24 493 (R1557) Voornemen tot verlenging van verdragen

BG/ Nr. 80 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 juni 2018.

De wens dat één of meer van deze verdragen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 juli 2018.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2018

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging van de Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Uganda betreffende de status van personeel van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden, dat aanwezig zal zijn op het grondgebied van de Republiek Uganda voor multilaterale trainings- en opleidingsactiviteiten, Kampala, 18 september 2012 (Trb. 2012, nr. 191).

Het verdrag met een initiële looptijd van één jaar tot 18 september 2013 zal, na een eerste verlenging die tot 18 september 2014 liep (Trb. 2013, nr. 220), een tweede verlenging die tot 18 september 2015 liep (Trb. 2014, nr. 181), een derde verlenging die tot 18 september 2017 liep (Trb. 2017, nr. 1) en een vierde verlenging die tot 18 september 2018 loopt, voor een vijfde keer met een jaar verlengd worden tot 18 september 2019.

Het voornemen is om met Uganda te onderhandelen over een meerjarig verdrag met dezelfde strekking. Aangezien de onderhandelingen over dit meerjarige verdrag nog moeten beginnen, is een nieuwe verlenging ter overbrugging nodig. Het meerjarige verdrag zal uiteraard parlementaire goedkeuring behoeven.

Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor het Europese deel van Nederland. Het verdrag behoefde destijds op grond van artikel 7, onderdeel c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven