24 493 (R1557) Voornemen tot verlenging van verdragen

BF/ Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 juni 2018.

De wens dat één of meer van deze verdragen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 juli 2018.

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2018

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging van het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië betreffende een tijdelijke plaatsing van troepen van het Koninkrijk der Nederlanden in Jordanië, Amman, 2 oktober 2014 (Trb. 2014, nr. 175).

Het verdrag met een initiële looptijd van één jaar tot 2 oktober 2015 zal, na een eerste verlenging die tot 2 oktober 2016 liep (Trb. 2015, nr. 167), een tweede verlenging die tot 2 oktober 2017 liep (Trb. 2016, nr. 163) en een derde verlening die tot 2 oktober 2018 loopt (Trb. 2017, nr. 176), nu voor een vierde keer door middel van een verlengingsprotocol met een jaar worden verlengd tot 2 oktober 2019.

Er wordt thans met Jordanië onderhandeld over een meerjarig verdrag. Aangezien overeenstemming over de tekst van dit meerjarige verdrag nog zal moeten worden bereikt en het enige tijd zal duren voordat dit verdrag in werking zal treden, is een nieuwe verlenging nodig om de periode tot het einde van de huidige plaatsing alsmede de periode tot aan de inwerkingtreding van het meerjarige verdrag te overbruggen. Dit meerjarige verdrag zal uiteraard parlementaire goedkeuring behoeven.

Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor het Europese deel van Nederland. Het verdrag behoefde destijds op grond van artikel 7, onderdeel c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven