24 496
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en van een aantal andere wetten

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en van een aantal andere wetten.

De toelichtende memorie (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

14 november 1995

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gebleken de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten te wijzigen alsmede een aantal andere wetten op die wet af te stemmen dan wel nader op die wet af te stemmen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. aanhangwagen: voertuig dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig. In het bepaalde krachtens deze wet kan onder aanhangwagen tevens worden verstaan een voertuig dat door een ander voertuig wordt voortbewogen of kennelijk is bestemd om door een ander voertuig te worden voortbewogen;

2. In de onderdelen g, h en j vervalt het woord «een».

3. In de onderdelen i en l vervalt het woord «het».

B. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede «als bestuurder te besturen of te doen besturen» vervangen door de zinsnede «te besturen of als bestuurder te doen besturen».

2. In het zesde lid wordt «het daartoe bevoegde gezag in het buitenland» vervangen door: «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».

3. Het achtste lid komt te luiden:

8. Voor de toepassing van het tweede, vijfde, en zevende lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.

C. Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent het toepassen van verkeerstekens en onderborden alsmede omtrent het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld betreffende het toepassen van verkeerstekens en onderborden. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende inrichting, plaatsing, kleur, afmeting en materiaal van verkeerstekens en onderborden.

D. Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

E. In artikel 16 wordt de zinsnede «verkeerstekens, onderborden en aanduidingen» telkens vervangen door de zinsnede «verkeerstekens en onderborden».

F. Artikel 22, derde lid, komt te luiden:

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende de organisatie van de aanvrager, het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht, het door de aanvrager voor de keuring ter beschikking stellen van voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers, het door de aanvrager overleggen van bescheiden en verstrekken van inlichtingen ter zake van de keuring alsmede betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.

G. Artikel 37, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd;

1. De komma aan het eind van punt 3 wordt vervangen door het woord «en».

2. Punt 4 komt te luiden:

4. motorrijtuigen met beperkte snelheid;

3. Punt 5 vervalt.

H. Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 108, onderdeel d,» vervangen door «artikel 108, eerste lid, onderdeel h».

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «een uittreksel uit het bevolkingsregister» vervangen door «een de aanvrager betreffend gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens.»

3. Het zesde lid komt te luiden:

6. De in het vijfde lid bedoelde regels kunnen mede dienstbaar zijn aan de heffing van de belasting van personenauto's en motorrijwielen en van de motorrijtuigenbelasting alsmede aan de afdracht van de krachtens een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst op grond van de Wet milieubeheer verschuldigde verwijderingsbijdrage voor autowrakken.

I. Artikel 62, vierde lid, komt te luiden:

4. Onze Minister kan aan een erkenning voorschriften verbinden. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.

J. In artikel 80, eerste lid, wordt «door hem» vervangen door «bij ministeriële regeling».

K. Aan artikel 84, eerste lid, wordt toegevoegd:

Ten aanzien van de voor de keuringen benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.

L. Artikel 101, eerste lid, komt te luiden:

1. De erkenning wordt door Onze Minister op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de organisatie van de aanvrager, het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht, alsmede de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur. Ten aanzien van de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.

M. Artikel 108 komt te luiden:

Artikel 108

1. Artikel 107 is niet van toepassing op bestuurders van:

a. bromfietsen, invalidenvoertuigen die zijn uitgerust met een motor, landbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;

b. motorrijtuigen, gedurende de tijd dat aan die bestuurders rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven, voor zover het motorrijtuig daarbij niet onder toezicht wordt bestuurd en overigens is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden;

c. motorrijtuigen, gedurende de tijd dat door die bestuurders een rijproef wordt afgelegd in het kader van een onderzoek, door of vanwege de overheid ingesteld, naar hun rijvaardigheid of geschiktheid, voor zover het motorrijtuig daarbij niet onder toezicht wordt bestuurd en overigens is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden;

d. motorrijtuigen, indien aan die bestuurders in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of indien zij behoren tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, en aan hen door het daartoe bevoegde gezag in de Staat van herkomst of één van zijn samenstellende delen een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden;

e. motorrijtuigen, indien die bestuurders lid zijn van een krijgsmacht of behoren tot de civiele dienst van een krijgsmacht die in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland is gelegerd, dan wel behoren tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, en aan hen door het daartoe bevoegde gezag in de Staat van herkomst of één van zijn samenstellende delen een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden;

f. motorrijtuigen, indien die bestuurders buiten Nederland woonachtig zijn en zij zich bevinden in het internationaal verkeer, mits aan hen door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden alsmede, in de gevallen waarin zulks is vereist op grond van internationale overeenkomsten die Nederland binden, aan hen buiten Nederland een internationaal rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden;

g. motorrijtuigen, indien die bestuurders in Nederland woonachtig zijn en aan hen door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden, zo lang sedert de dag waarop zij zich in Nederland hebben gevestigd, nog geen 185 dagen zijn verstreken;

h. motorrijtuigen, indien die bestuurders in Nederland woonachtig zijn en aan hen door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden, voor de duur van de bij registratie van dat rijbewijs in het rijbewijzenregister vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland dan wel, indien dat rijbewijs niet is geregistreerd in het rijbewijzenregister of indien de bij registratie vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland korter is dan een jaar, zo lang sedert de dag waarop zij zich in Nederland hebben gevestigd, nog geen jaar is verstreken.

2. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld ter uitvoering van de in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde algemene maatregel van bestuur.

N. De artikelen 108a tot en met 109 worden vervangen door:

Artikel 109

1. De bij de registratie, bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel h, vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland bedraagt:

a. indien het rijbewijs is afgegeven aan een houder die op de datum van afgifte de leeftijd van 60 jaren nog niet had bereikt, 10 jaren gerekend vanaf de datum van afgifte;

b. indien het rijbewijs is afgegeven aan een houder die op de datum van afgifte de leeftijd van 60 jaren doch nog niet die van 65 jaren had bereikt, de periode tot de datum waarop de houder de leeftijd van 70 jaren bereikt;

c. indien het rijbewijs is afgegeven aan een houder die op de datum van afgifte de leeftijd van 65 jaren had bereikt, 5 jaren, gerekend vanaf de datum van afgifte.

2. De registratie geschiedt op aanvraag van de houder.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels met betrekking tot de registratie vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van die regels voorschriften worden vastgesteld.

O. Artikel 110a wordt vervangen door de volgende artikelen:

Artikel 110a

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen vastgesteld met betrekking tot motorrijtuigen waarmee:

a. rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven;

b. in het kader van een door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid een rijproef wordt afgelegd.

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van het eerste lid worden vastgesteld.

Artikel 110b

1. Het is degene die rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft, verboden zodanig rijonderricht te geven indien:

a. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, niet voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 110a gestelde eisen;

b. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;

c. niet wordt voldaan aan de overigens bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van het geven van rijonderricht gestelde eisen.

2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, geldt niet voor zover het rijonderricht betreft dat plaatsvindt in het kader van een opleiding voor beroepschauffeur, mits is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.

P. Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek dan wel blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt na het eerste lid een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt:

2. De aanvrager van een rijbewijs dient zich te legitimeren met een op zijn naam gesteld identificatiebewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1e of 2e, van de Wet op de identificatieplicht. Gelijke verplichting geldt voor degene ten aanzien van wie een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt ingesteld.

Q. Artikel 112, tweede en derde lid, wordt vervangen door:

2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b, c en d, wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

R. In artikel 113, vijfde lid, wordt «het tweede en het derde lid» vervangen door «het eerste en het derde lid».

S. In artikel 115, eerste lid, wordt «180, vierde lid,» vervangen door «180, derde lid,».

T. Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in het persoonsregister was ingeschreven» vervangen door «als ingezetene was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens».

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen mede betrekking hebben op de bestelling, het transport en de beveiliging van rijbewijzen, de met betrekking tot de afgifte van rijbewijzen te voeren administratie en de in het kader van de afgifteprocedure te treffen beveiligingsmaatregelen. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van die regels nadere regels worden vastgesteld.

U. In artikel 117 wordt «in het persoonsregister was ingeschreven» vervangen door «als ingezetene was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens».

V. In artikel 122, tweede lid, wordt «gesteldheid» vervangen door «geschiktheid».

W. In artikel 123, eerste lid, onderdeel b, wordt «het daartoe bevoegde gezag in het buitenland» vervangen door «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».

X. Artikel 124 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, met vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

e. het als gevonden voorwerp is ontvangen en teruggave aan de houder niet mogelijk is gebleken, mits de houder nog geen aanvraag voor een vervangend rijbewijs heeft ingediend.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. In de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde gevallen geschiedt de ongeldigverklaring door Onze Minister indien het een door hem afgegeven rijbewijs betreft. Indien het in die gevallen een niet door Onze Minister afgegeven rijbewijs betreft, alsmede in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, geschiedt de ongeldigverklaring door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen.

3. In het vijfde lid wordt «Onze Minister kan nadere regels vaststellen» vervangen door «Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld».

Y. Artikel 127, tweede lid, komt te luiden:

2. Aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten buiten Nederland worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de bij ministeriële regeling te bepalen wijze inlichtingen uit het register verstrekt.

Z. Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «geestelijke of lichamelijke» vervangen door «lichamelijke of geestelijke».

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt gedaan indien de betrokken bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer deel te nemen. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister toegezonden.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

AA. Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 130, derde lid, de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene voor een of meer categorieën van motorrijtuigen geschorst tot de dag waarop het in artikel 134, derde lid, bedoelde besluit van kracht wordt;

2. De tweede volzin van het vijfde lid komt te luiden:

De aan deze maatregelen verbonden kosten, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, komen ten laste van betrokkene.

3. Het zesde lid wordt vernummerd tot achtste lid.

4. Na het vijfde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden:

6. Onze Minister stelt de aard van de educatieve maatregelen vast en wijst een of meer tot toepassing van die maatregelen bevoegde deskundigen aan.

7. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste en het vijfde lid.

5. Het achtste lid (oud zesde lid) komt te luiden:

8. Voor de toepassing van het derde lid, onderdelen a, b en c, het vierde lid en het vijfde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

BB. Artikel 132 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 131, vijfde lid,» vervangen door «artikel 131, vijfde lid, of artikel 134, vierde lid,»

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Voor de toepassing van het tweede en het vijfde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

CC. Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De tweede volzin komt te luiden:

De aan deze maatregelen verbonden kosten, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, komen ten laste van betrokkene.

b. De derde volzin vervalt.

2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zevende lid.

3. Na het vierde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden:

5. Onze Minister stelt de aard van de educatieve maatregelen vast en wijst een of meer tot toepassing van die maatregelen bevoegde deskundigen aan.

6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het tweede, het derde en het vierde lid.

4. Het zevende lid (oud vijfde lid) komt te luiden:

7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

DD. In artikel 135, tweede lid, wordt «het in het eerste lid bepaalde» vervangen door «het eerste lid».

EE. In artikel 136, tweede lid, wordt «in het buitenland» vervangen door «buiten Nederland».

FF. In artikel 137 vervallen de woorden «door Onze Minister».

GG. In artikel 140, eerste lid, wordt de zinsnede «De bij ministeriële regeling met de afgifte van bromfietscertificaten belaste instantie» vervangen door «De met de afgifte van bromfietscertificaten belaste instantie».

HH. Artikel 141 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de onjuistheid» vervangen door «de onjuistheid van die gegevens».

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. Het tweede lid (oud derde lid) komt te luiden:

2. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het bromfietscertificaat is bekend gemaakt.

II. Artikel 160 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. het rijbewijs dan wel het hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs en, indien hem buiten Nederland een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat bewijs;

2. In het tweede lid wordt «bij die algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij algemene maatregel van bestuur».

JJ. Artikel 161 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

3. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «artikel 141, vierde lid» vervangen door «artikel 141, derde lid».

4. In het vierde lid (oud vijfde lid) wordt «eerste, tweede, derde en vierde lid» vervangen door «eerste, tweede en derde lid».

KK. Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde en het achtste lid wordt «ambtenaren van het Korps Rijkspolitie en van de gemeentepolitie» telkens vervangen door «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».

2. In het negende lid wordt «ambtenaren van het Korps Rijkspolitie en van de gemeentepolitie» vervangen door «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

LL. Artikel 164, eerste lid, wordt «het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen, in Aruba of in het buitenland» vervangen door «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».

MM. Artikel 169 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «om, desnoods bijgestaan door de ambtenaren van de Rijks- en gemeentepolitie, en».

2. In het derde lid vervalt «,desnoods bijgestaan door de ambtenaren van de Rijks- en gemeentepolitie,»

NN. In artikel 170, eerste lid, wordt «een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie» vervangen door «een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».

OO. In artikel 171, tweede lid, wordt in de laatste volzin «worden» vervangen door «wordt».

PP. In artikel 173, tweede lid, wordt «onbezoldigde ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie met een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie» vervangen door «buitengewoon opsporingsambtenaar met een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».

QQ. In artikel 174, eerste lid, wordt «een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie» vervangen door «een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».

RR. Artikel 177, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «110a» vervangen door «110b» en wordt «141, vierde lid,» vervangen door «141, derde lid,».

2. In onderdeel b wordt «58, vierde lid,» vervangen door «57, derde lid,».

3. In onderdeel d vervallen de woorden «bij die algemene maatregel».

SS. Artikel 179 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «in die algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij algemene maatregel van bestuur».

2. In het zevende lid wordt «voorwaarden» vervangen door «voorwaarde».

TT. Artikel 180, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij de toepassing van artikel 179 gaat de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen in en verliest elk aan de veroordeelde afgegeven rijbewijs zijn geldigheid voor de duur van de ontzegging, zodra de rechterlijke uitspraak voor wat genoemde bijkomende straf betreft, voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. De uitspraak is, voor wat die bijkomende straf betreft, niet voor tenuitvoerlegging vatbaar zolang de termijn of de termijnen waarvoor hem bij een of meer andere rechterlijke uitspraken die bevoegdheid is ontzegd, nog niet zijn verstreken.

UU. In artikel 181, derde lid, wordt «het in het tweede lid, onderdelen b en c, bepaalde» vervangen door «het tweede lid, onderdelen b en c».

ARTIKEL II

De Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 25 wordt «krachtens de Wegenverkeerswet 1994» vervangen door «bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994».

B. Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 38a

Tot 1 januari 2010 is artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 niet van toepassing op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 9.1 van het Voertuigreglement.

C. Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 1, eerste lid, onderdeel k, en 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt voor de toepassing van die wet onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet.

D. Artikel 55 vervalt.

E. Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 60a

Tot 1 januari 2010 is artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 niet van toepassing op bestuurders van motorrijtuigen als bedoeld in artikel 9.1 van het Voertuigreglement.

F. Na artikel 60a wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

Paragraaf 7a. Bromfietscertificaten

Artikel 60b

Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor afgifte van een bromfietscertificaat in aanmerking te komen, onderscheid worden gemaakt tussen degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 135 van de Wegenverkeerswet 1994 de leeftijd van 16 jaren reeds hebben bereikt, en degenen die op dat tijdstip die leeftijd nog niet hebben bereikt.

G. Artikel 61 komt te luiden:

Artikel 61

Vrijstellingen en ontheffingen van bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als vrijstellingen en ontheffingen van de overeenkomstige bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, en behouden hun geldigheid zo lang zij niet zijn vervangen door een vrijstelling of ontheffing, verleend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994.

ARTIKEL III

Het bij koninklijke boodschap van 17 december 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1992, houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, komt te luiden:

n. het met inachtneming van het bepaalde in artikel 4q vaststellen van de tarieven, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, 23, tweede lid, 26, eerste lid, 37, vierde lid, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 55, eerste lid, 63, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 70, tweede lid, 75, eerste lid, 80, eerste lid, 84, eerste lid, 86, vierde lid, 90, vierde lid, 91, vierde lid, 99, eerste lid, 101, eerste lid, 102, tweede lid, 106, eerste lid, 111, vierde lid, 128, eerste lid, en 144, eerste lid, alsmede het vaststellen van de wijze van betaling van deze tarieven. De vaststelling van de wijze van betaling behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

2. Artikel 4q, derde lid, komt te luiden:

3. Het tarief, bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor de aanvraag van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel van een kentekenbewijs omvat mede een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van de kosten van:

a. het registreren van keuringsbewijzen,

b. het ongeldig verklaren van kentekenbewijzen,

c. het verstrekken van gegevens uit het kentekenregister aan de in artikel 43, eerste en tweede lid, bedoelde autoriteiten,

d. het behandelen van klachten en ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht ingediende bezwaarschriften en beroepschriften, gericht op het handelen van de Dienst Wegverkeer,

e. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten voor zover de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast,

f. het beheer en de instandhouding van het in artikel 13, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, bedoelde register, en

g. het verstrekken van gegevens uit het in onderdeel f bedoelde register aan degenen die ingevolge de in artikel 38, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, bedoelde algemene maatregel van bestuur niet tot betaling van het ter zake vastgestelde tarief zijn gehouden.

B. In artikel I, onderdelen C, eerste lid, F, Z, MM en TT wordt de zinsnede «tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» telkens vervangen door de zinsnede «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

C. Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:

K. In artikel 44, eerste lid, wordt «tegen betaling van het bij ministeriële regeling voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief».

D. Artikel I, onderdeel M, eerste lid, komt te luiden:

1. In het eerste lid, wordt «tegen betaling van het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

E. Artikel I, onderdeel Q, eerste lid, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door «de Dienst Wegverkeer» en wordt «tegen betaling van het daarvoor door hem vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

F. In artikel I, onderdelen V en EE, eerste lid, wordt «tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

G. Artikel I, onderdeel BB, komt te luiden:

BB. In artikel 70, tweede lid, wordt «tegen betaling van het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

H. Artikel I, onderdeel CC, komt te luiden:

CC. In artikel 75, eerste lid, wordt na «betaling» toegevoegd «op de door deze vastgestelde wijze,» en komt onderdeel c te vervallen, onder vervanging van de komma en de woorden «dan wel» aan het slot van onderdeel b door een punt.

I. In artikel I, onderdeel GG, wordt «tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief», en wordt toegevoegd: Ten aanzien van de voor de keuringen benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en periodiek is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.

J. In artikel I, onderdeel OO, wordt «tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief», en wordt, met vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: alsmede de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur. Ten aanzien van de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en periodiek is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.

K. De onderdelen UU, VV en WW van artikel I vervallen.

L. Artikel I, onderdeel XX, komt te luiden:

XX. In artikel 111, vierde lid, wordt de laatste volzin vervangen door «In de overige gevallen worden het tarief en de wijze van betaling daarvan vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.»

M. Artikel I, onderdeel ZZ, komt te luiden:

ZZ. Artikel 121, eerste lid, komt te luiden:

1. De gemeenten zijn ter zake van de afgifte van rijbewijzen door de burgemeester en de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend, een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding aan de Dienst Wegverkeer verschuldigd ter zake van de kosten die verband houden met het beheer en de instandhouding van het rijbewijzenregister, het verstrekken van gegevens uit dat register aan de in artikel 127, eerste en tweede lid, bedoelde autoriteiten, het ongeldig verklaren van rijbewijzen alsmede ter zake van de kosten die verband houden met de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend.

N. Artikel I, onderdeel AAA, komt te luiden:

AAA. Artikel 124, tweede lid, komt te luiden:

2. In de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d bedoelde gevallen geschiedt de ongeldigverklaring door de Dienst Wegverkeer indien het een door deze dienst of door Onze Minister afgegeven rijbewijs betreft. Indien het in die gevallen een niet door de Dienst Wegverkeer of door Onze Minister afgegeven rijbewijs betreft, alsmede in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, geschiedt de ongeldigverklaring door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen.

O. In artikel I, onderdeel CCC, komt artikel 127, tweede lid, te luiden:

2. Aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten buiten Nederland worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de bij ministeriële regeling te bepalen wijze inlichtingen uit het register verstrekt.

P. Artikel I, onderdeel DDD, komt te luiden:

DDD. In artikel 128, eerste lid, wordt «tegen betaling van het bij ministeriële regeling voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief».

Q. Artikel I, onderdeel FFF, komt te luiden:

FFF. In artikel 140 wordt «aan het Rijk» vervangen door «aan de Dienst Wegverkeer» en wordt, door vervanging van de punt door een komma, toegevoegd «alsmede ter zake van de kosten die verband houden met het verstrekken van gegevens uit dat register aan de in artikel 143, eerste lid, bedoelde autoriteiten.».

R. Artikel I, onderdeel III, komt te luiden:

III. In artikel 144, eerste lid, wordt «tegen betaling van het bij ministeriële regeling voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief».

S. Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

1. In afwijking van de artikelen 4b, eerste lid, aanhef en onderdeel n, en 41, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 stelt Onze Minister de tarieven vast die zullen gelden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

2. Onverminderd artikel 4q, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 omvat het in artikel 48, eerste lid, van die wet bedoelde tarief voor de aanvraag van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel van een kentekenbewijs, tot 5 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, mede een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van kosten van overige aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken, voor zover de tarieven voor deze overige taken niet alle met de uitoefening van de taak gemoeide kosten dekken. De voor deze taken vastgestelde tarieven worden in de genoemde periode geleidelijk verhoogd tot kostendekkend niveau.

T. In artikel VII, onderdeel B, wordt na «verbonden tarief» toegevoegd «alsmede de wijze van betaling».

U. In artikel VIII, onderdeel C, wordt «van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» vervangen door «, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

V. In artikel IX wordt «betaling van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» gewijzigd in «betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst vastgestelde tarief».

ARTIKEL IV

In artikel 25 van de Wet op het notarisambt wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder 3e, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL V

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 77r wordt «artikel 39 van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «de artikelen 179 en 180 van de Wegenverkeerswet 1994».

B. In artikel 435f wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3e, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL VI

In artikel 1210, onderdeel e, van het Burgerlijk Wetboek wordt «een kenteken als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 1e, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een kenteken als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL VII

In artikel 47b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3e, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL VIII

In artikel 22, tweede lid, van de Wet arbeid buitenlandse werknemers wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3e, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL IX

In artikel 3a van de Wet inzake spaarbewijzen wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder 3e, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL X

In artikel 84a van de Wet personenvervoer wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3e, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL XI

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3e, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL XII

In artikel 77 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3e, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL XIII

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 154, tweede lid, wordt «artikel 40 van de Wegenverkeerswet» vervangen door «de artikelen 181 en 182 van de Wegenverkeerswet 1994».

B. In artikel 225, vijfde lid wordt «het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens» vervangen door «het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994».

C. In artikel 235, negende lid, onderdeel a, wordt «artikel 9, eerste lid, onder 1e, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL XIV

In artikel 91, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».

ARTIKEL XV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel H onder punt 3, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en dat terugwerkt tot en met 1 januari 1995.

ARTIKEL XVI

De tekst van de Wegenverkeerswet 1994 wordt in het Staatsblad geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

De Minister van Justitie,

Naar boven