24 502 (R 1558)
Opzegging van de Handelsovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, met bijlage en Protocol

nr. 101
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 november 1995

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 november 1995.

De wens dat het verdrag aan de uidrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 december 1995.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 juli en 8 september 1992 te Rabat tot stand gekomen verdrag tot opzegging van de op 5 augustus 1958 te Brussel gesloten Handelsovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, met bijlagen en Protocol (Trb. 1995, 109).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Nederland en de Nederlandse Antillen gevraagd.

Aan de Gouverneur van de Nederlandse Antillen is verzocht om hogergenoemde stukken op 17 november 1995 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen.

De Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

TOELICHTENDE NOTA

De onderhavige verdragsopzegging moet worden gezien als een stap in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Europese Unie.

Uit artikel 113 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vloeit voort dat de bevoegdheid tot het sluiten van verdragen op het gebied van de handelsbetrekkingen aan de Gemeenschap is voorbehouden. Voorts is bij Beschikking van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 9 oktober 1961 inzake de eenmaking van de geldigheidsduur van handelsakkoorden met derde landen (PbEG 1961, nr. 71, blz. 1274/61) vastgesteld dat tussen de lid-staten van de EG (toendertijd EEG) en derde landen gesloten verdragen na de – in 1969 geëindigde – overgangsperiode niet meer van toepassing konden blijven.

Aangezien de EEG aan het eind van de bovenvermelde overgangsperiode zelf nog niet beschikte over een netwerk van handelsverdragen, heeft de Raad eind 1969 regels vastgesteld die een geleidelijke vervanging van door de lid-staten met derde landen gesloten handelsverdragen door communautaire handelsverdragen mogelijk moesten maken. Voorts dienden deze regels zeker te stellen dat de vooralsnog bestaande handelsverdragen van de lid-staten geen belemmering zouden vormen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

Deze regels, neergelegd in beschikking nr. 69/494/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschappen van 16 december 1969 betreffende de geleidelijke eenmaking van de akkoorden inzake de handelsbetrekkingen tussen de Lid-Staten en derde landen en betreffende onderhandelingen over communautaire akkoorden (PbEG L 326), bepalen onder andere dat de verlenging van de door de lid-staten gesloten handelsverdragen slechts mogelijk is indien de Raad daar op voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen toestemming voor verleent. Deze toestemming heeft slechts een beperkte geldigheidsduur (maximaal één jaar) en wordt slechts gegeven onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de verdragen in kwestie niet in tegenspraak zijn met de gemeenschappelijke handelspolitiek.

Met uitzondering van de meeste verdragen die waren gesloten met landen die staatshandel kennen, heeft de Raad in de praktijk de verlenging van de door de lid-staten gesloten handelsverdragen ieder jaar weer toegestaan. Het gevolg hiervan is dat er momenteel nog een paar honderd van dergelijke verdragen van toepassing zijn.

Overigens heeft de jaarlijkse verlengingsprocedure, mede door het grote aantal resterende verdragen, zelden of nooit geleid tot een werkelijk inhoudelijke toetsing van de te verlengen verdragen. De betekenis van bovenvermelde voorwaarde is dan ook vooral, dat nog eens expliciet duidelijk wordt gemaakt dat lid-staten de destijds door hen zelf gesloten verdragen met derde landen niet kunnen tegenwerpen aan de gemeenschappelijke handelspolitiek.

Inmiddels heeft de EG zelf talrijke verdragen gesloten, bij voorbeeld met de lid-staten van de Europese Vrijhandels Associatie, de landen rond de Middellandse Zee en de landen die partij zijn bij de op 15 december 1989 te Lomé tot stand gekomen vierde ACS-EEG-Overeenkomst, met Protocollen en Bijlagen (Trb. 1991, 35), die onder meer bepalingen betreffende de handelsbetrekkingen bevatten. De eerder bedoelde bepalingen van bovenbedoelde bilaterale verdragen tussen lid-staten van de EG en deze derde landen zijn veelal onverenigbaar met of vormen een doublure van de bepalingen welke in de door de EG gesloten verdragen zijn opgenomen. Bovendien heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de loop der jaren een aantal malen geconstateerd dat de EG op het gebied van de handelspolitiek wel degelijk werd gehinderd door de handelsbepalingen van de door de lid-staten gesloten bilaterale verdragen. 1

In 1985 heeft de Commissie daarom het initiatief genomen om samen met de lid-staten de diverse bepalingen van hun bilaterale verdragen aan een nader onderzoek te onderwerpen. Als eerste waren daarbij de verdragen met de lid-staten van de Europese Vrijhandels Associatie aan de beurt, daar de EG met deze groep van landen de nauwste betrekkiingen onderhoudt.

Daar sommige van deze verdragen niet alleen bepalingen bevatten waarvan de inhoud wordt gedekt door de door de EG met de landen in kwestie gesloten verdragen (bijvoorbeeld bepalingen met betrekking tot de handel in landbouwprodukten, het scheepvaartverkeer en het betalingsverkeer), werd door Nederland aanvankelijk de voorkeur gegeven aan declaratoire briefwisselingen met de lid-staten van de Europese Vrijhandels Associatie. In deze briefwisselingen zou worden vastgesteld dat, voor zover er tussen de EG en deze landen verdragen waren gesloten, de overeenkomstige bepalingen uit de door het Koninkrijk gesloten bilaterale verdragen geacht werden niet meer van toepassing te zijn. Deze constructie had het voordeel dat bij een eventuele latere uitbreiding van de EG-samenwerking met deze landen de verdragen niet nogmaals zouden hoeven te worden aangepast. Bovendien werd op deze wijze – in voorkomende gevallen – ook meteen voorzien in een regeling van de gelding van deze bepalingen voor de Nederlandse Antillen en Aruba, die niet vallen onder de door de EG gesloten verdragen. De Commissie wees deze methode echter af, omdat het globale karakter van de beoogde briefwisselingen te veel onzekerheid zou scheppen. Zij gaf er daarom de voorkeur aan dat de verdragen ofwel geheel zouden worden opgezegd ofwel dat er de bepalingen uit zouden worden geschrapt waarvan de inhoud reeds werd bestreken door de door de EG gesloten verdragen.

Met deze laatste benadering is ingestemd, evenals met de later door de Commissie naar voren gebrachte wens dat ook de bepalingen zouden worden geschrapt waarvan de inhoud weliswaar niet expliciet door de door de EG gesloten verdragen wordt gedekt, maar die wèl zijn opgenomen in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) (Trb. 1996, 1 e.v.). Een en ander geldt, mutatis mutandis, eveneens voor het nieuwe GATT-verdrag dat onderdeel uitmaakt van het op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, met bijlagen 1, 2 en 3 (Trb. 1994, 235) en voor verdragen tussen de Benelux en de landen rond de Middellandse Zee.

Wat betreft het handelsverdrag tussen de Beneluxlanden en Marokko is men aan beide zijden inmiddels tot de conclusie gekomen dat dit, gezien de in EG-verband gesloten verdragen met Marokko, zoals de op 27 april 1976 te Rabat tot stand gekomen Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko (PbEG 1978, L 264), geen enkele bepaling bevat die nog van belang kan zijn en dat daarom het gehele verdrag kan worden opgezegd. Hierbij moet erop worden gewezen dat het de bedoeling is dat het verdrag ongewijzigd blijft gelden voor het Koninkrijk der Nederlanden wat Aruba betreft. Op grond van artikel VII van dit handelsverdrag is het mogelijk voor een der contractspartijen het verdrag op te zeggen waardoor het dan voor alle partijen wordt beëindigd. Het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg hebben tijdens de vergadering van de permanente subcommissie voor de handelspolitiek van de Benelux, gehouden op 23 maart 1990 te 's-Gravenhage, afgesproken dat Nederland het initiatief tot opzegging van dit handelsverdrag zou nemen mede namens het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg. Overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba heeft uitgewezen dat de Nederlandse Antillen geen bezwaar hebben tegen een algehele opzegging, maar dat Aruba het verdrag ongewijzigd wenst voort te zetten.

De opzegging van het handelsverdrag doet geen afbreuk aan de bestaande handelsmogelijkheden tussen Nederland en Marokko. De notawisseling waarbij de onderhavige verdragsopzegging wordt geëffectueerd, vormt een verdrag waarvoor thans de goedkeuring wordt gevraagd. De verdrag zal alleen voor Nederland en de Nederlandse Antillen gelden. Wat betreft Aruba blijft het oorspronkelijke verdrag ongewijzigd gelden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn


XNoot
1

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven