24 493 (R 1557)
Voornemen tot verlenging van verdragen

U
nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2009

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 juni 2009.

De wens dat één of meer van deze verdragen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen kan door of namens een van de kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 juli 2009.

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer U mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot het sluiten van de volgende verlengingsverdragen:

• Verlenging van de op 3 maart 2006 te Washington tot stand gekomen briefwisseling houdende een Overeenkomst tussen de Regeringen van de Benelux-landen en de Regering van het Gemenebest van de Bahama’s inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van diplomatieke en officiële of dienstpaspoorten (Trb. 2006, 143). Dit verdrag is op 1 april 2009 in werking getreden. Het verdrag heeft zoals gebruikelijk een initiële looptijd van één jaar; de verlenging zal voor onbepaalde tijd geschieden.

Dit verdrag geldt voor het gehele Koninkrijk.

• Verlenging van de op 26 augustus 2004 te Paramaribo tot stand gekomen notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de status van Nederlandse militairen en Nederlands burgerpersoneel, aanwezig in Suriname in verband met training en opleiding (Trb. 2004, 243 en Trb. 2008, 149). Dit verdrag, dat reeds viermaal eerder is verlengd, wordt met een jaar verlengd tot 26 augustus 2010, in afwachting van de bekrachtiging door Suriname van het op 2 april 2008 te Paramaribo tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de status van militair en burgerpersoneel van het Ministerie van Defensie van Nederland dat in verband met opleidingen en trainingen aanwezig zal zijn in de Republiek Suriname (Trb. 2008, 106). Dit meerjarige verdrag is hier te lande reeds parlementair goedgekeurd.

Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor Nederland.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven