24 490
Compensatie erfpachters strategische gronden

27 924
Pachtbeleid

nr. 23
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 oktober 2005

Binnen de vaste commissie voor Financiën heeft de fractie van het CDA de behoefte om over de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 16 augustus 2005 (Kamerstuk 24 490, nr. 21) inzake de compensatie voor erfpachters van strategische gronden, enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 30 september 2005 aan de staatssecretaris voorgelegd. Bij brief van 27 oktober 2005 zijn ze door de staatssecretaris van Financiën beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente

I Vragen en opmerkingen vanuit de fractie van het CDA

Begrijpt u dat uw brief die 16 augustus 2005 naar de Kamer is gestuurd nog steeds tot onzekerheid leidt bij de erfpachters van strategische gronden over het continueren van het agrarisch bedrijf voor hun opvolger of voor henzelf elders?

Wat wordt door u verstaan onder een vervangend bedrijf dat acceptabel is voor de betreffende erfpachter? Als een vervangend bedrijf wordt aangeboden, onder welke condities mag dit geweigerd worden?

In uw brief van 16 augustus staat «als verplaatsing niet mogelijk is kan de vertrekkende erfpachter gecompenseerd worden op basis van de Onteigeningswet». In welke gevallen wordt de vertrekkende erfpachter wel en in welke situaties wordt hij niet gecompenseerd?

Als men weigert op «oneigenlijke» gronden, wat gebeurt er dan?

Wat is qua tijd, procedures en financiën beter en interessanter voor de dienst Domeinen: een vervangend bedrijf aanbieden; vergoeden op basis van de Onteigeningswet of vergoeden op basis van de vrije verkoopwaarde met voorzetting agrarisch gebruik nadat het blote eigendom in handen van de erfpachter is gekomen tegen de conditie dat terug verkocht moet worden aan Domeinen?

Wat is qua tijd, procedures en financiën beter voor de zittende erfpachters naar uw mening?

Daarbij merken de leden van de CDA-fractie op dat de zittende erfpachters grote meerwaarde zien in het voorstel van de GIBO-groep omdat ze op deze manier financieel zeker weten dat ze verder kunnen gaan met hun bedrijf.

Het voorstel van de GIBO-groep houdt in dat zittende erfpachters het blote eigendom verwerven onder de conditie dat het terug verkocht moet worden aan Domeinen tegen de vrije verkoopwaarde met voortzetting agrarisch gebruik op het moment dat de gronden nodig zijn. In uw brief van 22 december 2004 legt u uit waarom het voorstel in uw ogen geen voordelen heeft, maar voor de zittende erfpachters heeft dit voorstel het voordeel dat zij weten dat zij voldoende geld krijgen om op een plek naar keuze een nieuw bedrijf te starten. De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarom het voorstel van de GIBO-groep niet acceptabel zou zijn.

II Antwoord van de staatssecretaris

Naar aanleiding van mijn brief van 16 augustus jl. (Kamerstukken II, 2004/05, 24 490, nr. 21) inzake de compensatie voor erfpachters van strategische gronden heeft de fractie van het CDA binnen de vaste commissie voor Financiën mij enkele vragen en opmerkingen voorgelegd. Hierover het volgende.

Agrarische ondernemers in gebieden waar de ruimtelijke bestemming verandert worden geconfronteerd met onzekerheden over bedrijfscontinuïteit. Zij staan op termijn voor de keuze om hun bedrijf aan te passen, te verplaatsen dan wel te beëindigen. Dit soort keuzes zijn ingrijpend. Ik ben er mij van bewust dat deze problematiek onder andere speelt bij de erfpachters van strategische grond van Domeinen.

Het beleid van Domeinen is er op gericht om erfpachters die voor nieuwe ruimtelijke bestemmingen moeten wijken een alternatief op maat te bieden. De insteek is om ondernemers die hun bedrijf willen voortzetten een alternatieve locatie aan te bieden. Er kan ook een financiële vergoeding worden overeengekomen. De regelgeving van de Onteigeningswet vormt hierbij een vangnet voor het geval partijen er onderling niet uitkomen. Te allen tijde is het uitgangspunt dat de erfpachter qua vermogen en inkomen in een gelijkwaardige positie blijft. Geconcludeerd kan worden dat de vrees van erfpachters om onvoldoende gecompenseerd te worden ongegrond is.

Aangaande het voorstel van de GIBO-groep wil ik opmerken dat ik mijn standpunt onverkort handhaaf. Zowel uit financieel oogpunt als vanwege doelmatigheid acht ik de verkoop van de blote eigendom van strategische grond aan zittende erfpachters ongewenst.

Naar boven