24 496
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en van een aantal andere wetten

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 februari 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A. In onderdeel A wordt, onder vernummering van de punten 2 en 3 tot de punten 3 en 4, een nieuw punt 2 ingevoegd, dat luidt:

2. Onderdeel e komt te luiden:

e. bromfietsen: motorrijtuigen op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km per uur en uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of met een elektromotor, met uitzondering van invalidenvoertuigen. Als bromfiets worden mede aangemerkt:

1. voertuigen die zijn voorzien van een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde aanduiding;

2. vierwielige motorrijtuigen:

a. met een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen,

b. met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km per uur, en

c. uitgerust met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of uitgerust met een ander type motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 4 kW;

B. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

EA. Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

In de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen kan bij de plaatsing en verwijdering van verkeerstekens en het treffen van maatregelen op of aan de weg, worden afgeweken van de artikelen 15 en 16. Indien het als gevolg van dringende omstandigheden niet mogelijk is de verkeerstekens in de voorgeschreven uitvoering te plaatsen, kan de door het teken aangeduide informatie op andere duidelijke wijze kenbaar worden gemaakt.

C. Na onderdeel F worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

FA. Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

1. Indien het een voertuig betreft dat is bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van personen per bus waarop de Wet personenvervoer betrekking heeft, wordt de in artikel 22, eerste lid, of 26, eerste lid, bedoelde goedkeuring eerst verleend indien het voertuig bij de keuring tevens heeft voldaan aan de eisen die ingevolge artikel 69, aanhef en onderdeel a, van die wet voor wat betreft inrichting en uitrusting aan dat voertuig worden gesteld.

2. De keuring kan worden beperkt tot de in het eerste lid bedoelde eisen ingevolge de Wet personenvervoer, indien het voertuig reeds eerder overeenkomstig paragraaf 2 of paragraaf 3 is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg.

3. Op het voor het voertuig af te geven kentekenbewijs wordt melding gemaakt van goedkeuring als bedoeld in het eerste lid.

FB. Artikel 36, achtste lid, komt te luiden:

8. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.

D. Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

HA. In de artikelen 53, onderdeel a, 58, tweede lid, onderdeel d, 60, eerste lid, onderdeel c, en 60, zesde lid, onderdeel a, wordt «onderdeel b of c» telkens vervangen door «onderdeel b».

E. Na onderdeel I worden vier onderdelen ingevoegd, die luiden:

IA. In artikel 67, tweede lid, wordt «artikel 68, eerste lid, onderdelen a en c» vervangen door «artikel 68, eerste lid, onderdelen a en d».

IB. Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De schorsing eindigt:

a. door opheffing als bedoeld in artikel 69,

b. door verloop van een jaar nadat de schorsing is verleend,

c. door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister, of

d. zodra met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt.

2. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onderdeel c» vervangen door «eerste lid, aanhef en onderdeel d».

IC. In artikel 70, eerste lid, wordt «artikel 68, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c» vervangen door «artikel 68, eerste lid, aanhef en onderdeel b of d».

ID. Artikel 75, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

a. Tussen «het vervoer van personen» en «waarop de Wet personenvervoer betrekking heeft» wordt ingevoegd «per bus».

b. Aan het slot wordt «, dan wel» vervangen door een punt.

2. Onderdeel c vervalt.

F. Na onderdeel J wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

JA. In artikel 83, eerste lid, vervalt «alsmede van de voertuigen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel c».

G. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

KA. In artikel 99, eerste lid, laatste volzin, wordt «onderdeel b of c» vervangen door «onderdeel b».

H. Na onderdeel L wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

LA. In artikel 106, eerste lid, tweede volzin, wordt «onderdeel b of c» vervangen door «onderdeel b».

I. In onderdeel M wordt in artikel 108, eerste lid, onderdeel d, «het daartoe bevoegde gezag in de Staat van herkomst of één van zijn samenstellende delen» vervangen door «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».

J. Onderdeel Z, punt 3, wordt vervangen door:

3. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

4. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt:

4. In geval van toepassing van het tweede lid kan het motorrijtuig, voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover degene die de vordering heeft gedaan, zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld. In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede tot en met vijfde lid, 171, 172, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 173, eerste en vierde lid, van overeenkomstige toepassing. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats, indien aan de vordering is voldaan.

5. Het vijfde lid (oud vierde lid) komt te luiden:

5. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

K. In onderdeel BB wordt, onder vernummering van punt 2 tot punt 3, een nieuw punt 2 ingevoegd, dat luidt:

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Het niet voldoen van de kosten van de bij ministeriële regeling aangewezen educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid binnen de termijn die is vastgesteld bij het besluit waarbij de verplichting tot het zich onderwerpen aan die maatregelen is opgelegd, wordt als het niet verlenen van de vereiste medewerking aangemerkt.

L. Onderdeel EE komt te luiden:

EE. Artikel 136 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Artikel 135 is niet van toepassing op bestuurders van:

a. bromfietsen, die zich in het internationaal verkeer bevinden;

b. bromfietsen, aan wie een rijbewijs is afgegeven.

2. In het tweede lid wordt «in het buitenland» vervangen door «buiten Nederland».

II

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel A komt te luiden:

A. Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, komt te luiden:

n. het met inachtneming van het bepaalde in artikel 4q vaststellen van de tarieven, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, 23, tweede lid, 26, eerste lid, 37, vierde lid, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 55, eerste lid, 63, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 70, tweede lid, 75, eerste lid, 80, eerste lid, 84, eerste lid, 86, vierde lid, 90, vierde lid, 91, vierde lid, 99, eerste lid, 101, eerste lid, 102, tweede lid, 106, eerste lid, 111, vierde lid, 128, eerste lid, en 144, eerste lid, alsmede het vaststellen van de wijze van betaling van deze tarieven.

2. Artikel 4c komt te luiden:

Artikel 4c

Onze Minister kan de Dienst Wegverkeer aanwijzingen van algemene aard geven omtrent de uitoefening van de aan de Dienst opgedragen taken. Aanwijzingen omtrent de uitoefening van de bij of krachtens andere wetten dan deze wet opgedragen taken worden door Onze Minister gegeven in overeenstemming met de voor die wetten eerst verantwoordelijke ministers.

3. Artikel 4l wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, de tarieven die voortvloeien uit artikel 4b, tweede lid, onderdeel a, alsmede van de wijze van betaling van deze tarieven;

b. In het tweede lid wordt de punt aan het eind van onderdeel j vervangen door een puntkomma. Aan het tweede lid worden twee onderdelen toegevoegd, die luiden:

k. het oprichten of mede-oprichten van dan wel het deelnemen in rechtspersonen of vennootschappen;

l. het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.

c. In het derde lid wordt de eerste volzin vervangen door «Het aangaan of garanderen van geldleningen die een door Onze Minister vast te stellen bedrag te boven gaan, de in het tweede lid, onderdelen b, d, i, j, k en l genoemde besluiten, het in artikel 4n bedoelde reglement, alsmede het in artikel 4o bedoelde reglement voor zover het betreft de bezoldiging van de directie van de Dienst Wegverkeer, behoeven bovendien de goedkeuring van Onze Minister.» en wordt in de tweede volzin «overheid» vervangen door «ministeries».

d. In het vijfde lid wordt de volzin «De raad van toezicht zendt het reglement alsmede elke wijziging daarvan zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.» vervangen door «Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.».

4. Artikel 4n komt te luiden:

Artikel 4n

De directie stelt bij reglement zijn werkwijze vast.

5. Artikel 4q komt te luiden:

Artikel 4q

1. De hoogte van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, dient te worden gerelateerd aan de met de uitoefening van de taak gemoeide kosten.

2. Het tarief, bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor de aanvraag van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel van een kentekenbewijs omvat mede een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van de kosten van:

a. het registreren van keuringsbewijzen,

b. het ongeldig verklaren van kentekenbewijzen,

c. het verstrekken van gegevens uit het kentekenregister aan de in artikel 43, eerste en tweede lid, bedoelde autoriteiten,

d. het behandelen van klachten en ingevolge de Algemene wet bestuursrecht ingediende bezwaarschriften en beroepschriften, gericht op het handelen van de Dienst Wegverkeer,

e. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten voor zover de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast,

f. het beheer en de instandhouding van het in artikel 13, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde register, en

g. het verstrekken van gegevens uit het in onderdeel f bedoelde register aan degenen die ingevolge de in artikel 38, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde algemene maatregel van bestuur niet tot betaling van het ter zake vastgestelde tarief zijn gehouden.

6. Artikel 4r komt te luiden:

Artikel 4r

De directie stelt bij reglement richtlijnen vast voor het voeren van een ordelijk financieel beheer van de Dienst Wegverkeer.

7. Artikel 4s wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid wordt «vijf» vervangen door «vier» en wordt «een jaaroverzicht» vervangen door «de jaarstukken».

b. In het vierde lid wordt «Het jaaroverzicht omvat» vervangen door «De jaarstukken omvatten».

c. In het vijfde lid wordt «het jaaroverzicht» vervangen door «binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarstukken». Aan het vijfde lid wordt toegevoegd: De directie stelt te zelfder tijd de in het vierde lid, onderdelen a, b en c, bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar en maakt hiervan melding in de Staatscourant.

8. Aan artikel 4t wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

3. Onze Minister kan regels stellen over de inrichting van de begroting, het financiële meerjarenbeleidsplan en de jaarstukken, en kan aandachtspunten vaststellen voor de accountantscontrole.

9. In de artikelen 4v, eerste lid, en 4w, eerste lid, wordt «drie maanden» vervangen door «zes weken».

10. Het tweede en derde lid van artikel 4x vervallen. Er wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. Indien de Dienst Wegverkeer een bij of krachtens een andere wet dan deze wet opgedragen taak naar het oordeel van Onze Minister en de voor die wet eerst verantwoordelijke minister niet langer naar behoren verricht, kunnen zij gezamenlijk bepalen dat de bevoegdheden die met die taak verband houden niet langer aan de Dienst Wegverkeer toekomen. De betrokken bevoegdheden gaan in dat geval over op Onze Minister.

11. Na artikel 4x wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:

Artikel 4y

Het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst 1994 is van toepassing op de Dienst Wegverkeer.

B. Onderdeel B komt te luiden:

B. 1. In artikel I, onderdelen C, eerste lid, F, Z en MM wordt de zinsnede «tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» telkens vervangen door de zinsnede «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

2. In artikel I, onderdeel C, eerste lid, wordt «of een andere door Onze Minister aangewezen instantie» geschrapt.

3. In artikel I, onderdeel J, wordt het tweede lid vernummerd tot derde lid, en wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. In het tweede lid wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door «door de Dienst Wegverkeer».

C. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

DA. Artikel I, onderdeel P, komt te luiden:

P. In artikel 53, aanhef, wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».

D. Na onderdeel E worden drie onderdelen ingevoegd, die luiden:

EA. Artikel I, onderdeel S, vervalt.

EB. In artikel I, onderdeel T, vervalt punt 1, onder vernummering van de punten 2 tot en met 4 tot 1 tot en met 3.

EC. Artikel I, onderdeel U, komt te luiden:

U. Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.

E. Na onderdeel F worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

FA. Artikel I, onderdeel X, wordt als volgt gewijzigd:

1. Punt 3 komt te luiden:

3. Het derde lid vervalt.

2. Punt 4 wordt vervangen door:

4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

5. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».

FB. Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

Y. Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 65a

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.

F. Onderdeel H komt te luiden:

H. Artikel I, onderdeel CC, komt te luiden:

CC. In artikel 75, eerste lid, wordt na «betaling» toegevoegd «op de door deze vastgestelde wijze».

G. Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

HA. Artikel I, onderdeel FF, komt te luiden:

FF. Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsbewijzen af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt, met uitzondering van bussen als bedoeld in de Wet personenvervoer.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.

H. In onderdeel I wordt «periodiek» vervangen door «met de in die regeling vast te stellen periodiciteit».

I. Na onderdeel I worden drie onderdelen ingevoegd, die luiden:

IA. Artikel I, onderdeel II, wordt als volgt gewijzigd:

1. Punt 3 komt te luiden:

3. Het derde lid vervalt.

2. Punt 4 wordt vervangen door:

4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

5. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».

IB. Artikel I, onderdeel JJ punt 2, komt te luiden:

2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.

IC. Artikel I, onderdeel NN, komt te luiden:

NN. Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de zinsnede «door Onze Minister» en de zinsnede «vanwege Onze Minister» telkens vervangen door de zinsnede «door de Dienst Wegverkeer».

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.

J. In onderdeel J wordt «periodiek» vervangen door «met de in die regeling vast te stellen periodiciteit» en wordt «de punt» vervangen door «de punt aan het eind van dat onderdeel».

K. Na onderdeel J worden drie onderdelen ingevoegd, die luiden:

JA. Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:

1. Punt 3 komt te luiden:

3. Het derde lid vervalt.

2. Punt 4 wordt vervangen door:

4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

5. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».

JB. Artikel I, onderdeel RR, komt te luiden:

RR. Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 103a

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.

JC. Artikel I, onderdeel TT, komt te luiden:

TT. Het eerste lid van artikel 106 komt te luiden:

1. De goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien het voertuig bij een door de dienst verrichte keuring heeft beantwoord aan de bij of krachtens deze wet vastgestelde eisen, met uitzondering van de ingevolge hoofdstuk III met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg vastgestelde eisen. Indien het een voertuig betreft als bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, dient het voertuig bij de keuring tevens te hebben beantwoord aan de in dat artikel bedoelde eisen.

L. In onderdeel L wordt «artikel 111, vierde lid,» vervangen door «artikel 111, vijfde lid,».

M. Onderdeel O komt te luiden:

O. In artikel I, onderdeel CCC, wordt artikel 127 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «door de Dienst Wegverkeer» vervangen door «op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze».

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten buiten Nederland worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze inlichtingen uit het register verstrekt.

N. Na onderdeel Q wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

QA. In artikel I, onderdeel HHH, wordt in het eerste lid van artikel 143 de zinsnede «door de Dienst Wegverkeer» vervangen door de zinsnede «op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze».

O. Na onderdeel R worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

RA. Artikel I, onderdeel MMM, vervalt.

RB. Aan artikel III wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

5. Archiefbescheiden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet over naar de Dienst Wegverkeer, met uitzondering van de archiefbescheiden die zijn vermeld op een door Onze Minister en de Rijksdienst voor het Wegverkeer tezamen vastgestelde lijst.

P. Onderdeel S komt te luiden:

S. Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

1. In afwijking van de artikelen 4b, eerste lid, aanhef en onderdeel n, en 4l, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 stelt Onze Minister de tarieven vast die zullen gelden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

2. Onverminderd artikel 4q, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 omvat het in artikel 48, eerste lid, van die wet bedoelde tarief voor de aanvraag van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel van een kentekenbewijs, tot 5 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, mede een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van kosten van overige aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken, voor zover de tarieven voor deze overige taken niet alle met de uitoefening van de taak gemoeide kosten dekken. De voor deze taken vastgestelde tarieven worden in de genoemde periode geleidelijk verhoogd tot kostendekkend niveau.

3. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de Dienst Wegverkeer in de plaats van de Staat dan wel Onze Minister.

4. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer, treedt de Dienst Wegverkeer op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister.

Q. De onderdelen T tot en met V worden vervangen door de volgende onderdelen:

T. Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van artikel 4a, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Dienst Wegverkeer, waarbij in ieder geval aan de orde komen de rechtsvorm van de dienst, het arbeidsvoorwaardenregime en het proces van afstoten van taken naar de marktsector. De Dienst Wegverkeer is gehouden aan deze evaluatie medewerking te verlenen.

U. Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A komt het vierde lid van artikel 10a te luiden:

4. De Dienst Wegverkeer is belast met het goedkeuren van de in het tweede lid bedoelde apparaten en van registratiebladen.

2. In onderdeel B komt het tweede lid van artikel 12 te luiden:

2. Het aan het in artikel 10a bedoelde erkennen, toezicht, en goedkeuren verbonden tarief alsmede de wijze van betaling worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer. Het tarief kan voor verschillende vormen van toezicht en verschillende soorten van erkenningen verschillend worden gesteld. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

V. Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A vervalt punt 4.

2. Onderdeel C komt te luiden:

C. Artikel 38, tweede lid, komt te luiden:

2. Inlichtingen omtrent de nakoming van de verplichting tot verzekering worden op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld wie tot betaling van het tarief is gehouden. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

W. Artikel IX komt te luiden:

ARTIKEL IX

Artikel 1 van de wet van 17 maart 1979, houdende regeling van de vergoeding van kosten van registratie van motorboten (Stb. 175) komt te luiden:

Artikel 1

De Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, geeft aan degene, op wiens aanvraag een motorboot wordt geregistreerd, terzake van de registratie een registratiebewijs onder opgave van een registratieteken af tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst vastgestelde tarief. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

X. Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, punt 2, komt te luiden:

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

3. Als bevoegde keuringsinstelling voor vrachtauto's wordt aangemerkt de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994.

2. In onderdeel B, wordt na «artikel 4q» toegevoegd «, eerste lid,».

Y. Onder vernummering van artikel XI tot artikel XV worden na artikel X vier artikelen ingevoegd, die luiden:

ARTIKEL XI

In artikel 49, tweede lid, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt na «vergoedingen» toegevoegd «alsmede de wijze van betaling van deze vergoedingen».

ARTIKEL XII

In artikel 17 van de Wet inzake de luchtverontreiniging wordt in de eerste volzin na «verrichten» ingevoegd «, tenzij deze instanties bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen».

ARTIKEL XIII

De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 9:1, derde lid, komt te luiden:

3. De Dienst Wegverkeer is belast met het goedkeuren van registratiebladen en van de in het eerste lid bedoelde apparaten.

2. Artikel 12:38, derde lid, komt te luiden:

3. Het aan het goedkeuren, aan het toezicht en aan de erkenning, bedoeld in artikel 9:1, verbonden tarief alsmede de wijze van betaling daarvan worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer en kunnen voor verschillende vormen van toezicht en verschillende soorten van erkenningen verschillend worden gesteld. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XIV

Na artikel 26b van de Vleeskeuringswet wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 26c

Voor de behandeling van een verzoek om een ingevolge deze wet door de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, te verrichten keuring van een vervoermiddel is een vergoeding verschuldigd. De Dienst Wegverkeer stelt de hoogte van de vergoeding alsmede de wijze van betaling vast. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

III

Onder vernummering van de artikelen XV en XVI tot de artikelen XVI en XVII wordt na artikel XIV een nieuw artikel XV ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL XV

In de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt na artikel 30a een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 30b

Artikel 17 is niet van toepassing op degenen die op of tot het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk IV van deze wet bijscholing geven in het kader van de Alcohol Verkeers Cursus.

IV

Artikel XVI (oud artikel XV) komt te luiden:

ARTIKEL XVI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, onderdeel FB, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1997, en van artikel I, onderdeel H onder punt 3, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en dat terugwerkt tot en met 1 januari 1995.

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

De onderhavige wijziging is van wetstechnische en redactionele aard. Enerzijds strekt de wijziging er toe buiten twijfel te stellen dat invalidenvoertuigen niet onder de definitie van bromfietsen vallen, anderzijds is de redactie van de omschrijving van bromfietsen gewijzigd op het punt van het mede als bromfiets aanmerken van voertuigen die zijn voorzien van een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde aanduiding (gele of oranje plaat).

Artikel I, onderdeel B

De algemene maatregel van bestuur waarin artikel 17 is uitgewerkt, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), geeft een vrij gedetailleerde opsomming van de gevallen waarin en de omstandigheden waaronder, van het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in de artikelen 15 en 16 mag worden afgeweken. Een dergelijke uitzondering is in de eerste plaats noodzakelijk voor die gevallen waar dringende omstandigheden nopen tot onmiddellijke plaatsing van verkeerstekens zodat de mogelijkheid tot het nemen van een verkeersbesluit ontbreekt. Daarnaast is die uitzondering gewenst voor die gevallen waarin de maatregelen geen permanent karakter hebben, maar bijvoorbeeld verband houden met, al dan niet geplande, onderhoudswerken aan de weg. Gezien het tijdelijke karakter van de maatregel en de vaak noodzakelijke werkzaamheden, bestaat er ook minder behoefte aan een verkeersbesluit op grond waarvan beroep kan worden aangetekend. Bovendien zouden de bestuurslasten die zijn verbonden aan het nemen van een verkeersbesluit, in die gevallen onevenredig zwaar zijn. Zodra de maatregel langer duurt dan vier maanden zal wel een verkeersbesluit moeten worden genomen (artikel 37 van het BABW).

In de huidige redactie van artikel 17 waarin wordt gesproken over «dringende omstandigheden van voorbijgaande aard», kan de vraag rijzen of geplande werkzaamheden, ook al zijn zij van beperkte duur, daaronder kunnen worden begrepen. In verband daarmee wordt voorgesteld de gevallen waarbij plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en het treffen van maatregelen op of aan de weg, zonder verkeersbesluit is toegestaan, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen.

Artikel I, onderdelen C (onderdeel FA), D, E (onderdeel ID), en F tot en met H, en artikel II, onderdelen C, D (onderdelen EA en EB), F en K (onderdeel JC)

Met ingang van 1 januari 1996 is op grond van richtlijn 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 42), de verplichte EG-typegoedkeuring voor de toelating tot de weg van de categorie M1-voertuigen ingevoerd. Onder deze categorie vallen motorvoertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste 8 zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend. Het gevolg van deze invoering is onder meer, dat deze voertuigen om voor een EG-typegoedkeuring in aanmerking te kunnen komen, getoetst moeten worden aan de in bovengenoemde richtlijn limitatief opgesomde technische eisen. Aanvullende technische eisen zoals die op grond van de Wet personenvervoer en de Wet ambulancevervoer zullen niet langer in het kader van de typegoedkeuring aan de orde kunnen komen. De genoemde richtlijn rangschikt ambulances onder de categorie M1-voertuigen. Ook taxi's vallen onder deze categorie.

