nr. 81
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
's-Gravenhage, 25 oktober 1995
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 8 november 1995. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers
of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden
van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba te kennen
worden gegeven uiterlijk op 8 december 1995.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, eerste lid, juncto artikel
2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk
gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring voor te leggen
het voornemen tot opzegging voor wat betreft Aruba van de op 23 oktober 1978
te Genève tot stand gekomen Herziene Akte houdende wijziging van het
Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1981, 205),1 het op 25 juni 1969 te Genève tot stand gekomen
Verdrag betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw (Arbeidsverdrag Nr.
129), (Trb. 1970, 74)1 en het op 23 juni 1975
te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende organisaties van personen
die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling
(Arbeidsverdrag Nr. 141) (Trb. 1976, 29).1
Een toelichtende nota bij dit voornemen treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Aruba gevraagd.
Aan de Gouverneur van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 8 november
1995 voor te leggen aan de Staten van Aruba.
De Gevolmachtigde Minister van Aruba is van deze voorlegging in kennis
gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken
H. A. F. M. O. van Mierlo
Toelichtende nota
Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar
gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid,
onder b, van de Wet op de Raad van State).
In het kader van de verkrijging van de Status Aparte hebben de toenmalige
Arubaanse autoriteiten te kennen gegeven medegelding voor Aruba wenselijk
te achten van een aantal verdragen, waaronder:
– de op 23 oktober 1978 te Genève tot stand gekomen Herziene
Akte houdende wijziging van het Internationaal Verdrag tot bescherming van
kweekprodukten (Trb. 1981, 205);
– het op 25 juni 1969 te Genève tot stand gekomen Verdrag
betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw (Arbeidsverdrag Nr. 129) (Trb.
1970, 74) en
– het op 23 juni 1975 te Genève tot stand gekomen Verdrag
betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en
hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling (Arbeidsverdrag Nr. 141) (Trb.
1976, 29).
Bij Rijkswet van 12 december 1985, houdende goedkeuring van verdragen
in verband met het verkrijgen van de hoedanigheid van land in het Koninkrijk
door Aruba (Stb. 668), zijn deze verdragen voor Aruba goedgekeurd, waarna
de gelding van deze verdragen voor wat het Koninkrijk betreft is uitgebreid
tot Aruba.
Inmiddels is echter het inzicht gerijpt dat de binding van Aruba aan deze
verdragen op een vergissing berust. Op Aruba vinden namelijk geen activiteiten
met betrekking tot kweekprodukten plaats en de landbouw neemt, vanwege de
klimatologische omstandigheden en een gebrek aan goede grond, een dermate
kleine plaats in dat deze niet van belang is. Voorts is gerealiseerd dat bij
de binding over het hoofd is gezien dat er op Aruba geen bij de verdragen
behorende uitvoeringswetgeving was en is. Dat die uitvoeringswetgeving ontbreekt
is overigens ook wel logisch, gelet op de non-existentie van activiteiten
op de onderhavige terreinen op Aruba.
Hoewel de binding van Aruba aan de verdragen zonder bijbehorende wetgeving
in de praktijk gelukkig nooit tot enige moeilijkheid aanleiding heeft gegeven,
lijkt het wenselijk om nu een eind te maken aan de geschetste irreguliere
situatie.
Door de opzegging van de Herziene Akte met betrekking tot het kweekproduktenverdrag
vervalt ook de binding aan het op 2 december 1961 te Parijs tot stand gekomen
Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1962, 21)
en de op 10 november 1972 te Genève tot stand gekomen Aanvullende Akte
van 10 november 1972 houdende wijziging van het Internationale Verdrag tot
bescherming van kweekprodukten (Trb. 1974, 1), waaraan Aruba is gebonden door
de binding van de Herziene Akte.
Hoewel formeel goedkeuring wordt gevraagd voor het voornemen tot opzegging,
ligt het in feite in de bedoeling om de beëindiging van de binding voor
wat betreft Aruba niet beslag te doen krijgen door middel van opzegging, maar
te trachten te komen tot beëindiging van de binding op basis van het
feit dat de totstandbrenging daarvan destijds op een abuis heeft berust, daarbij
een beroep doende op artikel 54 van het op 23 mei 1969 te Wenen tot stand
gekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972,
51), krachtens hetwelk de terugtrekking uit een verdrag ten alle tijde mogelijk
is door overeenstemming tussen alle partijen. Dit is met name van belang in
verband met het feit dat de hier in het geding zijnde arbeidsverdragen ingevolge
hun opzeggingsbepalingen pas in 1997, respectievelijk 2002 opgezegd zouden
kunnen worden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo