24 513
Wijziging van de Wet Luchtverkeer (bewijzen van bevoegdheid, bestrijding drank- en drugsgebruik)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 5 juli 1995 en het nader rapport d.d. 17 november 1995, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Defensie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 1 februari 1995, no. 95.000832, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet Luchtverkeer (bewijzen van bevoegdheid, bestrijding drank- en drugsgebruik).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 februari 1995, nr. 95.000832, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 juli 1995, nr. W09.95.0033, bied ik U hierbij mede namens de Minister van Defensie aan.

1. Artikel I, onderdeel E (voorgesteld artikel 2.1), en onderdeel L (voorgestelde artikelen 11.1, 11.2, 11.4, 11.5 en 11.9), bevatten enkele verwijzingen naar latere bepalingen van de regeling. Mede gelet op aanwijzing 78, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) dienen dit soort verwijzingen bij voorkeur te worden vermeden.

De Raad van State adviseert met name de in artikel 2.1, vierde lid, gecreëerde ontheffingsmogelijkheid van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.3 achterwege te laten. In plaats hiervan kan in laatstgenoemd artikel een bepaling worden opgenomen waarin artikel 2.1, vierde lid, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

1. De opmerking van de Raad is verwerkt. Wat hoofdstuk 11 betreft betekent dat, dat de artikelen 11.1 tot en met 11.6 achter artikel 11.14 zijn geplaatst. Hierbij kan het door de Raad gesignaleerde euvel echter niet geheel vermeden worden. Voorts is aan artikel 2.3 een zevende lid toegevoegd.

2. Het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 2.3, zesde lid, bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven met betrekking tot de artikelen 2.2 en 2.3. Vervolgens wordt een aantal onderwerpen opgesomd waarover in ieder geval nadere regels worden gegeven. Mede gelet op aanwijzing 25 Ar beveelt het college aan de in voornoemd artikel opgenomen delegatiebepaling tot delegatie zo concreet en nauwkeurig mogelijk te begrenzen.

2. De betrokken delegatiebepaling is tegen de achtergrond van Ar 25 zoveel mogelijk begrensd. Een verdere begrenzing valt naar mijn oordeel niet aan te brengen zonder ernstige aantasting van de noodzakelijke flexibiliteit. Overigens moge ik opmerken, dat een delegatiebepaling als onderhavige niet ongebruikelijk is.

3. Op grond van het in artikel I, onderdeel K, voorgestelde artikel 10.1, tweede lid, worden militaire luchtvaartuigen bediend door boordpersoneel dat voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen inzake theoretische en praktische bekwaamheid en geestelijke en lichamelijke geschiktheid. Ingevolge het derde lid van genoemd artikel kan de Minister van Defensie in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de bij of krachtens het tweede lid gegeven regels. Daaraan kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Volgens het vierde lid, aanhef en onder b, van dit artikel trekt de Minister van Defensie de door hem verleende ontheffing in, wanneer de houder van de ontheffing de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet naleeft. Daarnaast wordt het handelen in strijd met artikel 10.1, tweede en derde lid, strafbaar gesteld in artikel 11.1, eerste lid, onder a.

In het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 2.1, vierde lid, is ten behoeve van het burgerluchtvaartverkeer een met artikel 10.1, derde lid, corresponderende ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor bijzondere gevallen. Naast de in artikel 2.1, vijfde lid, opgenomen mogelijkheid om de verleende ontheffing in te trekken, is het handelen in strijd met artikel 2.1, vierde lid, niet strafbaar gesteld. Bij de Raad is de vraag gerezen waarom op dit punt ongelijkheid bestaat tussen de militaire luchtvaart en de burgerluchtvaart. Het college adviseert de tekst van het artikel aan te passen.

3. De door de Raad gesignaleerde ongelijkheid is opgeheven door ook handelen in strijd met artikel 2.1, vierde lid (en artikel 2.3, zie opmerking 1) strafbaar te stellen.

4. Het in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikel 11.7, eerste lid, onder b, biedt de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere toezichthoudende ambtenaren. De huidige Wet Luchtverkeer kent alleen de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren voor het toezicht op de naleving van deze wet (algemene toezichthoudende ambtenaren). In de memorie van toelichting ontbreekt een motivering voor het opnemen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere toezichthoudende ambtenaren. De Raad adviseert hierin te voorzien.

4. De door de Raad gevraagde motivering is in de memorie van toelichting onder artikel 11.7 (nieuw artikel 11.1) opgenomen.

5. In het in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikel 11.12, negende lid, is een regeling getroffen voor het verrichten van bloedonderzoek met betrekking tot leden van het boordpersoneel die niet in staat zijn hun wil kenbaar te maken. Een onderzoek van het bloed vindt niet plaats dan nadat het betrokken lid van het boordpersoneel in de gelegenheid is gesteld zijn toestemming daartoe te geven. Zo nodig kan hem worden bevolen zijn medewerking te verlenen. In het in genoemd artikel voorgestelde artikel 11.2, eerste lid, wordt het handelen in strijd met onder andere artikel 11.12, negende lid, strafbaar gesteld. Dit strafbaar gestelde feit wordt bovendien in het tweede lid van genoemd artikel als een misdrijf bestempeld. Mede gelet op de sanctie die is verbonden aan het handelen in strijd met artikel 11.12, negende lid, is het van belang dat duidelijk de verplichting wordt omschreven van de persoon aan wie bevolen is zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen. Het college beveelt aan hierin te voorzien overeenkomstig artikel 163, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de verdachte aan wie een zodanig bevel is gegeven verplicht is zijn medewerking te verlenen.

5. De tekst van artikel 11.12, negende lid, (nieuw artikel 11.6) is aangepast overeenkomstig de aanbeveling van de Raad.

6. Voor een aantal redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

6. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verwerkt. Tevens zijn in het wetsvoorstel nog enkele technische verbeteringen aangebracht.

7. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt de bepaling uit artikel 17 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen omtrent het gebruik van grondstations op luchtvaartterreinen zonder verkeersleiding over te hevelen naar de Wet Luchtverkeer (artikel 5.17).

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge U mede namens de Minister van Defensie verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 5 juli 1995, no.W09.95.0033, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 1.2, tweede lid, in het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 2.8, en in de in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikelen 11.1, eerste lid, 11.2, eerste lid, 11.3, eerste lid, en 11.8, tweede lid, steeds aanwijzing 100 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) in acht nemen.

– In het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 2.2, tweede lid, «behoudens dat terzake van de medische verklaring» wijzigen in: behoudens ter zake van de medische verklaring.

– Het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 2.2, vierde lid, met inachtneming van aanwijzing 30 Ar wijzigen in: Bij ministeriële regeling kan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat met betrekking tot het model en de uitvoering van het bewijs van bevoegdheid eisen vaststellen.

– In het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 2.3, vierde lid, «vindt plaats overeenkomstig het in of krachtens dit artikel bepaalde» wijzigen in: vindt plaats overeenkomstig het bij of krachtens dit artikel bepaalde.

– In het in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikel 11.13, tweede en vijfde lid, aanwijzing 99 Ar in acht nemen.

– In het in artikel I, onderdeel L, voorgestelde artikel 11.13, eerste lid, «verplicht tot afgifte van het hem afgegeven bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling» op een nieuwe regel laten beginnen.

– In artikel IV, eerste lid, «en verzoeken om» schrappen.

– In de memorie van toelichting steeds aanwijzing 86 Ar in acht nemen.

– In het algemeen deel van de memorie van toelichting de afkorting «EG» de eerste keer vooraf laten gaan door de uitgeschreven aanduiding van dit begrip.

– In het algemeen deel van de memorie van toelichting, paragraaf 2.3, eerste alinea, de afkorting «ICAO» vervangen door de volledige aanduiding van dit begrip.

– In de toelichting op de artikelen 11.7 en 11.8, tweede alinea, de zin: «Het voornemen bestaat deze situatie te continueren.» wijzigen omdat deze zin niet in overeenstemming is met het wetsvoorstel en niet logisch past in de context van de toelichting op dit artikel.

– In de toelichting op de artikelen 11.10 tot en met 11.14 «de artikelen 160, tweede lid» wijzigen in: de artikelen 160, eerste lid.

– In de bijlage bij de memorie van toelichting het opschrift van hoofdstuk 5 «Luchtverkeer en beheer van het luchtruim» wijzigen in: Luchtverkeer en luchtverkeersbeveiliging.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven