nr. 198
nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2001
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 31 januari 2001.
De wens dat één of meer van deze uitvoeringsverdragen aan
de goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen kan door of namens
een van de kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan
wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van
de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven
uiterlijk op 2 maart 2001.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel
e, van die Rijkswet, deel ik U mede dat de regering het voornemen heeft om
over te gaan tot verlenging van de volgende verdragen:
1. De op 30 augustus 2000 te Beijing totstandgekomen Verdragen tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China inzake:
– het «Qomolangma Conservation Project» (Trb. 2000,
121)1;
– een project ter bevordering van milieu-management in de Chinese
industriesector (Trb. 2000, 122)1;
– een project voor «environmental efficiency» ten behoeve
van een verbetering van productieprocessen in de Chinese industriesector (Trb.
2000, 123)1; en
– het project «Strengthening of China's environmental technology
manufacturing sector (Trb. 2000, 124)1.
Wat het Koninkrijk betreft, gelden de genoemde verdragen alleen voor Nederland.
De genoemde verdragen hebben een initïele looptijd van één
jaar; de verlenging zal voor onbepaalde tijd c.q de duur van het project gelden.
2. Het op 24 september 1995 te Washington totstandgekomen Multilateraal
Verdrag inzake de exploitatie van het Caribische Centrum voor Epidemiologie
(Trb. 1996, 22).
Wat het Koninkrijk betreft, geldt het Verdrag voor de Nederlandse Antillen
en Aruba.
De activiteiten van het Centrum worden verlengd door middel van een nieuw
verdrag, dat inhoudelijk (nagenoeg) gelijkluidend is aan het verdrag van 1995.
Het verlengingsverdrag heeft een looptijd van vijf jaren en loopt op 31
december 2005 af.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen