. Bij de nadere uitwerking die daarvoor noodzakelijk is zal nog uitgebreid overleg met de uitvoering plaatsvinden. Het is daarbij niet uitgesloten dat dit op onderdelen nog tot wijzigingen zal leiden.

Algemeen In de wet op te nemen:

• De inhoud van een aantal kernbegrippen zal duidelijk worden omschreven.

• Er komt een aparte wet waarin het wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening is geregeld. De voorlopige werktitel is «wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening».

Integrale schuldhulpverlening

In de wet op te nemen:

• De gemeenteraad krijgt de taak plannen vast te stellen die richting geven aan de beslissingen die de gemeenteraad en het college van B en W nemen over het integrale karakter van de minnelijke schuldhulpverlening en de regierol daarbij van de gemeente.

• De minnelijke schuldhulpverlening heeft een integraal karakter en staat onder regie van de gemeente.

• De integrale schuldhulpverlening is – voor zover noodzakelijk – toegesneden op de individuele cliënt (maatwerk).

In de memorie van toelichting opnemen:

• De taak van de gemeenteraad om een plan vast te stellen is op een vergelijkbare manier uitgewerkt als in de WMO.

• De eis dat de integrale schuldhulpverlening – voor zover noodzakelijk – toegesneden moet zijn op de individuele cliënt houdt in de schuldhulpverlening ook adequaat moet zijn voor groepen als bijvoorbeeld dak- en thuislozen, ex-gedetineerden en licht verstandelijk gehandicapten. Het voorgaande betekent in een aantal gevallen dat het niet mogelijk zal zijn de termijnen te hanteren die bijvoorbeeld gelden op basis van gedragsregels van de NVVK of de NEN-normen.

• Integrale schuldhulpverlening houdt ook in dat niet alleen aandacht aan de schuldenaar wordt besteed maar dat er, indien dat toegevoegde waarde heeft, ook aandacht is voor bijvoorbeeld huisgenoten (gezinssituatie).

• Essentiële onderdelen van integrale schuldhulpverlening zijn op preventie gerichte activiteiten en nazorg in de gevallen waarin dat noodzakelijk is (mogelijk kan dit ook in de omschrijving van integrale schuldhulpverlening worden opgenomen).

Brede toegankelijkheid van de minnelijke schuldhulpverlening

In de wet opnemen:

• Minnelijke schuldhulpverlening is toegankelijk voor natuurlijke personen die problematische schulden hebben, of die voorzien op termijn problematische schulden te krijgen.

• De gemeente waar een natuurlijke persoon woont verleent minnelijke schuldhulpverlening aan die natuurlijke persoon. Voor daklozen geldt dat de schuldhulpverlening wordt verleend door het college van de gemeente waar de belanghebbende zich op het moment van zijn aanvraag bevindt.

• De gemeenteraad legt in een verordening vast op basis van welke individuele omstandigheden een natuurlijk persoon de toegang tot de schuldhulpverlening wordt ontzegd.

In de memorie van toelichting opnemen:

• De minnelijke schuldhulpverlening is niet alleen toegankelijk voor natuurlijke personen met privé schulden, maar ook voor natuurlijke personen die schulden hebben in verband de liquidatie van een onderneming. Voorwaarde voor de toegang tot de minnelijke schuldhulpverlening is dat de activiteiten van de onderneming van de natuurlijke persoon feitelijk gestopt moeten zijn.

• Omstandigheden op basis waarvan een gemeente een natuurlijke persoon de toegang tot de minnelijke schuldhulpverlening kan ontzeggen zijn bijvoorbeeld:

o het feit dat een natuurlijke persoon al een aantal malen niet succesvol eerder beroep op de minnelijke schuldhulpverlening heeft gedaan en dat hem of haar te verwijten is;

o het feit dat de betrokkene bijvoorbeeld vanwege een verslavingsprobleem nog niet geschikt is om deel te nemen aan minnelijke schuldhulpverlening;

o het feit dat de onderneming van betrokkene niet is gestopt.

Kwaliteit van de minnelijke schuldhulpverlening

In de wet op te nemen:

• De vaststelling van de afloscapaciteit van een schuldenaar vindt plaats op basis van een in de wet op te nemen norm.

In de memorie van toelichting op te nemen:

• Het is niet gewenst in de wet vast te leggen dat certificering verplicht is. Certificering en de normen die daaruit voort zijn gekomen, zijn door de sector zelf ontwikkeld. Er is geen reden hiervan af te wijken.

• Een verwijzing naar het hopelijk tot stand gekomen convenant over een moratorium tussen onder andere de VNG, zoveel mogelijk gemeenten en belangrijke (organisaties van) schuldeisers en de daarin mogelijk opgenomen normen voor de kwaliteit van de schuldhulpverlening.

• De gelijke behandeling van schuldeisers zonder preferente positie (paritas creditorum) is essentieel. Het is niet nodig dit in de wet op te nemen, omdat dit al geldt op basis van 3: 277 BW.

Wacht- en doorlooptijden

In de wet op te nemen:

• De gemeenteraad heeft de taak om op basis van een door hen vast te stellen plan nader beleid te formuleren met betrekking tot wachttijden in hun gemeente.

• De maximale wachttijd is 4 weken.

• De wachttijd ingeval van bedreigende schulden is maximaal 3 werkdagen.

• Gemeenten zijn verplicht om een schuldenaar vooraf een globaal inzicht te geven in de verwachte doorlooptijd. Voorwaarde hierbij is dat de schuldenaar meewerkt aan de schuldhulpverlening.

• De op te nemen maximale wachttijd en de aan de cliënt medegedeelde verwachte doorlooptijd zijn termijnen van orde.

Rechten en plichten

In de memorie van toelichting op te nemen:

• Op grond van de AWB staat tegen schriftelijke beslissingen van de gemeente de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

• In de wetten waarin een verplichting tot re-integratie is opgenomen bestaat de mogelijkheid een sanctie op te leggen aan een uitkeringsgerechtigde die niet of niet meer meewerkt aan schuldhulpverlening en als gevolg daarvan de re-integratie belemmert.

Moratorium

In de memorie van toelichting op te nemen:

• De actuele stand van zaken opnemen als het gaat om het realiseren van een breed convenant waarin de belangrijkste schuldeisers en de schuldhulpverleners een vrijwillig moratorium afspreken.

• Er zal een onderzoek worden ingesteld op basis waarvan in het najaar van 2011 objectief vastgesteld kan worden wat de toegevoegde waarde is van de instelling van een breed wettelijk moratorium voor de effectiviteit van de schuldhulpverlening. Hierin zal ook de vraag worden betrokken of de werking van vrijwillig afgesloten moratoria een wettelijk moratorium overbodig maken. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek zal de wenselijkheid worden bezien van een wettelijk moratorium.

Beleidsinformatie

In de wet op te nemen:

• De verplichting van het college om desgevraagd kosteloos de inlichtingen te verstrekken die de minister van SZW m.b.t. deze wet nodig heeft. Bij of krachtens amvb kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van deze gegevens.

In de memorie van toelichting op te nemen:

• Dat bij de informatie die van gemeenten wordt gevraagd zoveel mogelijk aangesloten zal worden bij de informatie die binnen gemeenten zelf al beschikbaar is.

Evaluatie

In de wet op te nemen:

• De wet zal na een periode van 4 jaar worden geëvalueerd.

Financiering

Op te nemen in de memorie van toelichting:

• Op basis van artikel 2 van de Financiële verhoudingswet moet in het wetsvoorstel worden aangegeven of de inhoud van het wetsvoorstel leidt tot taakverzwaring van de gemeenten en indien dit het geval is, zal aangegeven moeten worden hoe deze verzwaring gefinancierd moet worden.

Naar boven