De gevolgen voor artikel 28 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn, dat het eerste lid beperkt zal moeten worden tot vervoer met autobussen, zodat taxi's niet meer daaronder zullen vallen. Het tweede lid, dat betrekking heeft op ambulancevervoer, moet komen te vervallen. Dit zou echter ook uit anderen hoofde hebben moeten gebeuren omdat artikel 3 van de Wet ambulancevervoer binnen afzienbare tijd komt te vervallen. Het derde en het vierde lid behoeven wijziging in verband met de wijziging van het eerste lid en het vervallen van het tweede lid. Het grote aantal wijzigingen in artikel 28 heeft er aanleiding toe gegeven dit artikel opnieuw te redigeren.

De in de onderdelen E, F (onderdeel ID), G en H, alsmede de in de onderdelen C, D (onderdelen EA en EB), F, en K (onderdeel JC) van artikel II voorgestelde wijzigingen strekken tot aanpassing van een aantal bepalingen aan de in artikel 28 aangebrachte wijzigingen.

Artikelen I, onderdeel C (onderdeel FB), en IV

De voorgestelde wijziging van artikel 36, achtste lid, betreft een technische aanpassing van dat lid in verband met het feit dat het vierde lid van die bepaling ingevolge artikel 186 van de Wegenverkeerswet 1994 per 1 januari 1997 komt te vervallen als gevolg van het vervallen, met ingang van die datum, van deel III van het kentekenbewijs. De inwerkingtredingsbepaling is in verband met bedoelde wijziging bijgesteld.

Artikel I, onderdeel E (onderdelen IA tot en met IC)

Het systeem van de Wegenverkeerswet 1994 kent de mogelijkheid om de schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs over te dragen, dat wil zeggen dat bij de overschrijving van een voertuig de schorsing door de nieuwe eigenaar wordt «meegenomen». Hierdoor kunnen in de praktijk problemen ontstaan, ook op het gebied van de heffing van de motorrijtuigenbelasting. Er doen zich namelijk gevallen voor waarin de schorsing reeds vóór de overschrijving is beëindigd, omdat met het voertuig gebruik van de weg is gemaakt. In het algemeen is dit feit eerst na verloop van enige tijd in het kentekenregister verwerkt, vooral wanneer het gaat om gevallen waarin het gebruik van de weg langs fotografische weg is vastgesteld. Indien nu in de tussentijd een overschrijving plaatsvindt, is op het moment van overschrijving het einde van de schorsing nog niet in het register verwerkt en blijkt dit dus ook niet bij de raadpleging van het register die op dat moment plaatsvindt. Aldus heeft de nieuwe eigenaar een schorsing meegenomen, die in feite niet meer bestond. Dit kan tot gevolg hebben dat hij ten onrechte wordt geconfronteerd met transactievoorstellen APK en WAM alsmede aanslagen motorrijtuigenbelasting.

De overdraagbaarheid van de schorsing leidt derhalve tot onduidelijkheid bij en ongewenste gevolgen voor de burger. Het voorkomen van deze ongewenste gevolgen zou onevenredige uitvoeringslasten voor de overheid met zich mee brengen.

Gezien het voorgaande wordt het wenselijk geacht de overdraagbaarheid van de schorsing te beëindigen; dit kan worden gerealiseerd door aan de bestaande – in artikel 68, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen – gevallen waarin de schorsing eindigt, toe te voegen dat de schorsing eveneens eindigt in geval van verval van de tenaamstelling. Als gevolg hiervan dient de nieuwe eigenaar van het voertuig derhalve zelf een – nieuwe – schorsing aan te vragen.

De onderhavige wijziging strekt hiertoe. De wijzigingen van artikel 67, tweede lid, 68, tweede lid, en 70, eerste lid, hebben betrekking op verwijzingen.

Artikel I, onderdeel I

Mede afhankelijk van de vraag of de betrokken diplomatiek of consulair ambtenaar al dan niet vóór zijn komst naar Nederland in een ander land – of wellicht zelfs in meerdere andere landen – geaccrediteerd is geweest, en afhankelijk van de nationale wetgeving van dat land of die landen, zal hij bij zijn komst naar Nederland hetzij in het bezit kunnen zijn van een rijbewijs dat is afgegeven door het bevoegd gezag in het land waaruit hij oorspronkelijk afkomstig is, dan wel van een rijbewijs dat in het kader van omwisseling van dat rijbewijs in een land van eerdere accreditering door het daar bevoegde gezag is afgegeven. In verband hiermede wordt voorgesteld de aan vrijstelling van de Nederlandse rijbewijsplicht verbonden eis van het bezit van een rijbewijs van de staat van herkomst – waarmee wordt bedoeld het land waaruit betrokkene oorspronkelijk afkomstig is – te vervangen door de eis van het bezit van een door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs.

Artikel I, onderdeel J

Het voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 130 voorziet in de bevoegdheid om in de situatie waarin de overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd van een bestuurder ten aanzien van wie het vermoeden is gerezen dat hij niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid, het motorrijtuig onder toezicht of in bewaring te stellen indien geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs.

De voorgestelde bevoegdheid is ontleend aan artikel 164, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, welke bepaling voorziet in een identieke bevoegdheid waar het gaat om de situatie dat de overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd van een bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van een bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgesteld voorschrift.

Artikel I onderdeel K

Bij de nadere uitwerking van de in de Wegenverkeerswet 1994 voorziene mogelijkheid tot het opleggen van educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid is het op grond van financiële en organisatorische redenen noodzakelijk gebleken voor bepaalde maatregelen – met name gaat het daarbij om de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) – een cursussysteem met een daaraan verbonden reserveringssysteem te introduceren. De ten laste van betrokkene komende kosten van de hem opgelegde educatieve maatregel dienen in dat geval van tevoren te worden voldaan en wel binnen een bij het besluit waarbij de maatregel wordt opgelegd, vastgestelde termijn. Het ligt in het voornemen om bedoelde termijn op zes weken te stellen. Ten einde te voorkomen dat betrokkene zich aan de hem opgelegde maatregel onttrekt door betaling van de kosten alsmaar uit te stellen, wordt voorgesteld het niet betalen van de aan de maatregel verbonden kosten binnen die termijn, bij de hier bedoelde maatregelen aan te merken als het niet verlenen van de vereiste medewerking.

Artikel I, onderdeel L

Voorgesteld wordt de in artikel 136 voorziene uitzondering van de certificaatplicht voor snorfietsers te doen vervallen. Recent zijn afspraken met de branche organisaties tot stand gekomen waardoor het opvoeren van brom- en snorfietsen ernstig wordt bemoeilijkt. Afgesproken is, dat de leden van de RAI vanaf 1 juni aanstaande geen snorfietsen meer zullen importeren die niet aan de nieuwe Europese anti-tampering richtlijn voldoen en dat de verkoop van opvoermaterialen zal worden tegengegaan. Nederland loopt hiermee vooruit op de andere Lid-Staten. Een absolute garantie dat de opgevoerde bromfietsen en snorfietsen hiermee tot het verleden behoren is er echter niet. De afspraken hebben evenmin effect op de bestaande, reeds opgevoerde bromfietsen en snorfietsen. Daar komt nog bij dat de populariteit van de snorfiets sterk is toegenomen. Verkoopcijfers geven een duidelijke verschuiving van de bromfiets naar de snorfiets te zien. Als de bromfietscertificaatplicht alleen voor bromfietsen zou worden ingevoerd, versterkt dit de populariteit van de snorfiets ten koste van de bromfiets, vooral onder jongeren.

Als gevolg van het vorenstaande zullen er in Nederland nog geruime tijd opgevoerde bromfietsen en snorfietsen rondrijden. Het ligt daarom voor de hand ook zorg te dragen voor een goede kennis van de verkeersregels onder jeugdige snorfietsers door hen te verplichten het bromfietscertificaat te halen. Oudere snorfietsers voor wie een bromfietscertificaat geen toegevoegde waarde heeft zullen slechts geringe hinder ondervinden van deze maatregel. Alleen oudere snorfietsers die niet in het bezit zijn van een rijbewijs zullen een bromfietscertificaat moeten aanschaffen. Dit zal hen eenmalig ca. 25 gulden kosten. Ten slotte is gebleken dat de Spartamet-achtige snorfietsen vrijwel uitsluitend door snorfietsers van ruim boven de 16 jaar worden gebruikt.

Artikel II

Artikel II voorziet in een aantal aanpassingen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994, houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: wetsvoorstel verzelfstandiging RDW), waarvan de meeste betrekking hebben op de Ontwerp-aanwijzingen inzake zelfstandige bestuursorganen (hierna: ontwerp-aanwijzingen). De beoogde aanpassing van het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW aan de ontwerp-aanwijzingen is aangekondigd in de aan de Eerste Kamer gezonden nadere memorie van antwoord ter zake van het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW.

Onderdeel A

De aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken zijn verankerd in, onder de verantwoordelijkheid van diverse ministers vallende, wet- en regelgeving. De Dienst Wegverkeer heeft derhalve diverse «opdrachtgevers». Om onduidelijkheid over de voor het functioneren van de Dienst geldende ministeriële verantwoordelijkheid te voorkómen, wordt allereerst voorgesteld de aan deze verantwoordelijkheid gerelateerde bevoegdheden voor alle aan de Dienst opgedragen taken op eenduidige wijze in de instellingswet zelf te regelen. Het betreft de bevoegdheid om algemene aanwijzingen te geven (artikel 4c) en de bevoegdheid om bij taakverwaarlozing taken over te nemen (artikel 4x).

Gezien de thans bestaande opvattingen over de aansturing van zelfstandige bestuursorganen wordt ten aanzien van de inhoud van deze bevoegdheden het volgende voorgesteld.

Alleen de Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd om jegens de Dienst Wegverkeer aanwijzingen van algemene aard te geven. Indien de aanwijzing is gericht op een taak die voortvloeit uit wetgeving van een ander departement wordt de aanwijzing slechts gegeven in overeenstemming met de voor die wet eerst verantwoordelijke minister. Dit impliceert dat die minister uiteraard ook het initiatief kan nemen om in overleg te treden met de Minister van Verkeer en Waterstaat, indien hij van oordeel is dat een algemene aanwijzing op zijn plaats is (artikel 4c).

Bij taakverwaarlozing kan de Minister van Verkeer en Waterstaat de verantwoordelijkheid voor de verwaarloosde taak overnemen. Indien de taak is gebaseerd op wetgeving van een ander departement, kan dit echter slechts geschieden indien ook de voor die wetgeving eerst verantwoordelijke minister van oordeel is dat de Dienst Wegverkeer de taak niet naar behoren uitoefent. Overigens is het gewenst bij «taakovername» de feitelijke werkzaamheden bij de Dienst te laten, maar de taakuitoefening te laten geschieden onder volledig gezag en volledige verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Dit zal uiteraard gebeuren in nauwe samenwerking met het voor de wetgeving eerst verantwoordelijke departement (artikel 4x).

Uiteraard blijven de overige departementen onverkort verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving omtrent de in «hun» wetten geregelde onderwerpen.

Tot slot zij in dit kader vermeld dat de Minister van Verkeer en Waterstaat met het oog op zijn verantwoordelijkheid vanuit de Dienst Wegverkeer te allen tijde de benodigde informatie kan verkrijgen. Het kan hierbij ook gaan om het door of vanwege de minister (door een derde) verrichten van een onderzoek naar een bepaald onderdeel van het functioneren van de Dienst. Op basis van artikel 4u, eerste lid, van het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW dient de Dienst ook aan een dergelijk onderzoek volledige medewerking te verlenen.

De tweede aanpassing aan de ontwerp-aanwijzingen betreft de uitbreiding van het goedkeuringsrecht van de Minister van Verkeer en Waterstaat ten aanzien van een zestal soorten van besluiten van de Dienst Wegverkeer (artikel 4l, tweede, derde en vijfde lid):

(1) Alle door de Dienst Wegverkeer vast te stellen tarieven.

Omdat de Minister van Verkeer en Waterstaat álle tarieven van de Dienst Wegverkeer dient goed te keuren is de noodzaak om ter zake bij algemene maatregel van bestuur regels vast te stellen, komen te vervallen. De hiertoe strekkende basis wordt om deze reden vervangen door een expliciete wettelijke bepaling omtrent de kostendekkendheid van de tarieven (artikel 4q, eerste lid).

(2) De financiële begroting.

De begroting vormt overigens het eerste jaar van het financiële meerjarenbeleidsplan, dat een periode van vijf jaar bestrijkt.

(3) De bestuursreglementen van de directie en de raad van toezicht.

(4) Het aangaan en garanderen van geldleningen boven een door de Minister te bepalen bedrag.

(5) Het (mede-)oprichten van of het deelnemen in rechtspersonen of vennootschappen.

(6) Het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.

Onder overeenkomsten van zwaarwegend belang wordt verstaan overeenkomsten waarbij de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat in het geding kan komen, bijvoorbeeld vanwege de politieke gevoeligheid ervan. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om transacties die belangrijke financiële risico's met zich kunnen brengen.

In het kader van het ministeriële goedkeuringsrecht zij vermeld dat de bepaling omtrent de goedkeuring van de bezoldiging van de directie van de Dienst Wegverkeer wordt verfijnd, in die zin dat als richtsnoer de bezoldigingsniveaus van vergelijkbare functies bij de ministeries zal worden gehanteerd in plaats van, zoals thans in het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW vastligt, bij de overheid in zijn algemeenheid (artikel 4l, derde lid). Met het oog op de ontwerp-aanwijzingen merk ik in dit verband overigens nog op dat bij de aanstelling van de directie geen aan de minister ondergeschikte ambtenaren of vertegenwoordigers van maatschappelijke geledingen worden benoemd.

In onderdeel A worden voorts de bepalingen omtrent door de Dienst Wegverkeer vast te stellen reglementen en jaarstukken redactioneel verduidelijkt en, voor zover aan de orde, in overeenstemming gebracht met de Ontwerp-aanwijzingen (artikel 4n, 4r, 4s). In artikel 4r wordt tevens het begrip ordelijk financieel beheer geëxpliciteerd. Bij ordelijk financieel beheer is sprake van een doelmatig functionerende organisatie, een rechtmatige, doelmatige en beheerste begrotingsuitvoering en een ordelijke bedrijfsvoering, mede omvattende een doelmatig en ordelijk beheer van de vermogensbestanddelen.

De laatste in onderdeel A opgenomen aanpassingen aan de ontwerp-aanwijzingen betreffen het algemeen verkrijgbaar stellen van de jaarstukken van de Dienst Wegverkeer (artikel 4s, vijfde lid) alsmede de bevoegdheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat om omtrent deze jaarstukken en dergelijke nadere regels vast te stellen (artikel 4t, derde lid). Overigens wordt met het in het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW genoemde jaarverslag hetzelfde bedoeld als met het in de ontwerp-aanwijzingen genoemde jaarlijkse verslag van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de werkwijze in het bijzonder.

Tot slot wordt in onderdeel A de in het kader van de door de minister en de raad van toezicht te verlenen goedkeuring van stukken vastgestelde beslistermijn teruggebracht van drie maanden tot zes weken om onnodige vertraging te voorkomen (artikelen 4v en 4w), en wordt het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst 1994 op de Dienst Wegverkeer van toepassing verklaard (artikel 4y).

Onderdelen B, M en N

In onderdeel B wordt allereerst de tekst van het in het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW opgenomen artikel 22, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gewijzigd. De zinsnede «of een andere door Onze Minister aangewezen instantie» wordt geschrapt. Het betreft hier de wijze waarop derden worden ingeschakeld bij het verrichten van beproevingen in het kader van een typegoedkeuring voor een voertuig(-onderdeel). Thans is de RDW bevoegd deze beproevingen te verrichten en schakelt voor enkele waarvoor zeer specialistische kennis is vereist via privaatrechtelijke weg derden in (TNO, KEMA). Bij nader inzien verdient deze huidige opzet ook in de situatie na verzelfstandiging de voorkeur boven de eerder gekozen aanwijzingsconstructie.

Voorts wordt in onderdeel B, evenals in de onderdelen M en N, ten behoeve van een eenduidige regeling ter zake het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW gewijzigd opdat de Dienst Wegverkeer in alle gevallen waarin de Dienst uit zijn registers aan autoriteiten informatie verstrekt bepaalt op welke wijze dit gebeurt.

Onderdelen D, E, G, I en K (onderdelen JA en JB)

De in de onderdelen D onder EC punt 2, E onder FA, G onder FF punt 2, I onder IA en IC punt 2, en K onder JA voorgestelde wijzigingen houden verband met het feit dat het verlenen van erkenningen tot de taak van de Dienst Wegverkeer behoort, terwijl het vaststellen van voorschriften die aan een erkenning worden verbonden alsmede het vaststellen van regels daaromtrent tot de taak van de minister van Verkeer en Waterstaat behoort. De onderhavige wijzigingen maken deze taakverdeling inzichtelijk.

Als gevolg van de wijzigingen is het voorts niet meer noodzakelijk te bepalen dat de minister de voorschriften in bepaalde gevallen kan wijzigen; deze mogelijkheid ligt reeds in zijn bevoegdheden besloten.

De in de onderdelen E onder FB, I onder IB, en K onder JB vervatte wijzigingen hebben tot doel een dubbeling in de toezichtbepalingen bij de erkenningsregelingen bedrijfsvoorraad en wijziging constructie weg te nemen. Bij de erkenningsregeling periodieke keuring worden de toezichtbepalingen niet gewijzigd (afgezien van een tekstuele wijziging) omdat hier sprake is van een bijzondere situatie als gevolg van het instrument «steekproef».

Onderdelen H, J en L

De voorgestelde wijzigingen strekken ertoe deze onderdelen alsnog af te stemmen op de in artikel I, onderdelen K, L en P, van het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de artikelen 84, 101 en 111 van de Wegenverkeerswet 1994.

Onderdelen O en P

In onderdeel O wordt, afgezien van een aanpassing in verband met hetgeen bij onderdeel A is vermeld over de algemene maatregel van bestuur inzake tarieven, overeenkomstig de ontwerp-aanwijzingen een regeling getroffen voor de overgang van archiefbescheiden (artikel III, nieuw vijfde lid). Onderdeel P voorziet in een regeling voor de overgang van lopende wettelijke procedures, rechtsgedingen en door de Nationale ombudsman ingestelde onderzoeken van de Rijksdienst voor het Wegverkeer op de verzelfstandigde Dienst Wegverkeer.

Onderdeel Q

In onderdeel Q wordt allereerst de in het wetsvoorstel verzelfstandiging RDW opgenomen bepaling ter zake van de evaluatie van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer uitgebreid en aldus in overeenstemming gebracht met de hieromtrent in de ontwerp-aanwijzingen opgenomen bepaling (artikel VI).

Voorts worden (de wijzigingen van) de overige op de taken van de Dienst Wegverkeer betrekking hebbende wetten in overeenstemming gebracht met hetgeen hiervoor is vermeld in de toelichting bij onderdeel A.

In de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt voorzien in de eerder ook in de andere wetten verankerde basis voor de vaststelling van de wijze van betaling van tarieven (artikel XI).

De wijziging van artikel 17 van de Wet inzake de Luchtverontreiniging voorziet in de mogelijkheid dat, indien aanwijzing door de betrokken ministers niet opportuun is, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de keuringsinstanties worden aangewezen (artikel XII). Op grond hiervan is het gewenst in het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging en het Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging de Dienst Wegverkeer als keuringsinstantie aan te wijzen.

In de Rijtijdenwet en in de voor deze wet in de plaats tredende Arbeidstijdenwet wordt een basis gecreëerd voor de reeds nu aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer opgedragen taken met betrekking tot de goedkeuring van tachografen en registratiebladen (artikelen VII en XIII).

Ten slotte wordt in de Vleeskeuringswet een basis gelegd voor de momenteel reeds door de Rijksdienst voor het Wegverkeer verrichte keuringen van voertuigen voor het vervoer van niet volledig gekoeld varkensvlees, alsmede voor het heffen van een tarief voor deze keuringen. Dit tarief behoeft overigens, evenals alle overige door de Dienst Wegverkeer vast te stellen tarieven, de goedkeuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat (artikel XIV).

Artikel III

Met de inwerkingtreding van hoofdstuk VI van de Wegenverkeerswet 1994 wordt eveneens een aanvang gemaakt met het doen onderwerpen van bestuurders aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). Bij de voorbereiding van de uitvoering van de EMA is gebleken dat een deel van de thans bij de overeenkomstige Alcohol Verkeers Cursus (AVC) werkzame docenten niet aan de in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen 1993 gestelde eisen kan voldoen. Het ligt in de bedoeling dat de AVC komt te vervallen en dat de docenten die thans in het kader van de AVC werkzaam zijn en die een jarenlange ervaring op dit terrein hebben, overstappen naar de EMA. In verband hiermede wordt voorgesteld het bepaalde in artikel 17 van de WRM 1993, dat voor een dergelijke overstap een beletsel vormt, bij wijze van overgangsmaatregel niet van toepassing te doen zijn op de betrokken docenten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven