24 493 (R1557) Voornemen tot verlenging van verdragen

AS/ Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 28 augustus 2015.

De wens dat één of meer van deze verdragen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 27 september 2015.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2015

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging van de volgende verdragen:

  • 1. Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië betreffende een tijdelijke plaatsing van troepen van het Koninkrijk der Nederlanden in Jordanië; Amman, 2 oktober 2014 (Trb. 2014, 175). Het verdrag heeft een initiële looptijd van één jaar tot 2 oktober 2015 en zal met een jaar worden verlengd tot 2 oktober 2016.

  • 2. Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Uganda betreffende de status van het betreffende de status van personeel van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden, dat aanwezig zal zijn op het grondgebied van de Republiek Uganda voor militaire trainings- en opleidingsactiviteiten; Kampala, 18 september 2012 (Trb. 2012, 191). Dit verdrag, dat al tweemaal eerder is verlengd tot 18 september 2015, zal dit keer met terugwerkende kracht met twee jaar worden verlengd tot 18 september 2017. Met de verlenging wordt een periode overbrugd tot de afsluiting van een meerjarig verdrag met dezelfde strekking waarover de onderhandelingen thans worden opgestart. Dit meerjarige verdrag zal parlementaire goedkeuring behoeven.

Voor wat het Koninkrijk betreft, gelden de te verlengen verdragen alleen voor het Europese deel van Nederland. De verdragen behoefden destijds op grond van artikel 7, onderdeel c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven