Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
26 mei 2020.
De wens dat één of meer van deze verdragen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal
zal worden onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien
leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden
gegeven uiterlijk op 25 juni 2020.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2020
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer
u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging
van het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering
van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië betreffende een tijdelijke plaatsing van
troepen van het Koninkrijk der Nederlanden in Jordanië, Amman, 2 oktober 2014 (Trb. 2014, nr. 175).
Het verdrag met een initiële looptijd van één jaar tot 2 oktober 2015 zal, na een
eerste verlenging die tot 2 oktober 2016 liep (Trb. 2015, nr. 167), een tweede verlenging die tot 2 oktober 2017 liep (Trb. 2016, nr. 163), een derde verlenging die tot 2 oktober 2018 liep (Trb. 2017, nr. 176), een vierde verlenging die tot 2 oktober 2019 liep (Trb. 2018, nr. 172), en een vijfde verlenging die nu tot 2 oktober 2020 loopt (Trb. 2019, nr. 162) nu voor een zesde keer door middel van een verlengingsprotocol met een jaar worden
verlengd tot 2 oktober 2021.
Er wordt thans met Jordanië onderhandeld over een meerjarig verdrag. Aangezien overeenstemming
nog zal moeten worden bereikt en het enige tijd zal duren voordat dit verdrag in werking
zal treden, is een nieuwe verlenging nodig om de periode tot het einde van de huidige
plaatsing alsmede de periode tot aan de inwerkingtreding van het meerjarige verdrag
te overbruggen. Dit meerjarige verdrag zal uiteraard parlementaire goedkeuring behoeven.
Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor het Europese
deel van Nederland. Het verdrag behoefde destijds op grond van artikel 7, onderdeel
c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de
Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok